1 jaar geleden

Het leven van David (20)

2 Samuël 10

image.jpeg

David toont goed(ertieren)heid aan Hanun

 

David had goedheid getoond aan een zoon van de vijand Saul (2 Sam. 9). Nu bewijst hij goedheid aan iemand die niet tot het volk van God behoort (hoewel dit iemand was die hem zelf goedheid had bewezen). In zijn daden wijst David naar God Zelf, die barmhartigheid en vriendelijkheid toont aan zowel hen die nabij als hen die veraf zijn (Ef. 2).

Dat is één kant van de medaille. Maar er is ook een andere. David was de koning van Israël – was het juist om goedheid te tonen aan zijn vijanden (zie Deut. 23:6)? Had hij niet beter kunnen strijden in plaats van “vriendschap met de wereld” te zoeken? Ook deze vriendschap werkte niet: David wordt ervan beschuldigd kwade bedoelingen te hebben en zijn dienaren worden te schande gemaakt.

Natuurlijk moeten christenen goedheid tonen aan alle mensen. Zelfs aan onze vijanden. Maar we moeten geen vrienden worden met de mensen van de wereld (Jak. 4:4). Als we dat wel proberen, dan zullen we, net als David, ervaringen opdoen die niet altijd even aangenaam zijn.

Dus aan de ene kant is David een beeld van God in Zijn goedertierenheid; aan de andere kant is hij ook een beeld van een gelovige die de gunst van de wereld zoekt. Het lijkt misschien verrassend om twee zulke verschillende perspectieven te hebben. Maar was het niet hetzelfde met Jona? Aan de ene kant toont hij ons een ongehoorzame dienstknecht en aan de andere kant is hij een beeld van de Heer Jezus Christus, die drie dagen en nachten in het hart van de aarde was. Gods Woord is rijk en buitengewoon veelzijdig.

 

Gerrid Setzer; © www.bibelstudium.de

Online in het Duits sinds 16.02.2010.

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW