“Door het geloof weigerde Mozes, toen hij groot geworden was, een zoon van farao’s dochter genoemd te worden” (Hebr. 11:24).
Mozes was de geadopteerde zoon van de dochter van de Farao (Ex. 2:10). In overeenstemming met zijn stand (status) was hij onderwezen “in alle wijsheid van de Egyptenaren” (Hand. 7:22). Hij had voldoende gelegenheid om zijn grote talent in woorden en werken aan het hof van Farao te bewijzen. Een briljante toekomst lag voor hem. Waarom deed hij daar afstand van?
Het vers uit de Bijbel boven dit stukje verklaart dat geloof er de oorzaak van was. Het is niet mogelijk om te ontdekken wanneer het geloof in hem begon te werken of welke opvattingen hij erover had. In elk geval leefde Mozes veertig jaar aan het hof van de koning. Hij wist dat de onderdrukte Hebreeërs zijn broeders waren. Dit was algemeen bekend: Toen Farao’s dochter hem in de Nijl vond, zei ze: “Dit is een van de Hebreeuwse kinderen” (Ex. 2:6). Toen de door God bestemde tijd kwam, zag Mozes duidelijk dat hij niet een gerenommeerd lid van de familie van de koning en tegelijk één van Gods volk kon zijn. Hij moest “Nee!” zeggen om niet in de wereld verstrikt te geraken en zo met haar gemeenschap te hebben.
Dit is een aanwijzing voor ons gelovigen. We kunnen niet helemaal voorkomen om geassocieerd te worden met mensen van de wereld, anders “zouden we wel de wereld moeten uitgaan” (1 Kor. 5:10). Maar onze betrokkenheid kan hier niet stoppen; het kan leiden tot soortgelijke doelstellingen als de wereld, en een belemmering vormen voor het doel van de Heer met ons. Dat betekent dan ook dat we niet langer vrij zijn om Zijn wil te doen. Alleen als we oprecht geloof hebben, zullen we er in slagen deze vrijheid terug te winnen.
Geplaatst in: Overdenking bijbeltekst
© Frisse Wateren, FW