4 maanden geleden

Hoofdschap en hoofdbedekking (II)

24 oktober 2005

Moeten we daar nu nog over praten? Dat is toch al lang achterhaald? In onze dagen gaan we toch niet weer oude koeien uit de sloot halen en onze geëmancipeerde vrouwen opzadelen met een ‘domme hoed’ of een ‘onnozel hoofddoekje’? Laat dat nu eventjes over aan de leden van ons koninklijk huis en andere hoogwaardigheidsbekleders wanneer zij op bepaalde gelegenheden een wedstrijd hebben wie de mooiste en vooral de meest excentrieke hoed draagt. “Blauw bloed” van de EO heeft daar wel mooi werk mee, maar val mij daar nu niet mee lastig. We proberen immers nu net om in onze maatschappij het dragen van een ‘sluier’ door hen die de Islam aanhangen uit te roeien. Grote broer Frankrijk is daarin ons een goed voorbeeld. Wel, deze en nog veel meer andere meningen kunt u hebben, om iets wat in de Bijbel omtrent hoofdbedekking – en wat daaraan verbonden is – te negeren en vervolgens als ‘middeleeuws’ of als ‘cultuur- cq tijdgebonden’ te verwerpen. Toch wil ik uw aandacht vragen voor iets wat voor God wel zoveel waarde heeft, dat Hij ervoor gezorgd heeft dat dit in Zijn boek, de Bijbel, staat. Zet je vooroordelen aan de kant en lees …

19 juli 2024

In deze dagen is het onderwerp “hoofdbedekking” behoorlijk actueel, wanneer we de media volgen. Vooral de vrouwen uit de Islam krijgen veel media-aandacht. Daarom opnieuw aandacht voor dit onderwerp, maar ditmaal in het bijzonder voor hen die zich ‘christen’ noemen. Open het Woord van God en overweeg voor het aangezicht van de Heer wat daarin Zijn wil en tot Zijn eer is.

 

“Maar als iemand meent te moeten twisten, wij hebben zo’n gewoonte niet, en evenmin de gemeenten van God” (1 Korinthe 11:16).

GEMEENTELIJKE ORDE

 

Als een afsluitende uiteenzetting over dit onderwerp van de hoofdbedekking, schreef de apostel: “Maar als één denkt twistziek te moeten zijn, wij hebben zulk een gewoonte niet, noch de gemeenten van God” (vers 16, New trans. JND). Of: “Maar als één de neiging vertoont twistziek te zijn, wij hebben geen andere praktijk (uitoefening), ook de gemeenten van God niet” (NASB).

De geïnspireerde apostel had de Goddelijke orde van het hoofdschap en de hoofdbedekking voorgesteld, wat de bedoeling van God is voor deze bedeling van verlossing en genade. Hij gaf onderricht die van algemene toepassing is voor mannen en vrouwen voor iedere tijd en elke plaats in deze gehele tijd van de gemeente. Hij had nog niet volledig gesproken over de orde van God in de gemeente. Dit begint met vers 17.

Maar nu in vers 16 vermeldt hij de gevolgtrekking over dit onderwerp van de hoofdbedekking, dat als iemand twistziek wilde zijn over wat hij aan de Korinthiërs had geschreven door Goddelijke inspiratie, wij en de gemeenten van God hebben zulk een gewoonte niet om te twisten. Of, zoals anderen het hebben vertaald: “Wij hebben geen andere praktijk (uitoefening), ook de gemeenten van God niet” (NASB & NIV).
Hier maakt Paulus bekend dat de Goddelijke orde over het hoofdschap en de hoofdbedekking meer is dan een orde die opgemerkt wordt in de schepping en in de natuur. Het heeft een algemene toepassing. Het werd ook in alle gemeenten van God uitgeoefend. Als er een verschil was tussen mannen en vrouwen met betrekking tot de hoofdbedekking, wanneer er gebeden of geprofeteerd werd in het algemeen, dit zelfde verschil óók behoort gezien te worden, wanneer de gelovigen samenkomen “als gemeente.” En dit verschil werd uitgeoefend in alle gemeenten. Iemand die streed voor enig andere uitoefening zit naast de lijn van de apostolische orde en praktijk, en dat was niet geoorloofd in de gemeenten die samenkwamen tot de Naam van de Heer Jezus Christus.

Wat uitgeoefend moest worden te Korinthe, was dezelfde orde die in acht genomen werd in al de gemeenten. Dit werd niet overgelaten aan persoonlijke of plaatselijke meningen of besluiten. Er waren geen andere mogelijkheden. God heeft gesproken en een Goddelijk leerstuk gegeven. De zaak was gesloten en het was niet mogelijk om erover te redeneren.
Dus hetzelfde beginsel en de uitoefening wat betreft het hoofdschap en hoofdbedekking behoort vandaag de orde te zijn voor alle gemeenten die beweren op schriftuurlijke wijze samen te komen rondom de Heer Jezus Christus.

Voor alle gemeenten

Het behoort bekend te zijn, dat de brief aan de Korinthiërs was gericht: “aan de gemeente van God die in Korinthe is, aan [de] geheiligden in Christus Jezus, geroepen heiligen, met allen, in elke plaats, die de naam van onze Heer Jezus Christus aanroepen, zowel hun als onze [Heer]” (1 Korinthe 1:2).
Wat aan de Korinthiërs geschreven werd, is even goed van toepassing op allen in elke plaats die de Naam van de Heer Jezus aanroepen en Hem als Heer erkennen. Deze brief was ook niet alleen bestemd voor de gehele gemeente in de apostolische tijd, maar is net zo gezaghebbend voor de gemeente van onze tegenwoordige tijd.

De woorden van de apostel in hoofdstuk van deze brief, met betrekking tot het zwijgen in de gemeente van de vrouwen, zijn zeker ook van toepassing op het onderwerp van de hoofdbedekking: “Als iemand meent een profeet te zijn of geestelijk, laat hij erkennen, dat wat ik u schrijf een gebod van [de] Heer is. Maar is iemand onwetend, hij zij onwetend” (1 Korinthe 14:37-38).

Het weigeren van de hoofdbedekking

Iemand heeft eens geschreven: >>Er is reden om aan te nemen, dat de weigering het uiterlijk teken van ondergeschiktheid te laten zien, niets anders is dan het te kennen geven, dat de door God gegeven plaats zelf geweigerd wordt>> (Paul Wilson).
Een ander heeft eens verklaard als uitlegging op 1 Korinthe 11 vers 5-6: <<God heeft gesproken en het is heel dikwijls in kleinigheden, zoals deze dat wij onze toestand beproeven, of er eigenzinnigheid werkzaam is, of dat wij bereidwillig zijn onderworpen te zijn aan het Woord van God>> (Toespraken over 1 Korinthe door H.A. Ironside).

Het kan zijn dat een zuster in Christus niet onderwezen is in de schriftuurlijke leer met betrekking tot de hoofdbedekking en de Goddelijke orde van het hoofdschap waarop het gegrond is. Dit kan met geduld verstaan worden (geleerd worden). Maar wanneer het onderwijs van het Woord van God bekend is, begrepen en vervolgens afgewezen werd, is het een heel andere zaak. Zo iemand kan deze Goddelijke onderwijzingen in de brief aan de Korinthiërs verwijzen naar vroegere dagen en beweren, dat zij niet van toepassing zijn op onze tijd en beschaving. Dit is echter wel de redenering van het menselijk verstand en het volledig afwijzen van het Woord van God, wat een ernstige zaak is.
In het Oude Testament werd door Samuël, de profeet, aan koning Saul gezegd: “Zie, gehoorzamen is beter dan slachtoffer, opmerkzaam zijn beter dan het vette van rammen. Want opstandigheid is een zonde van waarzeggerij, en tegenstreven is afgoderij en beeldendienst. Omdat u het woord van de HEERE verworpen hebt, heeft Hij u verworpen, zodat u geen koning meer zult zijn” (1 Samuël 15:22b-23).

Niet een kwestie van een beschaafde gewoonte

Sommigen beweren tegenwoordig dat de hoofdbedekking, zoals in de Korinthe-brief geleerd wordt, in verband staat met de beschaafde gewoonte van die tijd; daarom is het niet van toepassing voor de verschillende beschavingen van onze tegenwoordige Westerse wereld. De zaak is echter, dat de Goddelijke orde, die naar voren is gebracht door de geïnspireerde apostel aan de gemeente, niet in overeenstemming was met de beschaafde gewoonten van die tijd. Het was de gewoonte van de joodse mannen van die tijd, en ook van onze tegenwoordige tijd, hun hoofden te bedekken in de synagoge. In de Griekse wereld, waar Korinthe gelegen was, was het de gewoonte van hun vrouwen met ongedekte hoofden de tempel binnen te gaan. Slechte vrouwen, zoals prostituées, gingen ook blootshoofds rond. De apostel Paulus verklaarde vastberaden: “Wij hebben zo’n gewoonte niet.”

De Nieuwtestamentische gemeente was onderscheiden van de joodse synagoge en van de heidense tempel. Het stond in contrast met de maatschappelijke en de godsdienstige gewoonten van de omgevende wereld. Christus, het Hoofd van de gemeente, is verheerlijkt in de hemel en Zijn gemeente behoort een hemels karakter te dragen en van Hem te getuigen.

Symbolen

Een ander bewijs die verkondigd wordt aan vrouwen die in deze tijd hun hoofd bedekken, is dat een hoed of een hoofdbedekking in de tegenwoordige Westerse wereld niet dezelfde betekenis heeft, als de sluiers in de tijd van het leven van de apostel Paulus – dat hoofdbedekkingen niet een teken zijn van onderworpenheid in onze moderne wereld, zoals sluiers in de oude tijd waren.

Op deze redenering antwoorden we: “Gods onveranderlijk, eeuwig en levende Woord, de Bijbel, heeft verklaard, dat de betekenis en zinnebeeldige voorstelling gezien wordt door het onbedekte hoofd van de man en het bedekte hoofd van de vrouw in de tegenwoordigheid van God. Hij heeft aan ons geopenbaard wat het betekent voor Hem en wat het aan de engelen portretteert en ook aan het mensenkind. Alleen in de Schriften leren we de waarheden uiteengezet door God gekozen symbolen. Deze zijn bekend gemaakt en gemanifesteerd aan de volledig veranderende wereld.

Degenen die in Christus geloven worden niet geleid door wat de wereld verklaart. Wij worden gewaarschuwd de wereld niet te volgen: “Kijkt u uit, dat er niemand is die u tot prooi maakt door de wijsbegeerte en door ijdel bedrog volgens de overlevering van de mensen, volgens de elementen [beginselen] van de wereld, en niet volgens Christus” (Kolosse 2:8). We behoren na te volgen wat God heeft geopenbaard en opgedragen in Zijn onfeilbaar en onveranderlijk Woord van de Waarheid. Gelovigen behoren dit te laten zien in een ongelovig godsdienstige, politieke en wetenschappelijke wereld, die verblind is door de satan, de god van deze tegenwoordige boze eeuw.

Onze tegenwoordige behoefte

We hebben nodig te waken tegen onze eigen redenering en denken, dat beïnvloed en gebaseerd is op modellen en praktijken van de te allen tijde veranderende beschavingen rond ons. Wij behoren een grotere eenvoud en toegewijd zijn te verlangen tot de Heer en Zijn betrouwbaar Woord en de onderwijzingen van God zonder tegenspreken aan te nemen. We hebben een diepere eerbied nodig voor de Heilige Schrift en een geest van onderworpenheid van het hart en gedachten voor de Goddelijke voorschriften.

“Wat zegt de Schrift?,” zou onze ernstige vraag en laatste uitspraak moeten zijn.

 

R.K. Campbell – november 1984

Geplaatst in: ,
© Frisse Wateren, FW