20 jaar geleden

Volgen van Jezus (1)

In Johannes 13:36 zegt de Heer Jezus tegen Petrus: “Waar Ik heenga, kun je Mij nu niet volgen, maar je zult Mij later volgen”. Dit is een duidelijke verwijzing naar Johannes 21:18-23. Daar vinden we tot twee keer toe dat Petrus wordt gezegd om de Heer Jezus te volgen. Dit is het “later volgen”, het tweede volgen.

Maar er is ook een eerste volgen geweest. Dat vinden we onder andere in Lukas 5:1-11. In Mattheus 4 roept de Heer Petrus om visser van mensen te worden. Daarvoor moest hij achter de Heer Jezus komen. Het gaat daar om de dienst voor de Heer Jezus.

Petrus kende de Heer al voor hij tot de dienst voor de Heer geroepen werd. In Johannes 1:35-52 komt Petrus tot de Messias, tot Christus. Het volgen in dit gedeelte heeft te maken met het geloof in Christus als de beloofde Messias. “Wij hebben de Messias gevonden”, zo getuigde zijn broer. En Andreas bracht zijn broer bij Jezus. Zo kwam Petrus tot Jezus. Hier wordt het komen tot de Heer beschreven. Johannes de doper leefde toen nog, zoals dit gedeelte ook duidelijk laat zien.

Welnu, tussen het eerste en het tweede volgen heeft Petrus de Heer Jezus verloochend. We hebben dus:

  1. het komen tot Jezus (Johannes 1:43);
  2. het eerste volgen (Lukas 5:1-11; Mattheus 4:18-22; Markus 1:16-20);
  3. de verloochening van Jezus (Johannes 18:12-27);
  4. het tweede volgen (Johannes 21:15-23).

Op deze vier dingen willen we wat nader ingaan.

1) Het komen tot Jezus (Johannes 1:35-52)

De gebeurtenissen hier vonden plaats voordat de Heer Jezus naar Galilea ging, dus voor het eerste volgen. Johannes de doper is hier nog niet gevangen genomen.

In dit gedeelte zetten we speciaal de schijnwerper op Petrus. Dit moet een wel zeer bijzondere dag geweest zijn. Omdat Johannes de Doper, toen hij Jezus zag, zei: “Zie het Lam van God” verlieten twee discipelen hem en volgden Jezus. Andreas, de broer van Petrus, was een van die twee. Johannes kende de Heer Jezus blijkbaar als degene die ook zijn zonden zou dragen. Hij herkende in Jezus het Lam waarover Jesaja al had gezegd: “Als een lam werd Hij ter slachting geleid …” (Jesaja 53:7). Johannes vestigt in hier (vers 36) de aandacht op de persoon van de Heer als het Lam. In vers 29 wijst hij op het werk dat de Heer als het Lam van God zou doen, namelijk de zonde van de wereld wegnemen. Johannes kon ook getuigen van het Lam omdat hij Hem zag. Zijn ogen waren verlicht, hij geloofde dat Jezus de Zoon van God was (vers 34). De twee discipelen van Johannes de Doper begrepen zijn hint en volgden Jezus. Het woord “zie het Lam van God”, sloeg in. Zij luisterden, geloofden en volgden Jezus. Zo gaat het nu nog; eerst horen en dan geloven (zie bijvoorbeeld Efeze 1:13; Romeinen 10:17).

“Komt en ziet” (vers 40).

Dit is het wat zij dan horen. Het woord “kom” behoort tot de een van de meest lieflijke woorden die wij kunnen horen uit Zijn mond. Het is zeer de moeite waard dit woord in de Bijbel na te gaan. Denk bijvoorbeeld eens aan de woorden uit Mattheus 11:28: “Komt tot Mij, allen die vermoeid en belast bent, en Ik zal u rust geven”. Zij bleven die dag dan ook bij Jezus. Dat wilden ze graag, bij Hem zijn en blijven. Wij ook? Wat een dag moet dat zijn geweest.

Andréas was zo onder de indruk gekomen van Hem, van wie hij getuigde dat deze de Messias was, dat hij op zoek ging naar zijn broer Petrus. Hebben wij dit ook al eens gedaan? Of hebben we geprobeerd om dit uit de weg te gaan? Wat een zegen zou het zijn als we dat meer deden. Ook onze familie, vrienden en bekenden vertellen dat we Hem gevonden hebben. Gewoon vertellen. Geen evangeliesatiecampagne organiseren en dan met een folder onze familie, vrienden en buren uitnodigen (hoewel op zich dat natuurlijk niet verkeerd is! Ja, deden we maar meer het werk van een evangelist!) maar naar hen toe gaan en hen vertellen dat wij de Heer Jezus hebben gevonden. Maar dat niet alleen, maar ook vertellen wat we persoonlijk in Hem gevonden hebben. Hebben wij ook iets over Hem te vertellen?

Persoonlijke benadering

Persoonlijke benadering is heel erg belangrijk in ons getuigen. Waar moet ik dan beginnen? Begin maar in Jeruzalem (zie Handelingen 1:8), dus dichtbij. Of vind jij dat misschien het moeilijkst? Hoe komt dat dan? Los dit eerst op!

Andréas vond eerst zijn eigen broer. Hij heeft dus echt moeten zoeken. Hij heeft er dus moeite voor gedaan. Dit kon ook niet uitgesteld worden. Dit was zo belangrijk dat hij het zijn broer zo snel mogelijk wilde vertellen. “En hij leidde hem tot Jezus” (vers 43). Het bleef dus niet bij het vertellen dat ze de Messias gevonden hadden; nee, Andreas nam zelf de moeite om Petrus bij Jezus te brengen. Dat vond hij veel te fijn om Petrus te begeleiden en liet hem niet zelf zoeken. Andreas wist immers waar Jezus was. Nee, Andreas liet er geen gras over groeien. De zaak was daarvoor veel te belangrijk. We kunnen van deze broer van Petrus wel het een en ander leren.

Daar staat Petrus dan voor de Zoon van God, voor het Lam van God. Jezus kijkt hem aan en Hij zegt dan iets tegen Petrus. De Heer Jezus zegt dan iets wonderlijks. Hij gaat iets zeggen over de naam van Petrus. “Jij bent Simon, de zoon van Jona, jij zult Kefas heten”. Simon betekent: “luisterende”. Ja, Petrus luisterde meteen naar zijn broer en ging met hem mee. Daar staat hij nu en luistert naar Hem, die hij later zou verloochenen. Daar spreekt de Heer hier nu niet over, hoewel Hij natuurlijk alles wist wat over Hem komen zou (zie onder andere Johannes 13:1,3), dus ook dat deze visser uit Galilea Hem zou verloochenen. De Heer kent dus Petrus en zijn voorgeslacht; zo kent Hij ook jou en mij.

“… jij zult Kefas heten”. Zult, dat is dus toekomstig. In Mattheüs 16 wordt deze naam nader verklaard. Kefas is de Aramese naam voor Petrus en in het Grieks zeg je Petrus of Petros. We komen daar later nog verder op terug. Op dit moment beseft Petrus niet waarom hij deze nieuwe naam kreeg. Ook Daniel en zijn drie vrienden kregen een nieuwe naam. Wanneer je zelf besluit om een nieuwe naam aan te nemen, is dat natuurlijk zeer persoonlijk. Dat grijpt in je eigen leven in. Maar wanneer iemand anders je een nieuwe naam geeft, moet deze persoon daartoe wel bevoegd zijn. Welnu, hier staat iemand tegenover Petrus die daarvoor bevoegd is. Petrus is nu het eigendom van de Heer Jezus. Ook Aspenas, de overste van de kamerdienaren van koning Nebukadnezar, gaf Daniël en zijn drie vrienden nieuwe namen. Daarmee gaf hij aan dat zij het eigendom waren van de koning. Voortaan stonden zij onder het gezag van de koning. Zo was het met Petrus, en is dat met ons dan anders? Nee! Ook wij zijn het eigendom van de Heer Jezus geworden doordat Hij voor ons een hoge prijs heeft betaald. Zijn eigen kostbare bloed. Nu heeft Hij een recht op ons verworven. Het gaat echter nog iets verder want de Heer noemt hem “steen” (Petrus). Zo werd hij een deel van het gebouw dat de Heer zou gaan bouwen, Zijn gemeente. Maar dit wist Petrus op dit moment nog niet.

In zijn eerste brief (1 Petrus 2:1-10) bewijst Petrus later dat hij het wel begrepen heeft. Daar spreekt hij over de levende steen tot Wie je komt. Dat is de Heer Jezus Zelf. Wanneer je tot Hem komt wordt je ook zelf een levende steen en als zodanig toegevoegd aan het gebouw van God, het huis van God. De Heer Jezus laat hier in de naam die Hij Simon geeft, al zien dat Hij de Bouwer is van het huis van God. Simon en Andréas (want die stond er denk ik ook bij) begrijpen dit hier nog niet. Petrus zegt hier ook helemaal niets. Later is dat wel vaak heel anders!

Wordt D.V. vervolgd.

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW