4 jaar geleden

Jakobus 1 vers 2 en 3

“Acht het enkel vreugde, mijn broeders, wanneer u in allerlei verzoekingen valt, daar u weet dat de beproefdheid van uw geloof volharding bewerkt.”

 

Een man die in rijkdom, welzijn en genotzucht geleefd had, verloor al zijn bezittingen en werd daarover heel mismoedig. Om zich te vermaken en te ontspannen verliet hij de stad en ging naar het platteland. Hij kwam eerst in een dorp, waar hij een boer zag, die in de schuur het graan met een schop  omkeerde. Hij vroeg hem waarom hij dat deed. De boer antwoordde: “Opdat het graan geen schade oploopt en verrot.”

Daarna kwam hij op een veld en zag toe, hoe iemand aan het ploegen was. Ook deze vroeg hij met welk doel hij dat deed. Het antwoord luidde: “Zodat de grond los gaat zitten om de zaden en de regen en de zonneschijn op te kunnen nemen.”

Tenslotte kwam hij in een wijngaard waar een wijnbouwer de ranken snoeide. Hij vroeg hem eveneens, waarom hij dat deed. De wijnbouwer antwoordde dat hij de ranken snoeide, opdat deze veel en goede vruchten dragen zou.

Toen overdacht hij bij zichzelf mismoedig: Waarom is mijn ziel zo angstig? Ik ben de tarwe die moet worden omgegooid, zodat ik niet verga. Ik ben de grond die omgeploegd wordt, om zegen van de hemel te ontvangen. Ik ben de rank die gesnoeid moet worden, opdat ik goede vruchten draag voor de eeuwigheid. Vanaf dat moment droeg hij berustend zijn problemen als tuchtiging of zorg van de kant van de Heer tot zijn zegen.

“Nu schijnt alle tuchtiging wel op het ogenblik zelf geen reden voor vreugde maar voor droefheid te zijn, maar daarna geeft zij aan hen die erdoor geoefend zijn, een vreedzame vrucht van gerechtigheid” (Hebr. 12:11). Alles wat we tegenkomen, gebeurt tot ons “nut, opdat wij aan Zijn heiligheid deel zouden krijgen” (Hebr. 12:10).

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW