“Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: als de graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft zij alleen.”
Onze Heer en Heiland was naar deze aarde gekomen “opdat Hij ons tot God zou brengen” (1 Petr. 3:18). In Zijn leven kon het onreine niet met Hem, de Reine, verenigd worden. Alleen door Zijn lijden en dood kon de weg geplaveid worden. “Als de graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft zij alleen.” Maar loof de Heer dat Hij, Die het leven en de bron van alle leven was, bereid was om deze weg van de dood te gaan! Zijn werk heeft ons van onze zonden verlost, ons met God verzoend, ons van straf en dood bevrijd en de weg voor ons gebaand om eeuwig leven te bezitten.
In Zijn dood en opstanding zijn we één met Hem gemaakt; de graankorrel die in de aarde viel en stierf, heeft vrucht gedragen in de opstanding. “Zoals Hij is, ook wij zijn in deze wereld” (1 Joh. 4:17). Wij zijn niet zoals Hij was toen Hij op aarde wandelde, maar zoals Hij nu is, opgestaan uit de dood en verheerlijkt aan de rechterhand van God. “Zoals de Hemelse is, zo zijn ook de hemelsen” (1 Kor. 15:48). Het offer, dat de mens met God verzoende moest een zuiver, smetteloos offer zijn dat welgevallig was in de ogen van God. Zo’n offer kon niet op aarde gevonden worden. God had Zelf een offer gekozen in Zijn geliefde Zoon en Hem naar deze aarde gezonden. Zijn heiligheid en volmaaktheid werden geopenbaard in Zijn leven.
Als mens verheerlijkte Hij God volmaakt en bewees Hij dat Hij smetteloos was, zodat Hij het geschikte zondoffer was, dat tegelijkertijd een welriekende geur voor God was. Maar Zijn leven, zo zuiver als het was, kon ons niet verlossen, want daarvoor was Zijn dood nodig. En Hij heeft het in al zijn bitterheid gesmaakt.
© Herr ist nahe
Geplaatst in: Christendom, Overdenking bijbeltekst
© Frisse Wateren, FW