Psalm 18 vers 20 en vers 37 (zie 2 Sam. 22:20):
20. Hij leidde mij uit in de ruimte, Hij redde mij, want Hij was mij genegen.”
“De Zoon van God, die mij heeft liefgehad en Zichzelf voor mij heeft overgegeven” (Gal. 2:20). Ja, daar begon het mee. Hij heeft mij liefgehad. Wat een wonder van liefde. Ik, zondaar mocht Zijn liefde ontdekken. Hij was mij genegen! “Hij heeft mij eerst liefgehad” (1 Joh. 4:19), want “God is liefde” (1 Joh. 4:8,16). “Ziet, welk een liefde de Vader ons gegeven heeft, dat wij kinderen van God genoemd zouden worden, en wij zijn het ook” (1 Joh. 3:1).
Laten wij daar weer eens naar kijken en naar blijven kijken. Dan worden we stil en dankbaar, dan stijgt er een loflied op uit ons hart. Kennen wij dat nog? Wij zijn immers nu kinderen van God, Die we nu ook als onze Vader kennen. Zien we Zijn liefde nog?
“Hij leidde mij uit in de ruimte.” Waar bevond ik mij dan? In de “engte”, in de “benauwdheid” van de satan, de overste van deze wereld, onze grootste vijand. Gevangen in zijn duistere klauwen. Ook David werd gered uit de hand van al zijn vijanden, zodat hij in Psalm 18 het kon zeggen: “Hij redde mij van mijn sterke vijand …” (Ps. 18:18a), de Heer greep hem en trok hem op uit grote wateren en leidde David in de ruimte, want God had ook David lief.
Ook zijn wij vrijgemaakt van de zonde waarvan wij voorheen slaven waren. Het einde van de slavernij aan de zonde is de dood en het dragen van vruchten voor de dood, maar nu slaaf van God geworden heb ik tot vrucht heiliging en als einde het eeuwige leven, de genadegave van God (zie Rom. 6:18-23). Wat een “ruimte”!
37. U hebt mijn voetstappen onder mij ruimte gegeven, mijn enkels hebben niet gewankeld.
Dit was niet een ‘eenmalige’ bevrijding, David’s wandel werd er door gekenmerkt. Zijn voetstappen kregen de ruimte die hij zo nodig had. Samen met de Heer mocht hij nu verder wandelen, Híj gaf David de ruimte. Zo ook aan u en mij. Wankelen onze enkels soms nog? Denk aan Hem, Die ruimte gaf en wandel in die ruimte samen met Hem. Hij wil ook onze voetstappen ruimte geven om de weg te bewandelen waar Zijn ruimte is, waar vreugde en kracht en genade te vinden is. Daar geeft Hij onze enkels kracht om niet te wankelen.
Psalm 31 vers 9:
“U hebt mij niet overgeleverd in de hand van de vijand, maar mijn voeten in de ruimte doen staan.”
Hij gaf niet alleen ruimte voor mijn voetstappen maar ook dat ik kan staan. Zo sta ik vast in Hem. Hij levert ons niet over aan de vijand maar geeft rust en zekerheid, ruimte! God deed mijn voeten staan in de ruimte! “Voor de vrijheid heeft Christus ons vrijgemaakt; staat dan vast en laat u niet weer onder een slavenjuk binden” (Gal. 5:1). Met het oog op de toekomst mogen we ons ook steeds weer aan het volgende herinneren: “… wat u echter hebt, houdt dat vast totdat Ik kom” (Openb. 2:25). Maar ook: “Mijn tijden zijn in Uw hand …” (Ps. 31:16). Dat geeft rust en ruimte in ons hart om stil te zijn voor Hem. “Zeker, mijn ziel is stil voor God; van Hem is mijn heil” (Ps. 62:2).
Psalm 118 vers 5:
“Uit de benauwdheid heb ik tot de HEERE geroepen, de HEERE heeft mij verhoord en in de ruimte gezet.”
Ja, er kunnen beproevingen komen en in deze benauwdheden kunnen wij op Hem een beroep – tot de Heer roepen – doen en Hij zal ons horen en Hij zal ongetwijfeld ook ons in de ruimte zetten, waar rust en kracht is, evenals Hij bij David deed. Dan kunnen wij ook met David instemmen: “… In de benauwdheid hebt u ruimte voor mij gemaakt …” (Ps. 4:2).
© Frisse Wateren
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW