5 jaar geleden

Het wonder van Pasen (2)

De rechtszaak (deel 2) – Jezus de eerste keer voor Kajafas en Sandhedrin

Midden in de nacht wordt Jezus van Annas weggeleid naar Kajafas en het Sanhedrin (Johannes 18:24). Samen met deze gebeurtenissen (het verhoor door Annas en vervolgens door Kajafas en het Sanhedrin) vindt de verloochening door Petrus plaats. Gedurende de verhoren van Jezus is Petrus aanwezig in de binnenplaats waar hij tot 3 maal toe ontkent Jezus te kennen (vergelijk Mattheüs 26:57-75, Markus 14:53-72, Lukas 22:54-71 en Johannes 18:12-27). De derde keer dat hij ontkent Jezus te kennen, draait Jezus zich om en kijkt Hij Petrus aan (Lukas 22:61). Wat moet dat pijnlijk geweest zijn voor Petrus maar nog meer voor Jezus. Tussen de lichamelijke mishandelingen door, wordt Hij door Zijn discipel verloochend. 

Het verhoor door Kajafas en het Sanhedrin duurt enkele uren. Dit komt het duidelijkst naar voren in Lukas 22:54-66 (met name vers 59 en 66). Tijdens het proces worden er valse getuigen gezocht en ingebracht (Mattheüs 26:59-61a en Markus 14:55-57). Tot ongenoegen van de overpriesters en het Sanhedrin, spreken de getuigenissen elkaar tegen. Er worden diverse aanklachten tegen Jezus ingevoerd, maar Hij zwijgt eerst (Mattheüs 26:62 en Markus 14:60). Dan heeft Kajafas een sluwe truc. Hij zegt: “Ik bezweer U bij de levende God, dat U ons zegt, of U de Christus bent, de Zoon van God!” Hier wordt Jezus door Kajafas onder ede een vraag gesteld (Mattheüs 26:63, vergelijk ook Markus 14:61 en Lukas 22:70a). Jezus weet dat Hij wel móet antwoorden en zegt dan: “U hebt het gezegd. Ik zeg u evenwel: van nu aan zult u de Zoon des mensen zien zitten aan de rechterhand van de kracht en zien komen op de wolken van de hemel.” (Mattheüs 26:64, vergelijk ook Markus 14:62 en Lukas 22:70b). In de oren van de hogepriester Kajafas en het Sanhedrin is dit godslastering. Zó vreselijk vindt Kajafas dit, dat hij zijn kleren scheurt (Mattheüs 26:65 en Markus 14:63). Dan wordt Jezus door het Sanhedrin ter dood veroordeeld (Mattheüs 26:66 en Markus 14:64) en wordt Hij nog meer mishandeld (Mattheüs 26:67-68 en Markus 14:65). Hij wordt bespuwd, geblinddoekt en geslagen. Inmiddels is het ochtend geworden (Lukas 22:63:71, met name vers 66) en stond de aanklacht vast.

De rechtszaak (deel 3) – Jezus de tweede keer voor Kajafas en het Sanhedrin

Vroeg in de morgen wordt de aanklacht nogmaals vastgesteld, maar nu formeel (Mattheüs 27:1). De uitkomst is echter hetzelfde. Jezus wordt schuldig bevonden aan godslastering en verdient volgens het Sanhedrin de doodstraf (Mattheüs 27:1 en Marcus 15:1). Na deze uitspraak wordt Jezus geboeid naar Pilatus geleid (Mattheüs 27:2).

Nadat men het vonnis tegen Jezus heeft uitgesproken, krijgt Judas spijt. Hij brengt het bloedgeld terug naar de overpriesters. Zij doen niets met de belijdenis van Judas, dat hij onschuldig bloed had verraden. Hun reactie is zo onverschillig, dat Judas de zilverlingen in de tempel werpt, weggaat uit de tempel en zich verhangt. De overpriesters kopen het land van de pottenbakker (de Bloedakker) van het bloedgeld, omdat dit geld niet in de offerkist mag (Mattheüs 27:3-10).

Voor we verder gegaan met het vervolg hierop, is het goed om enkele dingen goed voor ogen te houden. Het vonnis van het Sanhedrin was volgens de Joodse wet ongeldig om diverse redenen:

  • Sommige rechters (bijv. Kajafas) nemen deel aan het aansturen op een arrest (rechters horen niet te handelen als arrestatie-beambten i.v.m. schijn van belangenverstrengeling / partijdigheid). De hogepriester moet er juist op toezien, dat processen eerlijk verlopen, maar hij en het Sanhedrin hebben op voorhand het oordeel al vastgesteld: Jezus moet gedood worden;
  • Het verhoor begint vóór dat de rechtszaak gestart is (wanneer Jezus voor Annas staat) en de poging om bevestigingen te verkrijgen;
  • De pogingen van de rechters om getuigenissen van valse getuigen te verkrijgen gedurende het proces (Deuteronomium 19:15-21) Normaliter komen eerst getuigen naar voren en dan wordt pas aan een proces begonnen;
  • Het beginnen en voltooien van de rechtspraak tijdens de nacht wanneer het een halsmisdaad betreft (= misdaad waar de doodstraf op staat);
  • Het verhoren en aanmanen van de beschuldigde om toegevingen van Hem te verkrijgen;
  • Het opstellen van een vonnis tegen het eind van de nacht, zonder dat daar een dag overheen ging wanneer het een halsmisdaad betreft;
  • De ochtendsessie op een feestdag met een vonnis op het eind ervan. Rechtszaken mogen niet gehouden worden op de dag voor de sabbat of op heilige dagen;
  • Vonnissen zonder enig wettig bewijs.
  • Daarnaast is het ook zo, dat de hogepriester Kajafas een vreselijke zonde begaat door zijn hogepriesterlijke kleren te scheuren. Dit is streng verboden volgens Leviticus 10:6 (zie ook Leviticus 21:10 en Exodus 39:23).

De veroordeling (deel 1) – Jezus de eerste keer voor Pilatus

Het Sanhedrin heeft het oordeel en de straf vastgesteld: Jezus heeft God gelasterd en verdient de doodstraf. De Joodse wet eist de doodstraf indien er sprake is van godslastering, echter de Joden mogen sinds enkele jaren geen doodstraf meer opleggen en uitvoeren (volgens de Talmud). Het Romeins gezag heeft zichzelf dit recht toegeëigend. Het Sanhedrin en een grote Joodse menigte brengen Jezus daarom naar Pontius Pilatus, die op dat moment de Romeinse gouverneur is in Judea en deze provincie bestuurt. Judea is een Romeinse provincie die een gedeelte van Israël bevat (zie de kaart hieronder). Naast Judea zijn er o.a. ook nog de provincies Galiléa (waar Jezus vandaan komt) en Perea die onder de heerschappij van koning (keurvorst) Herodes vallen, die deze gebieden in naam van de Romeinen bestuurt.

 

pastedGraphic.png

De Joden brengen Jezus naar Pontius Pilatus. Pontius Pilatus zetelt in de burcht Antonia welke grenst aan de tempel in Jeruzalem. Binnen de muren van deze burcht bevindt zich onder andere het pretorium (het Romeinse gerechtsgebouw). In onderstaande afbeelding is de tempel (links) en de burcht Antonia (rechts) afgebeeld. Wanneer je kijkt naar de hoge wachttoren midden in de afbeelding (deze toren keek uit over het tempelplein om het reilen en zeilen daar in de gaten te houden), zie je direct daarboven het pretorium.

 

pastedGraphic_1.png

 

De Joden gaan met Jezus de burcht Antonia in, maar niet het pretorium. Zouden ze dat doen, dan zouden ze verontreinigd worden en het Pascha niet kunnen eten. Daarop komt Pontius Pilatus naar buiten en vraagt de Joden welke aanklacht zij tegen Jezus inbrengen (Johannes 18:28). De Joden brachten 3 aanklachten in tegen Jezus (Lukas 23:2):

  1. Jezus maakt het volk afvallig (deze aanklacht is niet specifiek);
  2. Jezus verbiedt om belasting aan de keizer te betalen (deze aanklacht is niet waar);
  3. Jezus zegt van Zichzelf dat Hij de Christus, de Koning is. Deze beschuldiging is van belang voor Pontius Pilatus, omdat dit een bedreiging kan vormen voor de Romeinse orde en heerschappij.

Pilatus wil dat de Joden hem berechten naar hun eigen wet. De Joden geven aan, dat zij niemand ter dood mogen brengen (Johannes 18:31-32). Pilatus ondervraagt vervolgens Jezus naar Zijn koningschap, waarop Jezus aangeeft dat Zijn koninkrijk niet van deze wereld is. Pilatus vindt geen schuld in Jezus, gaat het pretorium uit en deelt zijn bevinden mee aan de Joden die buiten staan te wachten (Johannes 18:33-38).

Pilatus bevindt zich nu in een impasse. Het volk wil Jezus dood (Psalm 69:5 en Mattheüs 26:66) maar hij vindt geen schuld in Hem. De Joden mogen geen doodstraf opleggen, maar Pilatus als Romeins heerser wel. De Joden geven Pilatus de uitweg door te zeggen dat Jezus in Judea en Galiléa Zijn leer verspreidt. Nieuwsgierig vraagt Pilatus of Jezus uit Galiléa komt. Jazeker, beaamt de Joodse menigte. Dit is precies de uitweg die Pilatus nodig heeft. Aangezien Galiléa onder het bestuur van Herodes valt, kan hij Jezus naar Herodes sturen ter berechting (Lukas 23:5-7).

J. Wevers

Wordt DV vervolgd.

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW