5 jaar geleden

Het wonder van Chili

Romeinen 3 vers 23: “… want er is geen onderscheid. Want allen hebben gezondigd en komen tekort aan de heerlijkheid van God …”.

Naar goud en koper graven ze. Op 688 meter diepte. Dan stort hun mijngang met oergeweld in, en voor de 33 mijnwerkers is elke uitweg geblokkeerd. Vanaf 5 augustus 2010 toen het mijnongeval plaatsvond, kampeerden de nabestaanden van de slachtoffers in het kamp “Esperanza” bij de ongeluksmijn San José. Hier in de Atacama-woestijn in Chili ben je ver weg van het centrum van Chili. Santiago, de hoofdstad van het land, ligt op minstens 800 km afstand.

Maar op onze ‘genetwerkte’ wereldbol is de aandacht van de wereld plotseling gericht op deze eenzame plek. Keer op keer lukt het de koortsachtige reddingsteams niet om contact met de vermiste personen te herstellen. Ondanks de modernste apparaten. Daar staan enorme rotsblokken, waarvan het gewicht geschat wordt op 700.000 ton, hen in de weg. En velen beleven het mee, zoals in het “kamp van de hoop” waar gedurende lange zeventien dagen, angstig 17 keer 24 uur, verpletterende wanhoop en verdriet heersen.

22 augustus: de straal van hoop! – Reddingsteams kunnen met een kleine speciale boor tot de ingeslotenen doordringen. Kort daarna breekt een gejubel van opluchting op, terwijl president Sebastián Piñera met een met folie omwikkeld vel papier zwaait, waarop de mannen in rood schrift een paar woorden hebben geschreven: “Wij maken het goed – de 33”. Op een ander stuk papier, dat door de 8 cm smalle boorschacht naar boven gezogen werd, schrijft Mario Gómez, de oudste van de slachtoffers: “God is groot, en met Zijn hulp zullen we levend uit deze mijn kunnen komen, ook al moeten we maanden wachten”.

En het ziet ernaar uit dat er nog een lange, moeilijke tijd voor hen ligt, daar diep beneden op 36 graden Celsius. Ook de weinige voorraad aan melk en tonijn is opgebruikt. De president van Chili zegt in een dankgebed in Santiago dat de reddingsactie wel tot aan Kerstmis zou kunnen duren.

Maar dan gaat het heel snel. Telefonisch contact komt tot stand. Water en voedsel komen naar beneden, en de eerste videobeelden tonen de zweterige, bebaarde gezichten. Op 31 augustus begint het herhaaldelijk uitgestelde boren van een reddingsschacht met de Duitse speciale boor Strata 950. Een tweede boring begint op de 5e en een derde op de 19e september. Het blijft onduidelijk welke van de drie boren als eerste een reddingsschacht zal voltooien. Ondertussen wordt een van hen die ingesloten zijn, vader. Zijn dochter krijgt de naam Esperanza (hoop). En er is veel reden voor hoop. Het boren gaat beter en sneller dan verwacht, zodat de president op 4 oktober aankondigt, dat de redding al snel kan volgen.

De spanning neemt met de dag toe. Honderden journalisten van over de hele wereld verzamelen zich rond de reddingsschacht. En talloze filmcamera’s zullen de aankomst van de geredde mijnwerkers naar elke uithoek van de wereld uitzenden. Zij die bedolven waren, hebben het daar beneden 69 dagen lang volgehouden, totdat uiteindelijk in de nacht van 12 op 13 oktober de Phoenix-reddingscapsule wordt neergelaten. Manuel Gonzáles, elite-soldaat van de marine, zal met de capsule “naar beneden duiken” en elke afzonderlijke mijnwerker aanwijzen en op de ongeveer 16 minuten durende klim voorbereiden. Hij zal pas weer terugkeren, wanneer de laatste het aardoppervlak heeft bereikt. En op het marktplein van de naburige stad Copiapó kijken mensen koortsachtig verlangend naar een groot scherm.

13 oktober, 0:10 uur: De Phoenix-ontsnappingscapsule wordt geopend en Florencio Ávalos, de 31-jarige voorman, wordt bevrijd. Ontroerende taferelen. Tranen van vreugde en gejuich. Terwijl achter hem de deur van de ziekenafdeling sluit, roept zijn vader overweldigd uit: “Dit is een wonder van God! Nu zijn onze gebeden voor zijn 32 kameraden die nog steeds beneden zijn!“ Elke bevrijde mijnwerker reageert anders. Mario Sepúlveda knuffelt zijn vrouw en overhandigt de verbaasde president stenen uit de diepte. Dan volgt zijn belijdenis: “Ik was bij God, ik was bij de duivel. Ze streden om mij. God heeft gewonnen!” Dan vraagt hij er om, niet ‘als een kunstenaar’ gevierd te worden. “Ik wil dat u mij behandelt, zoals degene die ik ben – een mijnwerker”.

Maar bijna niemand bereikt op deze dag de harten als Mario Gómez. De krant “Die Welt” begint zijn hoofdartikel met de woorden: <Mario Gómez zinkt op zijn knieën, bidt en dankt God. Hij is de oudste van hen die ingesloten waren … De 63-jarige wordt ook beschouwd als mentor. Zijn voorzichtige manier van werken en zijn ervaring als mijnwerker hebben veel bijgedragen aan het moreel van de mijnwerkers. Sinds zijn twaalfde jaar werkt hij als mijnwerker. Nu, vijfenvijftig jaar later, brengt het gebed van Mario Gómez het hele “kamp van de hoop” tot zwijgen. Er zijn seconden vol nederigheid, dankbaarheid en eerbied.

En op basis van een dpa-bericht, schrijven de online-uitgaven van de “Zuid-Duitse” en de “Frankfurter Allgemeine Zeitung” hetzelfde: <Veel mijnwerkers dankten God voor hun redding en droegen T-shirts met de woorden: “Gracias Señor, thank you Lord (dank U, Heer)>. Toen volgde een uittreksel van de Bijbel uit Psalm 95 vers 4: <In Zijn hand zijn de diepste plaatsen van de aarde en de toppen van de bergen zijn van Hem>, en tot slot: <Hem komt eer en glorie toe>.

In heel Chili luiden de kerkklokken. Keer op keer klinkt het nationale volkslied. En de hele wereld luistert en kijkt verbaasd toe.

De grote God heeft door deze gebeurtenis een teken gegeven. Ook voor ons. Een gelijkenis die iedereen begrijpt. Door de zonde was ieder mens in de diepte en duisternis volledig verloren. Zonder uitzondering afgesneden en zonder hoop – God en de hemel oneindig ver weg. “… want er is geen onderscheid. Want allen hebben gezondigd en komen tekort aan de heerlijkheid van God …” (Rom. 3:23).

Maar de genadige God heeft in Zijn liefde het initiatief genomen: Hij heeft “de schacht gebouwd” en de reddingsroute mogelijk gemaakt. “Wat zal ik doen? Ik zal mijn geliefde zoon zenden …” (Luk. 20:13). Zo horen we Hem roepen, en Jezus Christus, Zijn geliefde Zoon, is het antwoord. Jezus, de absoluut zondeloze, leed en stierf aan het kruis voor mijn zonden, zodat ik vrijuit kan gaan. Dat geloof en belijd ik met alle zekerheid. Hij, Hij alleen is de “reddingscapsule”, er is geen andere mogelijkheid. Hij die zijn zonden in gebed belijdt aan de heilige God en gelooft in de Heer Jezus, voor hem is de weg naar boven vrij. Daarom gaat het hierboven aangehaalde vers van Romeinen 3 verder: “… en worden om niet gerechtvaardigd door Zijn genade, door de verlossing die in Christus Jezus is” (Rom. 3:24).

Iedereen zou het moeten weten: God heeft er alles aan gedaan om ons eruit te krijgen. We moeten vertrouwen en Hem op Zijn Woord geloven. En welk een vreugde en ontroering boven in de hemel heerst, wanneer een persoon zichzelf aan deze hemelse “reddingscapsule” toevertrouwt en uit de duisternis in het licht wordt gebracht, omschrijft de Heer Jezus zo: “Zo zeg Ik u, ontstaat er blijdschap voor de engelen van God over één zondaar die zich bekeert” (Luk. 15:10).

Friedhelm König, © www.bibelstudium.de

Online in het Duits sinds 05.08.2012

Geplaatst in: ,
© Frisse Wateren, FW