Bijbelgedeelte: Jozua 2
“Door [het] geloof kwam Rachab de hoer niet om met de ongelovigen1, daar zij de verspieders met vrede had opgenomen” (Hebr. 11:31).
Jericho, de stad in de prachtige vlakten van de Jordaan, was werkelijk een “geurige stad”. Het was een stad van enorme kracht in een regio van buitengewone schoonheid. Het is een beeld van deze wereld, die bestemd is om te worden geoordeeld door het Woord van God. Christus zal met Zijn heiligen uit de hemel neerdalen, Hij zal de sterken overweldigen en de fundamenten van deze wereld omverwerpen, en dan zal Hij Zijn koninkrijk en Zijn regering vestigen. Niet alleen zal het huidige systeem van deze wereld worden vernietigd, maar de god van deze wereld zal tijdens de regering van Christus in de afgrond gesloten en verzegeld worden (Openb. 20:1-3).
De eerste christenen verkondigden onophoudelijk de komst van Christus en de rechten van Zijn koninkrijk. Dit getuigenis had zijn uitwerking op het geweten van de mensen. Het oprechte getuigenis van Gods oordelen beangstigt altijd hen die onvoorbereid zijn. In onze dagen hebben de verwachtingen van de komst van Christus in oordeel over deze aarde en Zijn komende koninkrijk, als Hij zal regeren, een te geringe plaats in het getuigenis van de christenen. We hebben het niet puur alleen over de kennis van de leer over de komst van Christus, die op zichzelf geen kracht heeft om zielen te bewegen. Het behaagde God dat bijna 2.0002 jaar zouden verstrijken, en dat het lang voorspelde oordeel nog steeds ‘aarzelt’, en het koninkrijk van Christus nog niet in kracht op aarde is gevestigd. Daar zijn twee redenen voor: het is de wil van God, dat enerzijds Zijn volk praktisch moet leren wat deze wereld is, zowel als woestijn als slagveld, en anderzijds dat bepaalde kenmerken in deze wereld duidelijk moeten worden uitgedrukt.
40 jaren moesten voor het volk Israël voorbij gaan, opdat zij de woestijnlessen leerden, maar in de plannen van God waren deze 40 jaren om zo te zeggen slechts één stap van Egypte naar Kanaän, want bij Hem zijn 1000 jaar als één dag. De woestijn kwam daartussen als een test, om de mensen te beproeven; en dus beproeven woestijnervaringen ook vandaag Gods volk. Gods doel voor Zijn heiligen is heerlijkheid met Christus en regeren met Christus. Bijgevolg strekt het geloof zich naar de heerlijkheid en het koninkrijk uit en verwacht het. Het geloof weet, dat de heerschappij van deze wereld moet worden omvergeworpen en dat Christus zal regeren, en verwacht in de kracht van de Geest van God de komende oordelen en de vestiging van het koninkrijk, terwijl hij de lessen van het leven leert.
In de raadsbesluiten van God moeten de wegen van de wereld hun ontwikkeling bereiken, moeten bepaalde kenmerken van het kwaad tot de voleinding voortschrijden, voordat Christus om te oordelen op de aarde komt. Maar omdat het oordeel nog steeds uitblijft, zou je kunnen zeggen: “… want de maat van de ongerechtigheid van de Amorieten is tot nu toe niet vol” (Gen. 15:16). Maar de christen moet Zijn ogen op Hem richten, Wiens komst in de lucht op elk moment kan plaatsvinden, terwijl hij zich tegelijkertijd verheugt in de lankmoedigheid van God, die door Zijn evangelie nog steeds genade betoont aan de zondaar. De ontwikkeling van gebeurtenissen is niet de poolster, waarop de christen zijn stappen afstemt. “Wat zegt de Schrift?”, is zijn motto.
Met deze overwegingen volgen we de twee verspieders die Jozua vanuit het kamp in Sittim zond om Jericho te bekijken. Alle incidenten met betrekking tot hun missie kunnen als een verborgen werk genoemd worden; net zoals er ook in deze dagen een verborgen werk van God plaatsvindt, terwijl de loop van de wereld voor alle ogen zichtbaar is. Vertrouwen in wat Gods Woord zegt over het oordeel, dat zich spoedig zal openbaren, is een machtige kracht voor het werken in het verborgene om in dit ‘ons Jericho’ zielen voor God te winnen.
De twee verspieders werden door God precies naar het huis in de stad geleid, waar een voorbereid hart was. Wie door geloof handelt, verspilt geen tijd, maar wordt door God naar de juiste plaatsen en naar de juiste personen geleid. Het leek hoogst onwaarschijnlijk om vrees voor God te vinden in het huis van Rachab, maar God maakt geen fouten en degene van Zijn dienaren, die op hun wegen door Hem worden geleid, vergissen zich niet.
Terwijl we met Rachab op het platte dak van haar huis staan, (vs. 8) en rondkijken, leren we lessen voor onze dagen. Let op de stand van ontwikkeling van deze stad, haar nieuwste uitvindingen, de enorme en hoge muren en de koperen poorten3. Kijk naar de natuur, sinds de schepping van de wereld staan de bergen op hun plaats, sindsdien lijken de valleien van goud vanwege het rijpend graan, de berghellingen zijn paars vanwege de vruchtbare wijnstokken, omdat het oogsttijd is. Welzijn en de hoop op toenemende omvang zijn er in overvloed voor handen, de verwachting van de toekomst vervult de ziel. De wereld denkt er niet aan, dat de sikkel, die spoedig de oogst binnen zal brengen, de sikkel van het oordeel is!
De oude Jordaan stroomt, zijn oevers overspoeld met diepe wateren, alsof hij vol trots wil zeggen: “Ik ben een onoverwinbaar obstakel voor de naderende vijand”. De zon die ze aanbidden gaat stil haar loop, verdwijnt achter de bergen, giet haar rijke glans over de geurige valleien, en mensen zenden haar handkussen toe. De drukte van de stad, de commercie en haar luxe, het eten van vlees en het drinken van wijn, huwen en gehuwd worden, geboorte en dood, volgen hun loop zoals in vorige generaties. Voor de spotters van de stad is het nieuws van het komende oordeel een oud sprookje geworden; 40 jaar eerder hadden zij of hun vaders gehoord, hoe de HEER de wateren van de Rode Zee voor het volk had opgedroogd, die nu aan hun poorten stonden en hun land claimden, maar de geschiedenis is oud, ze hebben niets te vrezen!
Men maakt al grapjes over het getuigenis van de komst van Christus en Zijn rijk. “Waar is de belofte van Zijn komst? Want sinds de vaderen zijn ontslapen, blijft alles zó [als] van [het] begin van de schepping” (2 Petr. 3:4). Het kan zijn, maar toch “Wanneer zij zullen zeggen: Vrede en veiligheid, dan zal een plotseling verderf over hen komen …” (1 Thess. 5:3). De spot van ongeloof en het vernietigende effect ervan kan niet geloochend worden, maar net zomin kan de kracht van dat getuigenis van de komst van Christus en van Zijn koninkrijk dat Zijn volk voorleeft, geloochend worden. Wanneer een gelovige in de kracht van het geloof, door zijn wijze van leven getuigt van de waarheid van de komst van Christus, beven de mensen. Het leven naar wat een mens gelooft, overtuigt zielen. Leerstellige intelligentie overtuigt niemand, maar praktisch gedrag is onweerlegbaar. “Deze persoon heeft iets wat wij niet hebben”, zeggen mensen over iemand die een voorbeeld is van Christus, en zo’n leven stelt hen de eeuwigheid voor ogen.
De twee verspieders waren de vertegenwoordigers van hun verwachtingen, ze kwamen niet naar Jericho om daar te wonen, maar om het te verkennen en dan weer te verdwijnen. De christen wordt in deze wereld gezonden om een getuigenis van God en van de komst van Christus en Zijn koninkrijk te zijn. Satan kan die waarheid niet vernietigen, maar hij kan haar de kracht ontroven, waar het getuigenis van het volk van God alleen in woorden bestaat en de energie van het geloof ontbreekt.
Terwijl de twee verspieders met Rachab spraken en luisterden naar haar merkwaardig verhaal van angstige harten en verloren moed vanwege de macht van de HEER, kwam het de koning van Jericho ter ore, dat ze in de stad waren. Onmiddellijk ontwikkelde zich een directe vijandigheid tussen hem en Rachab. Een verbond met de vijanden is dwaas, dus moet het volk van God breken met de wereld en satan, en alleen degenen die zich aan de kant van God stellen, zijn veilig. Satan kent zijn ondergang, hij heeft de Bijbel beter gelezen dan de mensen, hij is geen ongelovige. De demonen geloven en sidderen (Jak. 2:19). Satan weet dat het Koninkrijk van Christus zeker komen zal (Openb. 11:15), dat hij niet voor altijd de “God van deze eeuw” zal zijn (2 Kor. 4:4), dat voor de koninkrijken van de aarde het laatste uur spoedig aangebroken zal zijn. Hij is echt in de verdediging en al zijn aanvallen op de waarheid van God zijn erop gericht om zijn bezit zo lang mogelijk te behouden.
De wijsheid van het geloof zal Satan onvermijdelijk te slim af zijn. Rachab verborg de mannen zodra ze naar hen zochten. Wanneer een gelovige plannen maakt, moet hij bedenken dat satan een meer geschoolde planner is dan hijzelf. Als de gelovige zijn Vader vertrouwt als een klein kind, wordt satan verslagen voordat de strijd begint.
Vanwege de leugen van Rachab willen critici het hele verhaal in twijfel trekken. Maar God vertelt de waarheid over hun karakter en hun wegen, over alles; het is de mens die alles verbergt wat hem in een slecht daglicht stelt. “Door [het] geloof kwam Rachab de hoer niet om met de ongelovigen [4], daar zij de verspieders met vrede had opgenomen” (Hebr. 11:31). Haar overtuiging, niet haar verkeerde gedrag, wordt aanbevolen. Van mensen in het Oosten wordt verteld, dat ze graag liegen. Dit wil niet zeggen dat een nationaal kenmerk een excuus voor zonde is; des te erger voor de natie die zo wordt gekenmerkt. Het getuigenis van de oude dichter van Kreta zei, dat Kretenzers altijd leugenaars zijn, slechte, kwade beesten, luie buiken (Tit. 1:12). Aan dit getuigenis voegde de apostel Paulus zijn eigen getuigenis toe, waardoor de zaak door middel van de noodzakelijke twee getuigen bevestigd werd. Daarmee wordt onderbouwd, dat een volk uit leugenaars bestaat. Of het nu west of oost is, leugens en bedrog worden door God gehaat. “Men moet hun de mond stoppen”, was het woord aan Titus, vanwege dit nationale kenmerk. Niemand hoeft te denken dat het Woord van God het niet zo nauw neemt met de leugen, omdat het de waarheid over iedereen, inclusief Rachab, vertelt.
Maar waarom zouden de ongelovigen van de ware gelovigen in het christendom moraliteit verwachten? Hun verzet tegen de echtheid van dit deel van het Woord van God, gebaseerd op de leugen van Rachab, onthult dat zij geloven dat God waarachtig is en geen leugens kan goedkeuren, en dat Hij zal doen wat Hij Zich voorgenomen heeft. Hij zal beslist oordeel vellen over deze wereld en haar ontrouw en haar leugenaars, zoals Hij heeft gezegd. Rachab had net zomin het recht om een leugen te vertellen aan haar koning, als een mens de vrijheid heeft om leugens te vertellen aan de vader van de leugen. Als haar geloof in de Heer groter was geweest, zou ze op Hem hebben vertrouwd, niet op haar bedrog. Een soldaat van Christus die leugens vertelt in de naam van Christus, is gewoon een verrader van zijn Heer.
Door geloof begreep deze arme heidin dat de dagen van haar stad geteld waren; in haar gedachten was ze niet bij haar medeburgers, maar bij het volk van God. In de twee verkenners herkende ze boodschappers van de God boven in de hemel en beneden op de aarde (verg. vs. 11), en het was haar overtuiging dat de Heer het land aan het volk Israël had gegeven. “Ik weet dat de HEERE dit gedaan heeft” (verg. vs. 9), is het onweerlegbare argument van het geloof. Geloof weet wat God zal doen, eenvoudig omdat God het zei. “Ik weet” is een onwrikbare zekerheid in het hart van het kind van het geloof, dat het ongeloof helemaal geen aanknopingspunt biedt.
Het geloof rust in God en handelt ten opzichte van mensen. Het getuigenis van de verkenners vervulde Rachab met de zekerheid van haar eigen redding en met ijver voor het leven van haar hele familie. Ze geloofde dat het oordeel binnenkort over haar stad zou uitbreken, dus smeekte ze: “… dat u mijn vader en mijn moeder zult laten leven, en ook mijn broers en mijn zusters met al wat van hen is, en dat u ons leven van de dood redden zult!” (vs. 13).
Voor de vervulling van deze wens zocht ze een zeker teken, en de verkenners gaven haar de ernstige verzekering: “… zetten wij ons leven in om in uw plaats sterven” (vs. 14). Op dezelfde wijze kunnen wij op het Woord van God vertrouwen. Hierop vertrouwen we tot ons eeuwige welzijn. Is jouw verzoek: ‘Geef mij een teken van trouw’? (verg. vs. 12). Gods geopenbaarde Woord is de zekerheid voor onze zielen.
Na deze belofte te hebben verkregen, gebaseerd op het leven van de verkenners, liet ze hen langs een andere weg uit (Jak. 2:25) doordat zij hen aan een touw door haar venster neerliet, want haar huis bevond zich op de stadsmuur. Toen ze buiten Jericho waren, gaven ze haar het uiterlijke teken – “dit koord van scharlaken draad” – en vroegen haar om het koord aan haar venster te binden (vs. 18). Waar kwam dit koord vandaan, de kleding van de verkenners, of was het het koord waaraan ze hen naar beneden had gelaten?
Karmozijn is een bekend embleem van koninklijke waardigheid. Rachab bond deze lichtgevende kleur aan haar venster, in vertrouwen op haar eigen redding door het woord van de verkenners en in de hoop op de komst van haar bevrijders. De onuitwisbare kleur, de kleur die uit de dood komt, verkondigde het koninkrijk, want de karmozijnrode kleur is te danken aan de dood van een klein schepsel, dat op de dood van Christus mag duiden, Wiens koninkrijk zal worden gevestigd op de grondslag van Zijn verzoeningsdood. Het karmozijnrode koord was het stille teken van Rachabs geloof, net zoals de verwachting van het koninkrijk van Christus de verwijzing van de christen naar Christus, de Komende, moet zijn. Heeft ieder van ons zijn karmozijnrode koord aan het venster? Ziet onze Heer, dat wij die op Zijn bloed vertrouwen, echt wachten op Zijn komst en Zijn heerlijkheid?
Haar woning bevond zich op de stadsmuur, zo ver mogelijk van het stadscentrum – de perfecte plek voor een gelovige die wel in de wereld is maar niet van haar is. Haar huis was de enige plaats in de stad waar men redding vinden kon – en dat is precies wat de huizen van degenen die wachten op het koninkrijk van Christus zouden moeten zijn. Haar venster was gericht op buiten de stad en het karmozijnrode koord hing daarin – wat ook voor het uitzicht van elk huis zou moeten gelden, waarin Christus gekend wordt: de vensters moeten niet op de wereld gericht zijn, maar naar de komende (wereld). Haar poort ging open in de richting van Jericho, om mensen in veiligheid te brengen – een les voor ieder van ons, omdat het huis van elke gelovige als het ware ervoor open moet zijn om mensen uit te nodigen, opdat zij daarmee gezegend worden. Buiten die poort was de zekere dood – een waarschuwing voor iedereen. Bovendien bond ze het karmozijnrode koord aan het venster, toen de verkenners vertrokken – “nu is het [de] welaangename tijd” (verg. 2 Kor. 6:2), was haar praktische overtuiging, want morgen zou er vernietiging kunnen zijn.
Rachab toonde haar geloof door haar werken. Ze gebruikte haar tijd om haar buren en geliefden, haar familieleden en vrienden binnen te halen. Geen van hen werd aan het oordeel overgelaten. Door haar overtuiging bracht ze hen in haar huis. Een ernstige les voor die christenen die belijden te weten dat Christus zal wederkomen, maar zich niet om het heil van zondaars bekommeren. Een passende test of we geloven, dat de komst van Christus zal plaatsvinden zonder dat we de timing weten, is onze ijver voor de snelst mogelijke redding van degenen wie we liefhebben. “U en uw huis” (verg. Hand. 16:31), is het Goddelijke woord, en het huis van elke gelovige zou een centrum van zegen moeten zijn. Als dat niet het geval is, moet het werk voor Christus buiten zijn eigen deuren in twijfel worden getrokken – “verzamel bij u in huis” (vs. 18). Als iemand zegt, dat hij gelooft dat Christus vandaag terug kan komen, maar onverschillig is met het oog op de redding van zielen, vooral zijn eigen gezin en vriendenkring, laat hem dan nadenken over het Woord: “Want zoals het lichaam zonder geest dood is, zo is ook het geloof zonder werken dood” (Jak. 2:26).
Jericho bereikte geen boodschap van genade en er staat “Nu is [het] oordeel van deze wereld” (Joh. 12:31). God zendt aan de wereld als zodanig geen evangelie, want Christus die tot haar kwam, werd uitgeworpen en Hij zal ten oordeel vanuit de hemel terugkeren. Het evangelie is voor de “hele schepping” in de “hele wereld” (Mark. 16:15), maar niet voor de wereld als systeem. Allen die geloven, zullen van het verderf van de huidige boze wereld bevrijd worden, worden voor haar einde bewaard en van de komende toorn bevrijd. Een vals evangelie keert deze waarheid om en roept uit: “Verbeter de wereld, verbeter de maatschappij, ontwikkel mensen tot heiligheid”, en verwerp het feit dat zondaars redding uit deze wereld nodig hebben, zoals Rachab uit Jericho.
Moge God, afzonderlijk en gemeenschappelijk, Zijn volk aanzetten om te geloven in het verschijnen en regeren van Christus en in het zekere einde van deze wereld, dan zal de oprechte ernst in het redden van zielen van de komende toorn daaruit voortkomen! Waar het bewustzijn van de verschijning en de regering van Christus bezit heeft genomen van het hart van een gelovige, kent zo’n christelijke strijder geen rust. Hij moet zich moeite blijven geven, verder arbeiden. Hij kan niet anders dan deze laatste kostbare momenten uit te kopen, die binnenkort voorbij zullen zijn. De nacht is al ver gevorderd, en de Morgenster schijnt al in het hart van de Zijnen, “Want nog een zeer korte tijd [en] ‘Hij die komt, zal komen en niet uitblijven” (Hebr. 10:37).
Bij de terugkeer van de twee verkenners in het leger, brachten ze goed nieuws voor het volk van Israël, zo’n hart verkwikkende boodschap die ijver voor God oproept. Ze spraken over overwinningen die ze zouden behalen: “Zeker, de HEERE heeft ons heel dat land in handen gegeven, want ook alle inwoners van het land zijn voor ons weggesmolten van angst” (Joz. 2:24). Hun harten smolten als was in het aangezicht van het volk Israël. Sterk geloof schept sterke harten.
Veertig jaar eerder hadden verkenners met een klein geloof het leger ontmoedigd; zij beoordeelden wat hun ogen hadden gezien en ongeloof doet harten smelten. Ze kenden de ware toestand van de bevolking van het land niet. Dit geheim, dat voor hen verborgen was vanwege hun morren en ongeloof gedurende 40 jaar, werd onthuld door de woorden van Rachab. Hoe verschillend kan toch de blik van twee dienstknechten van de Heer op hetzelfde slagveld zijn. De een beschouwt alles als verloren voordat het gevecht zelfs maar is begonnen, omdat hij alleen reuzen en steden, die tot aan de hemel worden ommuurd, ziet; de ander ziet God. De een voelt zich als een sprinkhaan en vlucht van het veld en infecteert iedereen, die hij tegenkomt, met dezelfde angst; de ander is sterk in het geloof en doet de moed van zijn broeders ontvlammen. De een ziet de buitenkant van de muur van de wereld en de ijzeren gezichten van hun ongelovige reuzen; de ander kijkt in de harten van de mensen, die, ondanks al hun gepraat, sidderen bij de gedachte aan de dood en het komende oordeel.
Wat voor soort verkenners zijn wij? Wat is ons getuigenis?
H. Forbes Witherby; © www.bibelstudium.de
Online in het Duits sinds 08.06.2013.
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW