10 maanden geleden

Het zien van de Onzichtbare …

“Door [het] geloof verliet hij Egypte, zonder de toorn van de koning te vrezen; want hij bleef standvastig, als zag hij de Onzichtbare” (Hebr. 11:27),

O ja, wij hebben vele dagen van vermoeiende beproevingen doorstaan en zijn God zeer dankbaar voor Zijn overvloeiende genade. Soms wisten we niet wat we moesten doen. De moeilijkheden schenen onverwachts samen te komen en ons allen tezamen te bestoken – de Amalekieten, de Amorieten, de Ammonieten en vele andere vijanden. Er was maar één Vriend, waarschijnlijk ongezien, maar altijd aanwezig.

Anderen hebben ons misschien hun hulp aangeboden. Maar ongetwijfeld hadden ook zij soortgelijke vijanden in hun gebied – misschien de Midianieten, de Moabieten en de Edomieten. Niemand is nog veilig voor deze plunderaars van de vrede.

Ik ben zo alleen! Misschien heb je wel eens zo gezucht toen je een moeilijke dag had. Maar je had helemaal geen gelijk. Onze onzichtbare Vriend was er, een zeer goede Hulp in uren van nood. Zijn aanwezigheid maakt het verschil tussen zwakheid en kracht, tussen nederlaag en overwinning, tussen “neergeworpen worden” en “maar niet omkomen.”

Nee, we twijfelen niet aan Zijn nabijheid. Hij heeft gezegd: “Ik zal u geenszins begeven en u geenszins verlaten,” zodat wij vrijmoedig kunnen zeggen: “De Heer is mij een helper” (Hebr. 13:5-6). Hij is ook zeer genadig. Hij weet hoe gemakkelijk wij de belofte van Zijn aanwezigheid vergeten en dat wij er niet altijd aan denken, dat Hij niet ver weg is maar zeer nabij. Dan herinnert Hij ons aan Zijn eigen woorden, o, hoe liefdevol!

In de donkere uren van slapeloze nachten horen wij vaak de Onzichtbare, die nooit slaapt, tot ons spreken. Terwijl de regen op de ruiten slaat, verzekert Zijn stem mij: “Wanneer u zult gaan door het water, Ik zal bij u zijn” (Jes. 43:2). En zo gestadig als het water uit de dakgoot in de regenpijp druppelt, is Hij daar en zegt: “En zie, Ik ben met u alle dagen” (Matth. 28:20).

Zo dikwijls openbaart de Heer Zich aan de Zijnen zoals Hij dat niet doet aan de wereld. Ook Paulus mocht dat ervaren met betrekking tot zijn dienst in Rome: “De volgende nacht nu stond de Heer bij hem en zei: Heb goede moed …” (Hand. 23:11). Zelfs op dit ogenblik kan het geloof de Onzichtbare aan de zijde van het bed zien staan om – zoals eens – de zwakke koortsige hand te grijpen en onverwachte kracht aan de zieke mee te delen. De wonderen van liefde, eens verricht in de harten van de Galileeërs, gebeuren vandaag opnieuw in de harten van de gelovigen. Maar wij zien de Onzichtbare niet altijd Zijn grote geestelijke bevrijdingen volbrengen, omdat ons geloof vaak zwak is.

De Schrift spreekt van “groot geloof” en van “klein geloof.” Het geloof van de Romeinse centurio die verwachtte, dat zijn knecht genezen zou worden door een enkel woord van de Heer wordt groot genoemd. Hij zag heerlijkheden in de Onzichtbare toen zij zich nog niet aan hem hadden getoond, en hij vertrouwde Hem dat Hij slechts één woord behoefde te zeggen en het zou geschieden. Het geloofsoog van de hoofdman was van het begin af aan op de Heer gericht, en naar Zijn Goddelijke maatstaf was het geloof van de Romein groot.

De discipelen in de storm riepen tot de Heer: “Heer, behoud [ons], wij vergaan!” (Matth. 8:25). Zij wendden zich tot Hem gedreven door grote nood. Zij waren vol twijfel en angst. Maar de Heer stilde de storm, ondanks de zwakheid van hun geloof en hun zelfzucht. Maar tot de discipelen, die zo nu en dan getuigen waren geweest van de genade en de macht van de Heer, zei Hij: “Waarom bent u angstig, kleingelovigen?” Het ontbrak hun aan geloof om de Onzichtbare te zien die bij hen in de boot was, de Bewaarder van Israël, die niet sluimert noch slaapt. Maar zij hadden het geloof van een kind, dat zich vastklampte, en zo kwam er rust op het meer.

Zij, die de onzichtbare Heer zien wandelen op de golven en voorbijgaan in de storm, wolken tot Zijn voertuig makend, zijn het die Zijn naam verheerlijken, die spreken van Zijn daden, die Hem prijzen om Zijn wonderbaarlijke werken wanneer Hij Zijn door storm geteisterde heiligen in de verlangde haven brengt. Zij loven de Heer omdat zij te midden van beproevingen Zijn macht en heerlijkheid hebben gezien, zoals zijzelf Hem hadden aanschouwd in de heerlijkheid van het heiligdom (Ps. 63:3).

 

William John Hocking; www.haltefest.ch

Jaargang 1977, bladzijde 155.

 

Geplaatst in: ,
© Frisse Wateren, FW