Les 22
Beste cursist(e),
Het veertigjarig verblijf van Mozes in de school van Faraö kon hem niet geschikt maken om zijn volk te redden. Het tegendeel blijkt zelfs uit zijn moord op de Egyptenaar in Exodus 2:12; ook al was hij toen “machtig in woorden en in werken” (Handelingen 7:22). Nee, hij had nog veertig jaar opleiding nodig in de “school van God”. Een eenzame school in de woestijn, tussen de schapen, om geduld en zachtmoedigheid te leren.
En nu openbaart God Zich aan Mozes, lezen we in Exodus 3. Voor Hagar had God een put gekozen, voor Jakob een ladder en voor Mozes een brandend braambos. God wil Zijn genade met Zijn volk aan Mozes tonen. Het volk Israël is in de vuuroven (ijzeroven; Deuteronomium 4:20) van Egypte door de Heere beproefd en niet door het vuur verteerd, zoals ook bij het braambos.
Ook nu ondergaan gelovigen soms het vuur van de beproeving. Dit heeft tot doel, dat we het zondige wat we nog in ons leven toelaten, opruimen.
Branden betekent lijden. Het volk is in lijden, maar is niet verteerd. Integendeel. God zorgt voor Zijn volk. Het zijn heerlijke woorden, die de Heere zegt tegen Mozes in vers 7 en 8.
Vraag 1. Welke les kunnen wij leren uit deze woorden?
……………………………………………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………………………….
En Mozes? Is hij blij met Gods woorden? Nee, hij trekt zich terug en maakt allerlei tegenwerpingen.
Zijn zelfvertrouwen is weg. Nu denken we misschien dat dat goed is, we moeten immers niet op onszelf vertrouwen. Dat is juist! Maar … Mozes stelt zijn vertrouwen ook nog niet op de Heere. En dat is heel ernstig! Mozes moet nog leren, dat als God iemand een opdracht geeft, Hij hem ook zal helpen!
Vraag 2. Dan maakt God Zijn Naam aan Mozes bekend. Welke Naam?
……………………………………………………………………………………………………………………….
De HEERE God is de EEUWIGE, ONVERANDERLIJKE. God blijft steeds DEZELFDE! Deze zelfde gedachte komen we tegen in Jesaja 43:11, 13, 15 en 25. Ook daar lezen we steeds opnieuw: “Ik ben …”.
De Heer blijft trouw aan Zijn beloften! Hij voert Zijn plannen uit! In die tijd had God plannen met Israël. Maar ook nu heeft Hij Zijn volk niet vergeten. Ook al is Israël nu verhard. In Romeinen 11:25 lezen we daar over, maar er staat ook: “… totdat”! Een klein woordje, met een grote betekenis.
Vraag 3. En wat lezen we in Romeinen 11:1 over de verhouding van God en Israël in deze tijd, in deze bedeling?
……………………………………………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………………………….
Dit heeft dus betrekking op God en Zijn aardse volk, Israël.
Voor iedereen, jood en heiden (Romeinen 9:24), die de Heer Jezus als Heiland mag kennen en daarom bij Zijn hemels volk horen, geldt iets heel nieuws. Aan hen heeft de Heer Jezus een veel hogere Naam van God bekend gemaakt! Lees maar eens Johannes 17:6 en 20:17.
Vraag 4. Welke Naam is dat?
……………………………………………………………………………………………………………………….
Dat wij, verlosten, God zo mogen noemen! Wat een genade! Maar laten we nooit vergeten wat dit de Heer Jezus heeft gekost!
In Exodus 3:18 heeft God aan Mozes beloofd: “En zij zullen uw stem horen”. Wat is het dan jammer, dat we in het eerste vers van Exodus 4 lezen, dat Mozes zegt: “Maar zie, zij zullen mij niet geloven, noch mijn stem horen …”.
Maar God is lankmoedig, geduldig, ook met Mozes. God geeft hem een teken: de staf wordt een slang. In de Schrift is een staf altijd een beeld van gezag, van macht. En nu zien we dat die staf verandert in een slang (beeld van satan). Dit betekent dat de verdrukking door de Egyptenaren satanisch is geworden.
Als Mozes de staart grijpt, dan wordt de slang weer een staf. Dat betekent dat satan zijn macht ontnomen zal worden.
Nu gaat satan nog rond “als een briesende leeuw, zoekende, wie hij zou kunnen verslinden” (1 Petrus 5:8). Welke uitwerking dat heeft, zien we in 2 Timótheüs 3:1 tot en met 5.
Vraag 5. Dat gebeurt nu dus. Hoe worden deze dagen daar genoemd?
……………………………………………………………………………………………………………………….
Satan zet nu nog alles op alles. Het duurt dus niet lang meer, dan …
Vraag 6. Wat gebeurt er tenslotte met hem, volgens Openbaring 20:10?
……………………………………………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………………………….
Dan is hem definitief alle macht ontnomen. God staat boven alles en is OVERWINNAAR!
Mozes krijgt nog een teken: Hij moet zijn hand in eigen boezem steken, met het gevolg dat zijn hand melaats wordt. Melaatsheid is in de Schrift een beeld van de zonde; en met boezem kunnen we denken aan het hart. Wat komt er uit het hart van de mens voort? Onreinheid.
Maar door Gods genade wordt de hand gereinigd. Christus heeft de macht van de zonde teniet gedaan. Niet alleen de macht van de slang is overwonnen, maar ook elk spoor van zijn afschuwelijk werk zal worden uitgewist.
Vraag 7. Welke geweldige woorden lezen we in Openbaring 1:5b?
……………………………………………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………………………….
Eens is Mozes op eigen houtje, zonder door God gezonden te zijn, op pad gegaan (Exodus 1:11). En nu God hem wil sturen, heeft hij allerlei bedenkingen: Hij voelt zich niet in staat (Exodus 3:11), is onwetend (Exodus 3:13), heeft geen gezag genoeg (Exodus 4:11), weet niet wat hij moet zeggen (Exodus 4:10).
Hij vraagt of God niet iemand anders naar het volk kan sturen. O, wat moet God toch een geduld hebben met Mozes!
Maar zijn wij beter?! Ook wij kunnen vaak allerlei uitvluchten bedenken, om de Heer toch maar niet gehoorzaam te zijn! Soms weten we diep in ons hart dat we bepaalde beslissingen voor de Heer moeten nemen, of ergens afstand van moeten nemen, en toch … toch proberen we er onder uit te komen. Soms noemen we allerlei Bijbelteksten, om zo ons eigen besluit aannemelijk te maken voor anderen, we proberen onszelf te rechtvaardigen, terwijl er in ons hart alleen maar onrust is. Laten we er om denken, dat we de Heer niets wijs kunnen maken!
Vraag 8. Lees maar eens Psalm 139, een Psalm van David. Welke vraag, welk gebed van hem in deze Psalm mogen ook wij doen?
……………………………………………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………………………….
In Exodus 4:24 tot en met 26 lezen we dat Mozes iets in zijn gezin in orde moet brengen. Dat moet eerst gebeuren, voordat hij op pad kan gaan om de opdracht van God te volbrengen.
Waarschijnlijk heeft Mozes onder invloed van Zippora de besnijdenis van zijn zoon nog niet voltrokken. Maar het was een gebod van de Heere (Genesis 17:10 tot en met 14). En voor Mozes is het helemaal belangrijk daaraan te gehoorzamen. Want als dienstknecht van God moet hij in alles de Heere gehoorzamen. En zo een voorbeeld voor anderen zijn!
Dan pas trekt hij verder en ontmoet Aäron.
Vraag 9. Waar ontmoet hij hem?
……………………………………………………………………………………………………………………….
Vraag 10. En waarover praten zij dan?
……………………………………………………………………………………………………………………….
Hoe is dat bij ons, als we andere gelovigen ontmoeten? Praten we dan over het weer, de vakantie of de nieuwe auto? Of praten we met elkaar over dat wat de Heer gezegd en gedaan heeft?
En als Mozes en Aäron dan bij het volk komen, dan zien we dat de Heer hun harten bewerkt heeft. Mozes was immers bang dat ze niet zouden luisteren en nu doen ze dat wel! En … ze geloven! Ja, er staat zelfs in vers 31: “en aanbaden”! En dat, terwijl ze nog in Egypte zijn!
Wat zal er op dat moment veel in het hart van Mozes zijn omgegaan! Wat had hij en hebben wij, een machtige God!
Een hartelijke groet en D.V. tot de volgende les.
Als u per email meedoet, mail dan naar het volgende emailadres: frissewateren@ctmax.nl
Geplaatst in: Bijbelcursussen
© Frisse Wateren, FW