5 maanden geleden

Het boek Jozua (20)

De lessen van de overwinningen

Bijbelgedeelte: Jozua 8 vers 1-29

Jozua 8 vers 7:
“Dan moet ú opstaan uit de hinderlaag en de stad innemen, want de HEERE, uw God, zal hem in uw hand geven.”

“Terwijl u te allen tijde bidt in [de] Geest met alle gebed en smeking” (Ef. 6:18).

Zolang Israël hun zonde nog niet had beleden, bleef deze onvergeven en hadden ze daarom geen kracht om voor de Heer te strijden. Hij was niet bij hen, want de zonde in hun kamp had een scheiding gemaakt tussen hen en hun God (Jes. 59:2). Maar nu hadden ze hun zonde beleden en God had deze weggedaan. Sommige mensen van God brengen maanden of zelfs jaren van hun leven door in een toestand van geestelijke inactiviteit, met harten als water en ver verwijderd van de kennis van de gedachten van God. Als er maar een klein scheurtje in de telefoonlijn tussen ons en Amerika zou zitten, dan zouden we niet in staat zijn om met onze vrienden overzee te praten. Zo scheidt de zonde Zijn volk van God. Dit betekent niet dat God vergeet genadig te zijn voor de Zijnen of hen niet veilig naar hun bestemming brengt. Maar hier op aarde, tijdens dit leven, onderbreekt de zonde die niet beleden is de communicatie van de gedachten van God met ons, en dat leidt tot de afwezigheid van de kracht van God in ons en dus tot een ineffectieve strijd.

Zolang de gemeenschap met God onderbroken is, is er ook een gebrek aan moed. Geestelijke moed is het gevolg van geloofsvertrouwen in God, en actief geloofsvertrouwen is het gevolg van gemeenschap met Hem. Abraham wandelde met God en God zei: “Zal Ik voor Abraham verbergen wat Ik ga doen?” (Gen. 18:17). Het handelen van de dienaar van God en in geloof en de behaalde overwinning zijn gebaseerd op de tussenkomst van de gedachten van God aan de dienaar. Ongelovige harten, zelfverzekerde geesten veroorzaken nederlagen in het werk van de Heer. Het Woord van de Heer: “Ik zal voortaan niet meer met u zijn” is een ernstig oordeel voor de christelijke strijder en de nederlaag volgt hem zolang het kwaad, dat door God is geopenbaard niet is weggedaan. De werkelijk effectieve strijder van Christus is niet alleen een constante en ijverige arbeider voor God, maar ook een werkelijk nederig en afhankelijk persoon die met God wandelt. Als de christen niet in de juiste toestand voor God staat, wordt zijn geest bedroefd en dooft zijn vuur in de ziel. De ware kracht in een gelovige is niet zijn eigen kracht, maar de kracht van God in hem; hij is slechts een vat dat door de Heer gevuld wordt. Zoals de Heer niet met Israël was, zoals Hij zich van Simson terugtrok, zo verlaat Hij Zijn volk ook vandaag wanneer hun wegen verkeerd zijn in Zijn ogen. Hij laat hen niet in de steek in de zin, dat hij hen voor altijd afwijst, maar in Zijn regeringswegen verlaat Hij ontrouwe dienaren, zoals zelfs de meest hartelijke ouders zich van een kind afwenden, totdat het zich omkeert van zijn verkeerde wegen.

Mensen die ooit nuttig waren voor God worden soms door God aan de kant gezet. Ze gaan aan het werk zoals altijd, maar ze behalen geen overwinningen meer. Ze proberen zich te herpakken zoals Simson, maar de Filistijnen houden de overhand. Het verhaal van Ai onthult de reden – verborgen kwaad is in het kamp. Dan staan dezelfde dienaren weer op en worden, na een periode van nederlagen, opnieuw vaten van kracht bij God en de mensen. Opnieuw onthult het verhaal van Ai het geheim: ze hadden zich vernederd voor God. Net zoals Hij de oorzaak van hun falen had blootgelegd, ziet Hij nu ook hun zelfveroordeling en de verwijdering van het kwaad uit hun midden en geeft Hij hun nieuwe moed om verder te gaan en belooft Hij hun de overwinning.

Nadat God zich heeft afgewend van de hevigheid van Zijn toorn tegen Zijn volk Israël, moedigt Hij Jozua aan om door te gaan, zeggende: “Wees niet bevreesd en wees niet ontsteld. Neem al het krijgsvolk met u mee en sta op, trek op naar Ai.” Dit zijn inderdaad geruststellende woorden van God, die Zijn eerste genadige uitnodigingen en bemoedigingen herhaalt en hen verzekert van de overwinning. Maar hoe anders was de wijze van oorlogvoeren dan de wijze waarop Israël zich had voorgesteld om de “puinhopen” van Ai te verslaan. Ze hadden gezegd: “Laat niet het hele volk optrekken”; de Heer zegt: “Neem al het krijgsvolk met u mee.” En toen de duizenden Israëlieten ten strijde trokken, moest elke soldaat zich realiseren, dat kleine vijanden niet gekleineerd moesten worden, want de Heer alleen was de kracht en de moed van Israël.

Heel Israël moest “daarheen optrekken” – sommigen in een hinderlaag, sommigen naar het front – want als we achteloze fouten maken en moedwillig zondigen in onze dienst, dan maakt God ons door zwoegen en werken de lessen duidelijk die we hebben verwaarloosd, ook al heeft Hij ons onze fouten laten zien en onze wegen vergeven. En Israël trok niet alleen op naar Ai, maar God gaf hen de overwinning langs de weg van vernedering; door een schijnbare nederlaag, door te vluchten voor hun vijanden, behaalden zij de overwinning. Nederlagen en mislukkingen leren de gelovige bescheiden te wandelen. Wie niet verslagen van geest is na een val of een mislukking, heeft zich niet werkelijk bekeerd van de ongerechtigheid van zijn zonde. En God kan niet bij de man zijn die niet verbrijzeld is in zijn geest, “Immers onze God is een verterend vuur” (Hebr. 12:29).

De wereld ziet het verborgen werk niet dat in een hart met God gebeurt. Gods wegen met Zijn volk verbluffen elke menselijke berekening. De vijand houdt alleen rekening met menselijke kracht; de wereld bekommert zich niet om de verborgen dingen die de hand van God over Zijn volk brengen op de weg van dienst en strijd. We zien dit principe in de manier waarop de koning van Ai tegen Israël optrok. Hij zag geen verandering in hen. In zijn ogen waren het dezelfde mensen die nog maar een dag of twee geleden voor hem waren gevlucht. Daarom dacht hij dat ze net zo gemakkelijk in zijn handen zouden vallen als voorheen. Hij wist niet, dat de Heer in hun midden was. Hij kwam dichterbij, maar alleen om zijn ondergang tegemoet te zien en de volledige vernietiging van zijn stad. De ‘werpspies’ van Jozua was het signaal voor Israël en het teken van een strijd die niet kan stoppen, totdat elke vijand is verslagen en vernietigd.

De heidense koning droomde er niet van wat het resultaat was van het verborgen werk van God in het kamp, dat Hij teweeg had gebracht door Zijn regeringswegen en Zijn terechtwijzing. Israël was een ander volk dan een paar dagen geleden. Hun handen waren rein en hun harten waren sterk. Wat de geest van trots de dwaasheid van vasten en bidden noemt, was welgevallig in de ogen van de Heilige, ook al was het in de ogen van mensen niets anders dan de vernedering van zichzelf. Geestelijke uitwerkingen zijn onbegrijpelijk voor de wereld – het enige wat zij ziet zijn de gevolgen. Moge het verborgen werk van God zich verdiepen en vermenigvuldigen in de harten van Zijn volk. Mogen Zijn strijders alleen met Hem zijn in het kamp, zichzelf oordelen en zichzelf reinigen van ongerechtigheid, om Hem vervolgens in hun midden te ervaren en op Zijn bevel de overwinning tegemoet te wandelen, terwijl hun ogen gericht zijn op de uitgestrekte werpspies van hun Leidsman.

 

H. Forbes Witherby; © www.bibelstudium.de

Online in het Duits sinds 03.08.2013.

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW