De discipelen die met de Heer Jezus waren, mochten genieten van een buitengewoon kostbaar deel. Wat een voorrecht om Hem te zien en Zijn Woord te horen! Zij waren getuige van Zijn vele wonderen; drie van hen kregen toestemming Zijn heerlijkheid te aanschouwen op de berg der verheerlijking. Hoevelen van ons zouden niet graag tijdgenoten van Jezus zijn geweest! Die tijd was buitengewoon, uniek in de annalen van de menselijke geschiedenis.
Maar hoe kostbaar het deel van de discipelen ook was die met de Heer Jezus waren, Hij wilde hun iets geven dat nóg groter en kostbaarder was. Hij drukte het als volgt uit: “Het is nuttig voor u dat Ik wegga; want als Ik niet wegga, zal de Voorspraak niet tot u komen; maar als Ik heenga, zal Ik Hem tot u zenden” (Joh. 16:7).
Toen de Heer Jezus op aarde was, woonde God onder de mensen – Emmanuel, God met ons. Hij was bij de discipelen, maar het is duidelijk dat Hij niet in hen kon zijn. Maar toen het werk van Christus aan het kruis volbracht was, zou God, de Heilige Geest, op aarde neerdalen en niet alleen bij hen wonen, maar ook in hen blijven.
Wat een wonderbaarlijk feit! God die onder de mensen woont, en God die in de mensen woont! Deze twee dingen drijven ons tot bewondering en aanbidding. Maar het tweede van deze feiten, dat God de Heilige Geest in de gelovigen woont, was in de ogen van de Heer Jezus groter en kostbaarder dan het eerste.
Laten wij, om Zijn gedachten goed te begrijpen, een ogenblik stilstaan bij de discipelen in de tijd die voorafging aan de nederdaling van de Heilige Geest, en vervolgens in de dagen die daarop volgden!
We kennen Petrus van vóór de Pinksterdag. Bij een bepaalde gelegenheid moest Jezus het hem zeggen:
“Ga weg, achter Mij, satan, je bent Mij een aanstoot” (Matth. 16:23). Later loochende deze discipel Jezus drie maal te kennen. Ook de andere apostelen verlieten hun Meester op dat moment. Zó waren deze mannen voor de komst van de Heilige Geest.
En na deze gebeurtenis? Men kent ze bijna niet meer. God de Heilige Geest was gekomen om in hen te wonen! Daarom ziet men bij hen geen spoor meer van schuchterheid en vreesachtigheid. Vol moed staan zij voor de leiders van het volk en zeggen: “Of het recht is voor God naar u meer te horen dan naar God, moet u beoordelen” (Hand. 4:19). We zien dat de discipelen heel andere mensen waren geworden; de Heilige Geest was over hen gekomen en woonde in hen. En zo begrijpen wij de betekenis van Jezus’ woorden: “Het is nuttig voor u dat Ik wegga.”
Op de Pinksterdag daalde de Heilige Geest neer op aarde om in de gelovigen te wonen. Dit feit wordt door de meeste christenen erkend. Maar weinigen van Gods kinderen beseffen, dat de gelovigen van de tegenwoordige tijd hetzelfde deel bezitten als de discipelen in het begin.
Uit verschillende passages in het Nieuwe Testament blijkt duidelijk dat het deel, dat wij hebben ontvangen in geen geval minder is dan dat van de discipelen op de Pinksterdag. Wij lezen in Johannes 7 vers 38,39: “Wie in Mij gelooft, zoals de Schrift zegt: Stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien. Dit nu zei Hij van de Geest, die zij die in Hem geloven, zouden ontvangen.” Ieder die in de Heer Jezus gelooft, ontvangt de Heilige Geest in zulk een overvloed, dat stromen van levend water uit zijn lichaam kunnen vloeien. Zo was het op die Pinksterdag, zoals het ook was in de dagen die volgden op die gebeurtenis.
En hoe zit het met ons? Gelovigen zijn zich terdege bewust van hun armoede, en hier en daar in het christendom bidt men om een nieuwe uitstorting van de Geest of om een grotere mate daarvan. Maar noch het een noch het ander is in overeenstemming met het Woord van God. Nergens wordt ons geleerd dat de Heilige Geest een tweede maal over de gelovigen moet komen; evenmin vinden wij een passage die het idee ondersteunt dat men om een grotere mate van de Geest zou moeten bidden.
Maar waar komt het verschil vandaan tussen ons en de discipelen in die dagen na Pinksteren? Als God ons een maat heeft gegeven die gelijk is aan die van hen, waarom hebben wij dan zo weinig kracht en sterkte? Waarom heeft de verkondiging van het Woord dan zo weinig resultaat? En waarom is er zoveel onverschilligheid en onverschilligheid onder de kinderen van God?
Laten we de fout zoeken in het feit dat we deze ‘Goddelijke Inwoner’ niet toestaan volledig bezit van ons te nemen, van ons hele lichaam. De apostel Paulus schreef aan de Korinthiërs: “Of weet u niet, dat uw lichaam [de] tempel is van [de] Heilige Geest die in u is?” (1 Kor. 6:19).
Ja, ons lichaam is de tempel van de Heilige Geest! Dit is een feit met ernstige maar ook zo belangrijke gevolgen! Indien wij deze waarheid uitvoerig zouden overwegen, zouden wij dit woord van Jezus beter begrijpen: “Het is nuttig voor u dat Ik wegga.”
De Heilige Geest woont niet alleen in ons hart, maar ook in ons lichaam. Dit is een ernstig feit. Onze ogen, onze oren, onze mond en onze geest behoren tot deze tempel. Als onze ogen gericht zijn op wereldse dingen, als onze oren luisteren naar wat de wereld behaagt, als wij geen aandacht schenken aan wat over onze lippen komt of aan onze gedachten, wordt de Heilige Geest bedroefd en verhinderd in Zijn werkzaamheid. En dus hoeven wij ons niet te verwonderen, wanneer men in onze dagen denkt, dat wij niet hetzelfde deel of dezelfde maat hebben ontvangen als de discipelen met Pinksteren. De Heilige Geest, die in de gelovigen woont, wordt door hun wereldgelijkvormigheid, door hun aardse gezindheid en dikwijls door hun gesprekken zozeer bedroefd, dat Hij Zijn kracht niet kan ontplooien. En dan verwondert men zich over wat het verschil is tussen de eerste dagen van de gemeente en onze tijd vandaag. En men bidt voor een nieuwe uitstorting van de Geest en voor een grotere mate ervan! Oh, wat een blindheid en wat een verharding van onze harten!
Maar de taak van de Heilige Geest in ons is niet in de eerste plaats het manifesteren van kracht. Hij verlangt – en dit is Zijn bevoorrechte activiteit – ons de heerlijkheden en schoonheden van de persoon van Christus te tonen. Hij neemt van wat van Hem is en wil het ons mededelen. Zijn onze oren afgestemd om de stem van deze ‘Goddelijke Inwoner’ te horen? Zijn onze ogen door het voortdurende contact met het Woord voldoende gezuiverd om te kunnen herkennen wie en wat Jezus is, niet alleen voor ons, maar ook voor de Vader – zoveel dingen die de Heilige Geest ons bekend wil maken. Ik zou willen, dat onze oren en vooral onze harten aandacht schonken aan dit woord van Jezus: “Het is nuttig voor u dat Ik wegga,” opdat wij de betekenis van de inwoning van de Heilige Geest beter zouden begrijpen!
Laten we het allemaal in een paar woorden samenvatten: Jezus wilde Zijn discipelen een nog kostbaarder deel geven dan het deel, dat zij konden genieten toen Hij op aarde was. God wilde niet alleen bij hen zijn, maar ook in hen wonen. Door Christus’ dood en opstanding en Zijn werk aan het kruis, kon de Heilige Geest neerdalen en Zijn woning maken in gelovigen.
De taak van de Heilige Geest ligt niet alleen in daden van kracht, maar in de eerste plaats in de verheerlijking van Christus, met wie Hij ons voortdurend in verbinding wil brengen.
Laten wij vasthouden aan het feit, dat ons lichaam de tempel is van de Heilige Geest en dat wij het voorrecht hebben onze leden en onze geest onder Zijn controle en werkzaamheid te stellen, opdat Hij ons zoveel mogelijk de heerlijkheden en schoonheden van Christus kan openbaren.
Voorwaar, het deel van de gelovige is groot en buitengewoon kostbaar: God, de Heilige Geest, woont in hem!
Paul Grobéty; © www.haltefest.ch
Jaargang: 1975 – Bladzijde 97.
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW