“Is niet Mijn woord zó, als het vuur, spreekt de HEERE,
of als een hamer die een rots verplettert?”
Een trouwe Christin schonk een goddeloze man in haar omgeving een Bijbel, hoewel hij dreigde de Bijbel in het vuur te werpen als de bezoekster de woning verlaten zou hebben. Nauwelijks was zij vertrokken of hij probeerde zijn dreigement waar te maken. Zijn vrouw smeekte hem om het niet te doen maar toen hij bij zijn voornemen bleef, verliet ze snel de woning.
Toen zij na een poosje terugkwam, had de man intussen de Bijbel verscheurd en verbrand. Daarbij was een enkel blad op de grond gevallen. De vrouw raapte het op. Maar de man rukte het uit haar hand om ook dit laatste blad te verbranden. Maar voordat hij het in de vlammen wierp, viel zijn blik op de spreuk: “De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar Mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan”. In de volgende nacht werd de man zeer onrustig. Slapeloos draaide hij zich op zijn bed heen en weer. Uiteindelijk vroeg hij zijn vrouw: “Kun jij me zeggen waar die vrouw woont, die mij die Bijbel heeft gegeven?”
Gelukkig wist zijn vrouw waar zij woonde. Zodra het dag werd ging hij naar haar toe en vertelde haar wat dat ene woord uit de Bijbel bij hem had aangericht. Zij gaf hem meteen een andere Bijbel. Hij nam ze mee naar huis maar niet om te verbranden, maar om er in te lezen. En zo mocht hij ervaren hoe een goddeloze zondaar, zoals hij, gered kon worden. Het duurde niet lang dat deze boze mens een gedenksteen van de genade van God was geworden.
Laten wij daarom onverstoorbaar het Woord van God verspreiden, het heeft Goddelijke kracht en verplettert rotsen, waar het menselijke hart zo vaak op lijkt.
Geplaatst in: Overdenking bijbeltekst
© Frisse Wateren, FW