Bijbelgedeelte: Jozua 5 vers 13-15; 6 vers 1-5
De bevelhebber van het leger van de Heer
Jozua 5 vers 13-15:
13. Het gebeurde, toen Jozua bij Jericho was, dat hij zijn ogen opsloeg en zag, en zie, er stond een Man voor hem met een getrokken zwaard in Zijn hand. Jozua ging naar Hem toe en zei tegen Hem: Hoort U bij ons of bij onze tegenstanders?
14. Hij zei: Nee, maar Ik ben de Bevelhebber van het leger van de HEERE. Nu ben Ik gekomen. Toen wierp Jozua zich met het gezicht ter aarde, boog zich neer en zei tegen Hem: Wat wil mijn Heere tot Zijn dienaar spreken?
15. Toen zei de Bevelhebber van het leger van de HEERE tegen Jozua: Doe uw schoenen van uw voeten, want de plaats waarop u staat, is heilig. En Jozua deed dat.Jozua 6 vers 1-5:
1. Jericho was volkomen gesloten vanwege de Israëlieten: er ging niemand uit en er ging niemand in.
2. Toen zei de HEERE tegen Jozua: Zie, Ik heb Jericho met zijn koning en zijn strijdbare helden in uw hand gegeven.
3. U, alle strijdbare mannen, moet rondom de stad gaan, de stad één keer rondtrekken. Zo moet u zes dagen doen.
4. Zeven priesters moeten voor de ark uit zeven ramsbazuinen dragen. En u moet op de zevende dag zeven keer rondom de stad gaan, en de priesters moeten op de bazuinen blazen.
5. En het zal gebeuren, als men de langgerekte toon op de ramshoorn blaast, als u het bazuingeschal hoort, dat heel het volk een luid gejuich zal aanheffen. Dan zal de stadsmuur instorten en het volk moet eroverheen klimmen, ieder recht voor zich uit.
“… en uit zijn mond kwam een scherp, tweesnijdend zwaard” (Openb. 1:16).
Jozua was niet vrij van fouten, dus we kunnen niet in elk detail van zijn persoon een beeld van de Heer Jezus zien. In deze passage zien we hem als een man van geloof, in wie de Geest van Christus was, en we vinden in hem de drijvende kracht van Israël.
Jozua was in Jericho en kreeg een overzicht van de torenhoge muren en de koperen poorten. Hoe moest deze vesting ingenomen worden, aangezien Israël geen offensieve wapens had om zo’n verdediging te overwinnen? Het verstand kan duizend moeilijkheden zien, maar God schenkt ons hier een blik van de man van geloof alleen met zijn God, die Gods zienswijze op de overwinning aanneemt. De krachten van deze wereld zijn voor ons wat de verdediging van Jericho was voor de nomadische stammen van Israël. In onszelf zijn we machteloos tegen hen. Met de kracht van God zijn alle dingen mogelijk.
Toen Jozua zijn ogen ophief, zag hij een man met een getrokken zwaard in zijn hand. Dit was een Goddelijke openbaring aan hem en daar richtte hij zijn ogen op, niet op de verdediging van Jericho. In zijn ijver stelde Jozua de vreemdeling op de proef, die zich openbaarde als de Bevelhebber (of Vorst) van het leger van de Heer, waarop Jozua onmiddellijk op zijn aangezicht viel en om zijn bevel vroeg.
Gods hulpbronnen zijn oneindig en hij maakt ze aan ons bekend in Christus, in overeenstemming met Zijn eigen heerlijkheid en onze behoeften. Aan Mozes maakte Hij Zich bekend in een vuurvlam uit het midden van het brandende braambos, want zijn volk bevond zich in de vurige oven van ellende, en zij werden niet door God verteerd: “In al hun benauwdheid was Hij benauwd; de Engel van Zijn aangezicht heeft hen verlost” (Jes. 63:9); en op de heilige plaats van de aanwezigheid van de Heer, met ongeschoeide voeten, ontving Mozes de taak om Israël te bevrijden uit de slavernij van Egypte. Aan Jozua openbaarde de Heer Zich in Christus als de Vorst van alle macht, als de Bevelhebber van de hemelse legerscharen ten gunste van Israëls leger; en met ongeschoeide voeten, op de heilige grond van de tegenwoordigheid van de Heer, leerde Jozua de wijze waarop Jericho overwonnen moest worden en kreeg kennis over het feit, dat de Heer Israël de stad, haar koning en alle soldaten had gegeven. En aan de voeten van de Zoon des mensen, opgestaan uit de dood, leert de christen ook over het einde van de machten van de boosheid en over het einde van deze wereld.
Als de hoogste autoriteit, de absolute macht van Christus onze Heer, ons hart in beslag neemt, groeit ons geloof en geven we gehoor aan de vermaning: “Overigens, sterkt u in [de] Heer en in de kracht van zijn sterkte” (Ef. 6:10). Alle macht in de hemel en op aarde is gegeven aan de Heer Jezus Christus als mens (Matth. 28:18). God heeft alle dingen aan Zijn voeten onderworpen (Ef. 1:22). Hij, in de hemel, is het Hoofd van alle overheid en gezag (Kol. 2:10). Ware christelijke strijd is tot Zijn, en alleen tot Zijn eer. Daarom is, wanneer de christen oprecht voor Christus strijdt, de gevechtslinie van Satans machten tegen hem. “Onze strijd,” zegt de Schrift, “is niet tegen bloed en vlees, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers van deze duisternis, tegen de geestelijke [machten] van de boosheid in de hemelse [gewesten]” (Ef. 6:12). Als we tegenover deze geweldige machten in geloof de Bevelhebber van het leger van de Heer erkennen en als we sterk zijn in Hem en in de kracht van zijn sterkte, dan zullen we overwinnen.
De uitgestrekte staf heeft nu plaatsgemaakt voor het getrokken zwaard. De staf was het symbool van Goddelijk leiderschap en bevrijding uit Egypte, maar het zwaard is het symbool van Goddelijk leiderschap en overwinning in Kanaän. Israël wordt niet langer geleid als een kudde; vanaf nu worden ze uitgezonden als het leger van God om de ongerechtigheid van Kanaän neer te slaan. We begrijpen de Schrift helemaal verkeerd als we ons getuigenis beperken tot troost en vrede, want er staan ook woorden van oordeel en toorn in. Een scherp, tweesnijdend zwaard komt op de duidelijkste manier uit de mond van de Heer (Openb. 1:16) en de hemel spreekt zijn beslissende en onverbiddelijke oordeel uit over onrechtvaardigheid. De dag is nabij waarop de hemelen zullen worden geopend en de Heer, de getrouwe en waarachtige, de volken zal treffen met de scherpte van het zwaard dat uit Zijn mond komt (Openb. 19:15+21). De oneindige gruwelijkheid van Gods toorn tegen de zonde en het getuigenis van het oordeel, dat Christus door Zijn Woord over de zondaars zal uitspreken, maken deel uit van de aanvalsstrijd van de christen tegen deze wereld. Om zo’n getuigenis te kunnen afleggen, moet ons hart in beslag genomen worden door de openbaring van Zijn Persoon met het getrokken zwaard, en deze openbaring wordt aan Zijn voeten ontvangen (lees Openb. 1).
De ernstige passage waar we naar kijken moet in zijn geheel gelezen worden zoals hij aan het begin van dit hoofdstuk staat. We vinden er een tussenvoegsel in: “Jericho was volkomen gesloten vanwege de Israëlieten: er ging niemand uit en er ging niemand in.” De hele passage toont ons Gods gedachten over het zwaard, het einde van Jericho en de wijze waarop Hij Jericho ten val zou brengen. Het tussenvoegsel laat ons de toestand van Jericho zien en het is heel leerzaam, dat het tussen het verslag van Jozua – die aanbidt op de heilige grond van Gods tegenwoordigheid – en de openbaring van het einde van Jericho komt. We leren de gedachten van God in het heiligdom van Zijn tegenwoordigheid en afhankelijk van hoe we in Zijn tegenwoordigheid zijn, openbaart Hij Zijn waarheid aan ons. Hij die stierf leeft nu en zal nooit meer sterven; we buigen ons aan de voeten van de Zoon des mensen in heerlijkheid. Waar Jozua neerviel, waar Johannes neerviel, laten wij daar ook neervallen en aanbidden. Aan Zijn voeten zal Zijn zwaard en het oordeel over deze wereld worden geopenbaard. De geschiedenis van het kwaad, hoe donker en verschrikkelijk ook, is slechts een kort intermezzo in de raadsbesluiten van God. Een opstandig leven, of het leven van een opstandige wereld die zijn weg gaat in opstand tegen God, is slechts een kwestie van een moment in het licht van de eeuwigheid. In feite is de geschiedenis van de wereld slechts een intermezzo van de eigen wil van de schepping te midden van de Goddelijke raadsbesluiten. Hoe snel zal het allemaal voorbij zijn! De wereld of de mensen van de wereld mogen zich erop beroemen, dat ze God buitengesloten hebben, maar de plotselinge vernietiging zal komen en er zal geen ontkomen aan zijn.
Bij het overdenken van dit ingevoegde vers zien we, dat de bevelhebber van het leger van de Heer de Heer zelf is – Jezus – die Jozua instructies geeft over de wijze waarop Israël ten strijde moet trekken. En voordat ze een stap verder waren, gaf hij opdracht voor de verdere gang van zaken aan de hand van het aantal dagen in een week. Het getal zeven bepaalde al het andere; want priesters, bazuinen, dagen, alles was zevenvoudig. God verdeelde Zijn handelen met de aarde in fasen van zeven. Van Genesis tot Openbaring zijn Zijn wegen met de aarde in relatie tot het koninkrijk van God op deze manier verdeeld. Elke week die we beleven verkondigt de geschiedenis van de tijd aan ieder mens, en ons lot is gevallen in de laatste momenten van deze geschiedenis.
De opstelling van Israël is ook veelzeggend. De ark die hen in Kanaän had gebracht vormde het centrum van de strijdmacht (vs. 9), en zo is Christus het centrum van de strijdmacht van Gods volk, terwijl voor de ark de lofzang uitging – de zeven priesters; en het is waar dat zelfs in de christelijke strijd de lofzang zevenvoudig vooraan staat. Het karakter van de lofprijzing is ook veelzeggend, want elke priester had een weergalmende bazuin, een bazuin van vreugde (niet de hoorn van lawaai), waarvan de klanken vrijheid verkondigden, het aangename jaar van de Heer. Deze vreugdevolle klanken zouden constant gehoord worden door de mensen van Jericho terwijl de gewapende mannen de stad omcirkelden.
Dat was de opstelling van Israël, dag na dag, tot het einde. Zo zou het ook voor ons moeten zijn: eerst Christus, dan lof en dan arbeid – vanuit het oogpunt van de wereld een dwaas schouwspel, dat is waar, maar “de wapens van onze strijd zijn niet vleselijk, maar krachtig voor God, tot afbreking van bolwerken” (2 Kor. 10:4).
H. Forbes Witherby; © www.bibelstudium.de
Online in het Duits sinds 24.07.2013.
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW