Deel II
De kleur van het manna was wit. We denken meteen aan reinheid, maar als we naar Numeri 11 gaan, wordt ons verteld dat het de kleur van balsemhars heeft. Alleen daar genoemd en in Genesis 2 vers 11-12, in het land Havila. En welke dingen worden er genoemd over het land van Havila? Goud, balsemhars en de edelsteen onyx. Persoonlijke, morele, ambtelijke heerlijkheid van God.
Daar was het in de Hof van Eden die Hij voor Zichzelf had, voordat de zonde in de wereld kwam; en daar is het misschien verborgen, maar ook daar is het precies met de vermelding van hetzelfde woord ‘balsemhars’. Ik begrijp dat het waarschijnlijk de edelsteen is. Welnu, waarheen leidt de vermelding van de edelsteen onze genegenheid? Naar “de parel van grote waarde” (Matth. 13:46), dat wat de gemeente is voor Christus.
Onyx is de steen die overheerst in het priesterschap, het zat op de schouders van de hogepriester, waar de namen van de stammen van Israël werden ingeschreven volgens hun geboorte. De hogepriester droeg hen op zijn schouders en ondersteunde ze. Dit is een beeld van de Heer Jezus, onze grote Hogepriester, die in staat is om te behouden dat, wat God heeft vastgesteld met het oog op de mens, die tot Hem nadert in de gehele aanname van Christus. Het wordt ondersteund door een goddelijk Persoon, die een Mens is in de tegenwoordigheid van God. En deze Persoon wordt gezien in het goud, een beeld van goddelijke gerechtigheid! God de Zoon, kwam naar beneden als mens, leefde, stierf, werd verhoogd en verheerlijkt! Hij leeft in de tegenwoordigheid van God voor ons.
Ik zal de smaak uit Numeri 11 niet noemen. Daar vinden we wat de Israëlieten ervan hebben gemaakt, ze hebben het aangepast, zodat het naar hun smaak aangenaam was. En dat is wat de mens altijd probeert te doen met betrekking tot de Persoon van Christus, Hem bewerken en Hem aanpassen aan hun opvattingen. Maar ze zullen onder het oordeel vallen door dat te doen.
In Exodus vinden we de smaak volgens Gods gedachten, zoet als honingkoek (Ex. 16:31). Honing is het product van vele kleine dingen die samenwerken, om iets te produceren dat in de Schrift wordt gebruikt als het uiterste van zoetheid. Hoe mooi zien we deze kleine aanduidingen in de Schrift over wat er in het Nieuwe Testament naar voren komt met betrekking tot de gemeente, het lichaam van Christus, de noodzaak van eenheid in elk aspect, om voort te brengen, vooral als we samenkomen, wat niet alleen zoet is, en er is niets zoeter dan gemeenschap, maar ik geloof dat het uiteindelijke zoetheid voor het hart van God is.
Er is nog een ander belangrijk punt in dit hoofdstuk en dat is de sabbat. Het is nooit genoemd sinds Genesis hoofdstuk 1. Ga al die hoofdstukken van Genesis eens door, maar je leest nooit van de sabbat, en pas in het zestiende hoofdstuk van het boek Exodus lees je over de sabbat. “Zie, omdat de HEERE u de sabbat gegeven heeft …” (Ex. 16:29). Hoe kon Hij dat doen als Hij aan hun gemopper dacht? Hij kon niet rusten en Hij kon hen geen rust geven in die toestand. Maar er was een sabbat vanwege het manna, want in dat kleine ronde ding met die prachtige kleur en die prachtige welriekendheid was er alles waarin God kon rusten, waarin Hij zal rusten, omdat Hij kan rusten in Zijn Zoon. En in Wie Hij die rust zal delen met jou en mij, met elke gelovige, in het huis van de Vader (Joh. 14). Het is allemaal vanwege die volmaakte Mensheid van de Heer Jezus.
Dat leven in verantwoordelijkheid dat Hij aflegde om de wil van God uit te voeren bepaalt dat rechtvaardige fundament, waardoor God “rechtvaardig is en hem rechtvaardigt die op grond van geloof in Jezus is” (Rom. 3:26). We vinden dit opnieuw in Johannes 6, waar ook het manna wordt genoemd. Er was geen rust voor de Heer Jezus daar, er was geen rust voor de Vader.
Maar er is nog een ander ding dat voor het eerst genoemd wordt in Exodus 16 en dat is de Getuigenis (Ex. 16:34). Het getuigenis van wat God is, zoals geopenbaard op dat specifieke moment in de tijd. Als je de details van het hoofdstuk leest, zul je ontdekken hoe het manna slechts één dag goed bleef, een gomer per dag, wat voor zover ik weet ongeveer 2,25 kg [1] is. Nogal een grote hoeveelheid, weet je. Maar dat was voor één dag. Op de zesde dag moesten ze twee gomers verzamelen, want op de zevende dag zou het manna niet naar beneden komen. En we lezen, jammer genoeg, dat niet iedereen gehoorzaam was aan wat hen werd opgedragen om te doen. Sommigen van hen lieten van dat manna over tot de volgende dag en het gevolg was dat het vol wormen zat, het stonk en het kon niet gegeten worden. Maar ik ben er vrijwel zeker van dat u hebt opgemerkt, dat aan het einde van het hoofdstuk Mozes wordt geboden een kruik te nemen en een gomer vol manna daarin te doen en het voor de HEER te leggen, en hij liet Aäron dit doen vóór de Getuigenis. Dat manna beschimmelde niet en het lijkt erop, dat het in die toestand goed bleef voor de reis door de woestijn en langer dan dat. Waarom beschimmelde dat manna niet? Omdat dat manna sprak over wat God van die gezegende Mens dacht en Gods gedachten over Christus veranderen nooit. De onze moeten vernieuwd worden, ze moeten opgewekt worden, ze moeten aangeroerd worden omdat het kan verminderen en wij kunnen de waardering van Christus en die prachtige morele kenmerken van Zijn Mensheid verliezen. Maar God doet dit nooit! Hij ziet in die gezegende Mens, in die volmaakte mensheid, al die jaren dat Hij hier beneden wandelde, iets dat Hem een oneindig welbehagen bracht. Daar was het manna, dat voor de getuigenis was neergelegd; de gedachten van de Vader aan zijn geliefde Zoon.
Hoe verbazingwekkend is het om te vinden, wanneer we bij Pergamus komen (in Openb. 2), toen het christendom bedorven was door zijn verbinding met de wereld, dat de Geest van God zegt tot de mens, die de vreselijke invloeden overwint die tot stand waren gebracht, dat hij van het verborgen manna zal eten. Denk hier maar eens aan: wat een voorrecht is het om te genieten in gemeenschap met God van de gedachten van de Vader aan Zijn geliefde Zoon. Er is geen groter voorrecht. Maar al deze dingen vloeien voort uit de overweging, dat dit manna naar beneden kwam en zich op de dauw vestigde en was de rijp op aarde. Het woord ‘hoar’ betekent trouwens ook ‘bedekken’. Het is bijna hetzelfde woord als ‘verzoening’. Denk maar aan een Israëliet, die ’s ochtends wakker werd en naar buiten ging en waar hij ook keek, zag hij het manna. Het bedekte al het andere, al het andere was uit het zicht. En wat een prachtig moment is het wanneer jij en ik weten wat het is, om niemand anders te zien dan Jezus alleen.
Slot.
Jeffrey Brett
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW