6 maanden geleden

Het boek Jozua (16) – Het manna

Bijbelgedeelte: Jozua 5 vers 12

 

“Het manna hield de volgende dag op, nadat zij van de opbrengst van het land gegeten hadden. En de Israëlieten hadden geen manna meer, maar zij aten in dat jaar van de opbrengst van het land Kanaän.”

“… zo zal ook degene die Mij eet, leven door Mij. Dit is het brood dat uit de hemel is neergedaald” (Joh. 6:57-58).

Manna was het voedsel van Israël in de woestijn. Het was Gods voorziening voor de tijd van hun omzwervingen: “De Israëlieten aten veertig jaar lang het manna, totdat zij in bewoond gebied kwamen. Zij aten manna, totdat zij aan de grens van het land Kanaän kwamen” (Ex. 16:35). Elke morgen viel het, en zij verzamelden het ’s morgens naargelang de maat van hun voedsel. Het lag rond het kamp waar de dauw van de hemel was geweest. “Toen de laag dauw opgetrokken was, zie, over de woestijn lag iets fijns, iets vlokkigs, fijn als de rijp op de aarde” (vs. 14). De dorre woestijn ontving de dauw op haar oppervlak, en daar, waar het vocht dat zich onzichtbaar had verzameld en op de aarde was neergevallen, deelde God het voedsel van de sterken uit voor het volk – “Brood uit de hemel gaf Hij hun te eten.” De Geest van God, door wie Christus aan ons wordt voorgesteld, en Christus Zelf als ons voedsel staan hier voor ons. “Want het brood van God is Hij die uit de hemel neerdaalt” (Joh. 6:31,33), en we vinden Hem als het ware daar, waar de Heilige Geest Hem aan ons voorstelt. Het voedsel van de christen op zijn reis door de woestijn komt niet van de aarde, maar van en uit de hemel. Ons geestelijk voedsel moet ijverig verzameld worden, dag na dag, vroeg in de morgen, voordat de zon opkomt en onze dagelijkse arbeid begint.

In de woestijn verzamelde Israël het manna naar gelang hun behoeften. De Heer voorzag in hun behoeften. Op dezelfde manier ontvangen wij ook van Christus. We hongeren en vinden in Christus het voedsel voor onze dagelijkse behoeften, en elke keer ontvangt de ijverige hand, de vroege zoeker een bijzondere zegen. “En zo deden de Israëlieten, zij verzamelden, de een veel en de ander weinig,” zij verzamelden niet naar de overvloed van Gods voorziening, maar “ieder had zó veel verzameld als hij eten kon” (Ex. 16:17-18). Hoe waar is dit principe met betrekking tot de honger van de ziel, want hoe gevarieerd is de honger naar hemelse dingen onder Gods volk. Sommigen vinden een half uur met het Woord van God bezig zijn lang, anderen overpeinzen het dag en nacht. Maar hoewel dit bij ons het geval is, was het manna, toen het werd afgemeten, “een gomer per hoofd”1 – iedereen had genoeg, elke behoefte werd volledig bevredigd, want de maat was de bevrediging van ieders behoefte.

In Kanaän at Israël het graan van het land, het inheemse voedsel van Kanaän – de onuitputtelijke voorraad, als we het zo mogen zeggen, van de beloofde erfenis. Net als het manna is het graan van het land ook een beeld van Christus, het voedsel voor Zijn volk. Maar in het graan van het land hebben we de voortdurende verzorging van de hemel voor ons, Christus die uit de dood is opgestaan, en de verzorging wordt niet afgemeten aan de behoefte van de hongerende gelovige op aarde, maar aan Hemzelf in Zijn onuitputtelijke volheid. In de vier evangeliën zien we Christus als het manna, Jezus op aarde toen Hij onder de mensen leefde; in de geschriften die Hem beschrijven als de verheerlijkte en opgevaren Zoon van God, zien we Hem als het graan van het land. Het is altijd dezelfde Jezus, in het ene geval neerdalend in onze noden, in het andere in de heerlijkheid van God.

De maat van het manna, dat in de woestijn viel, kwam overeen met de dagelijkse behoeften van Israël; elke dag was er genoeg voor iedereen in de hele menigte en niet één persoon werd vergeten in de Goddelijke berekening. God telde Zijn volk in Zijn liefdevolle zorg en voorzag hen elke morgen naar hun aantal. Dit is een zeer ontroerende gedachte. Iedere gelovige, hoe groot de honger van zijn ziel ook is, hoeft alleen maar tot Christus te gaan; kleine kinderen, oudere gelovigen – dit kostbare woord geldt voor iedereen: “Wie tot Mij komt, zal nooit meer honger hebben” (Joh. 6:35). De maat van het graan van het land kwam overeen met de overvloed van het land zelf, van honing, tarwe, olie en wijn, van alle producten van Kanaän. Als we begrijpen wat Christus in Zichzelf is als het graan van het land, gaat ons hart een zee binnen van onmetelijke overvloed en zegeningen. Niet onze behoeften, maar Zijn volheid staat voor ons. Christus, opgestaan uit de dood, is ons deel. Laten we ernaar streven Hem te kennen zoals Hij is. En hoe meer we van Hem begrijpen, hoe meer we zullen zien hoeveel we nog niet hebben begrepen; Zijn heerlijkheden, Zijn genade, Zijn liefde zijn onuitputtelijk.

Christus kennen als het graan van het land en ons voeden met Zijn onuitputtelijke overvloed zal ons op geen enkele manier beroven van onze ijver om Hem dagelijks te zoeken voor onze steeds terugkerende behoeften. Hoewel het manna voor Israël ophield toen ze van het graan van het land aten, houdt het voor ons nooit op zolang we nog op aarde zijn. We hebben het elke dag en elk uur nodig, aan het einde van onze reis net zo goed als aan het begin. Geestelijk zijn we zowel in de woestijn als in Kanaän. We zijn deelgenoten van de hemelse roeping op aarde en in Christus zijn we overgeplaatst in de hemelse gewesten. Het genot van Gods zegeningen voor ons in de hemelse gewesten in Christus vergroot het bewustzijn van Zijn zegeningen voor ons in de woestijn. Geen genade vervangt een andere en geen Goddelijke gunst doet afbreuk aan een andere. Alle wegen van God zijn volmaakt en elke betoning van Gods genade geeft glans aan die genade. Een gelovige die de ene heerlijkheid van Gods genade tegenover de andere stelt, is als een man die op een heldere nacht naar de ganse glorierijke sterrenhemel boven hem kijkt en dan de schoonheid van sommige sterren veracht omdat ze in heerlijkheid verschillen van andere.

Israël had het voedsel van de woestijn in Kanaän nog maar een paar dagen, maar toen ze van de oogst van het land genoten, hield het manna op. Wanneer we de heerlijkheid bereiken, zullen we niet langer de dagelijkse ondersteuning van genade nodig hebben, omdat we dan bij Christus zullen zijn. We zullen Hem zien zoals Hij is. We zullen Hem in de hemel zien. We zullen voor altijd onuitputtelijke zegeningen bezitten. Zijn volheid zal onze nooit eindigende deel zijn; we zullen voor altijd tevreden zijn en zullen voor altijd onze vreugde in Hem vinden.

 

NOOT:
1. Een gomer is vermoedelijk tussen de 2 en 4,5 liter.

 

H. Forbes Witherby; © www.bibelstudium.de

Online in het Duits sinds 22.07.2013.

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW