20 jaar geleden

Het geloof van Bach

In deze bijdrage zullen enkele voorbeeldige gebeurtenissen uit het leven van een Christelijk musicus belicht worden die voor meer dan 300 jaar geleden geboren werd in Eisenach/Thüringen (Duitsland). Het gaat om Johann Sebastian Bach (1685-1750) die naast Heinrich Schutz een zeer indrukwekkend voorbeeld is van een Godvruchtige musicus en componist. Talloze biografiën bestaan er over Bach. Spita, Schweitzer, Nietzsche, Beethoven, Liebknecht – zij allen hebben zich erkennend uitgesproken over Bach. Maar hoe Christelijk was Bach werkelijk? Ook Beethoven heeft een Missa [Latijn voor: mis – vert.] solemnis [Latijn voor: plechtig – vert.] geschreven en Brahms een Duits Requiem [Latijn voor: muziek bij een mis – vert.]. Hadden zij daarom leven uit God? Uit hun biografiën kan men dat daaruit niet concluderen.

In tegenstelling tot Beethoven en Brahms waren voor Bach geloof en ambacht onafscheidelijk met elkaar verbonden. Met zijn muziek wilde hij God eren. In veel van zijn cantaten [Latijn voor: zangstuk, bestaande uit aria’s1, uit recitatieven2, enzovoorts – vert.] houdt hij tweegesprekken met zijn God. Zo was het niet louter een gewoonte dat hij onder ieder werk van hem de initialen “S.D.G.” zette (Soli Deo Gloria = God alleen de eer). Zeer vaak vindt men ook boven zijn manuscripten de letters “J.j.” (Jesu juva – Jezus help). Er zullen hierna twee getuigenissen genoemd worden die iets opheldering over het geestelijk leven van Bach geven.

De Bijbel van Bach

Van Bach zijn er geen zelf geschreven familiekronieken of dagboeken overgeleverd. Zijn bibliotheek bestond uit muziektheoretische en theologische boeken. Terwijl de eerste na de dood van Bach door zijn zonen werden overgenomen, vonden de theologische geschriften bij hen geen interesse. Daarom zijn ze ook, op een enkele uitzondering na, verdwenen. Enkel de Bijbel van Bach dook in Amerika weer op. Daarbij gaat het om een driebandige Bijbeluitgave in de vertaling van dr. Maarten Luther, uitgave 1681. De Lutherse theoloog Abraham Calov heeft daarin Bijbelverklaringen uit Luther’s geschriften samengesteld. Interessant is deze Bijbel daarom, omdat Bach ze van enkele kanttekeningen voorzien heeft.

In een gedeelte uit 1 Kronieken 25 gaat het om de zangers en instrumentalisten voor de tempeldienst in Jeruzalem. Het commentaar van Calov zegt daarbij, deze zijn daarom erbij, “om Christus te verhogen, hetgeen niet alleen met woorden maar ook met musiceren en gezangen gebeurt”. Daartoe schrijft Bach dan in de kantlijn: “Dit hoofdstuk is het ware fundament van alle God welgevallige kerkmuziek”.

Bij 2 Kronieken 5:13 schrijft Bach in de kantlijn: “Bij godsdienstig, vrome muziek is God ten allen tijde met Zijn genade tegenwoordig”.

Een biograaf merkt over de geestelijk inhoud van Bachs cantaten op: “Bach heeft nooit vergeten wat zonde en schuld, oordeel en dood betekent. En slechts alleen daarom kon hij zo van vergeving en verlossing zingen. Maar daarom vinden wij zulke dissonanten van menselijk leven en schuldig zijn, zulk een ervaring van de vergankelijkheid en de dood zo duidelijk bij hem. Maar daarom horen wij ook de lof van de genade en de verlossing tot het werkelijke leven des te duidelijker. Bach wilde graag beide verder vertellen: Het diep getroffen zijn van de zondaar voor God – en zijn aanname door de genade van onze Heer Jezus Christus”3.

Voor het overige zag Bach zich ook al blootgesteld aan de Bijbelkritiek. Terwijl zijn directe “patroon”, de rector van de Thomasschool Johann August Ernesti, met historisch-filisofische middelen aan tekst- en bronnenonderzoek ook de Bijbel aanviel, en daardoor de zogenaamde Bijbelkritiek sterk deed toenemen, was en bleef – zo staat het in de biografie van Werthemann – “de Bijbel voor Bach de heilige, door God geinspireerde Schrift, wiens autoriteit en waarheid van God zelf afstamden. Oude en nieuwe tijd botsen hier hard op elkaar”.4

Bach en het verdrijven van de Salzburgers

In het jaar 1732 beval de Salzburger aartsbisschop Firminian alle onderdanen die het evangelisch-luthers geloof beleden, binnen acht dagen uit het aartsbisdom te vertrekken. Voor de gelovigen daar begon een zware lijdenstijd. Een wandelroutekaart uit de toenmalige tijd toont, dat het net van haar wandelpaden naar het noorden juist om Leipzig toeneemt; zo wordt Leipzig langs drie wegen door de Salzburgers aangedaan: van Saalfeld-Naumburg, van Plauen-Zeitz en van Zwickau-Zeitz af. Al in april 1732 waren enkele groepen in Leipzig in zeer gehavende lichamelijke toestand aangetroffen. Op 13 en 14 juni moesten dan ongeveer 1600 Salzburgers in Leipzig aankomen. “Je kunt je indenken hoe de gemoederen geleidelijk in spanning waren geraakt! En toen kwam eindelijk de dag waarop de Salzburgers in grote getale ook in deze stad kwamen. De Leipziger bevolking had zich letterlijk om de emigranten heen geschaard. Lang voor hun aankomst was de hele weg tot aan Connewitz met een reizende, op rijdier trekkende en lopende menigte bedekt. Een koopman heeft zich op vijftig gasten ingesteld, hij reed hen tegemoet en bracht er tenslotte met moeite twintig thuis, – de overigen werden hem onderweg ontnomen. Een huisknecht nam er op bevel van zijn heer zesendertig met zich mee, met slechts twee kwam hij thuis. Het kwam voor dat een gastheer de anderen geld bood voor de vreemdelingen. Schoenlappers, metselaarsknechten, melk- en bloemenvrouw wedijverden in hun toewijding aan de verdrevenen …”.5

Nadat de Salzburgers waren aangekomen, werd de daarop volgende zondag de cantate van Bach “Brich den hungrigen dein Brot” voor de eerste maal gezongen. De tekst van deze cantate toont duidelijk, dat de boodschap van Bach ver boven het werk van actieve naastenliefde uitgaat. Naast de oproep: “Brich, brich den hungrigen dein Brot, und die, so im Elend sind, fuhre ins Haus. So du eine nacket siehst, so kleide ihn …” worden de gedachten van de toehoorders ook op de toewijding aan God gericht. Het gaat Bach niet alleen om sociale hulp. Het gaat om “zijn Schepper niet op aarde alleen in de schaduw gelijk te worden”; want “de rijke God werpt Zijn overvloed op ons, die zonder Hem ook geen adem hebben. Van Hem is het, wat wij zijn”. Bach heeft in dit geval een evenwicht bewaard, dat ook voor ons een voorbeeld is. Zonder gevoelloos voorbij te gaan aan de materiële en lichamelijke noden van zijn naaste, zet hij zich naast de praktische hulp, toch ook in om op Hem te wijzen die uiteindelijk alle nood stillen kan. Hij heeft Gods Woord voor zijn tijd verstaan en op zijn manier uitgelegd.

De kroniekschrijver bericht dat deze Godsdienst voor de Salzburgers het centrale thema in Leipzig werd, “want wat hen boven alles bewoog, was het geloof. Zou het hen om sociale zekerheid zijn gegaan, dan zouden zij thuis gebleven zijn, en hadden de lotgevallen van een volledige ontworteling niet op zich genomen. Alles dus, wat hen door het geloof aansprak en wat hen tot bevestiging en bewaring van dit geloof hielp, zou voor hen het indrukwekkendst en duurzaamste geweest zijn”.

Samenvatting

De muzikale werken en de weinige levensgetuigenissen van Johanne Sebastian Bach laten nauwelijks daaraan twijfelen, dat deze componist een levendige verhouding tot Zijn God had. Hij probeerde op zijn manier en met de middelen van zijn tijd, door muziek en tekst de opmerkzaamheid van de toehoorders op het wezenlijke te wijzen – op een aanbidding en verheerlijking die uit het hart komt en ter harte gaat. Daarmee heeft hij muziek gemaakt die tijdloos is en haars gelijke zoekt.

Klaus Güntzschel, © Folge mir nach

NOTEN:
1. Aria is een door een persoon voorgedragen lyrisch zangstuk met instrumentale begeleiding.
2. Recitatief is declamatorische zang, zangwijze waarbij het ritme door de behoefte aan expressie van de zanger bepaald wordt).
3. M. Voigt: Johann Sebastian Bach als uitlegger der Heiligen Schrift, Hannover, 1986.
4. H. Werthemann: Johann Sebastian Bach, Leben – Glaube – Werk, Berlin, 1989.
5. H. Besh: Bach, vroomheid en geloof, Bertelsmann, 1938.

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW