Psalm 121
- Een pelgrimslied.
Ik sla mijn ogen op naar de bergen, vanwaar mijn hulp komen zal. - Mijn hulp is van de HEERE, Die hemel en aarde gemaakt heeft.
- Hij zal uw voet niet laten wankelen, uw Bewaarder zal niet sluimeren.
- Zie, de Bewaarder van Israël zal niet sluimeren of slapen.
- De HEERE is uw Bewaarder, de HEERE is uw schaduw aan uw rechterhand.
- De zon zal u overdag niet steken, de maan niet in de nacht.
- De HEERE zal u bewaren voor alle kwaad, uw ziel zal Hij bewaren.
- De HEERE zal uw uitgaan en uw ingaan bewaren, van nu aan tot in eeuwigheid.
Vanwaar komt hulp in de nood?
Psalm 121 geeft een antwoord op die vraag: Vanwaar krijgen de gelovigen te allen tijde echte hulp tegen alle invloeden en gevaren van de wereld? “Ik sla mijn ogen op naar de bergen, vanwaar mijn hulp komen zal” (vs. 1). In de moeilijkheden zijn we te allen tijde op zoek naar hulp. We hopen het van mensen te ontvangen. Misschien laten we ons zelfs voor bepaalde activiteiten tegen de wereld en het verderf in haar aan het werk zetten met de hoop haar te kunnen verbeteren. Maar dan ervaren wij dat wij onze kracht voor niets hebben ingezet.
De hulp komt noch van de bergen noch van de mensen. Vers 2 maakt duidelijk: “Mijn hulp is van de HEERE”. De naam HEER spreekt van Hem, die Zijn aardse volk in het Woord van God beloften gedaan heeft, die Hij zeker vervullen zal. Deze God heeft ook ons toezeggingen gedaan. Zo lezen we bijvoorbeeld in Romeinen 8: “Als God voor ons is, wie zou tegen ons zijn? … Want ik ben verzekerd dat dood noch leven, noch engelen noch overheden, noch tegenwoordige noch toekomstige dingen, noch machten, noch hoogte noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde van God, die is in Christus Jezus onze Heer” (Rom. 8:31,38,39). Op deze beloften mogen wij onder de aanvechtingen van de wereld steunen. Zo ervaren wij de hulp van God door Zijn Woord.
De Heer, Die met Zijn volk in een vaste betrekking staat, is ook de Schepper van het heelal. “… Die hemel en aarde gemaakt heeft”. Dat geeft het gelovige overblijfsel de zekerheid, dat Hij almachtig is. Hij is sterker dan de wereld! Als christenen kennen we bovendien het Woord van de Heer Jezus: “In de wereld hebt u verdrukking, maar hebt goede moed, Ik heb de wereld overwonnen” (Joh. 16:33). Aan het kruis heeft Hij de wereld overwonnen.
Op het gedrag komt het aan
“Hij zal niet toelaten dat uw voet wankelt” (verg. Ps. 66:9). De trouwe joden erkennen hoe belangrijk de wandel, dat is het praktisch gedrag, is. Ook wij mogen dagelijks in de wereld een leven leiden, dat de erkenning van God vindt. Daar gaat het niet zo zeer om dat, wat we zeggen, maar in de eerste plaats om ons gedrag.
Dat geldt ook voor gelovige ouders in hun opdracht ten opzichte van hun kinderen. Het is niet zo essentieel, wat wij de kinderen zeggen – hoewel wij dat ook doen moeten – maar wat wij hen voorleven. Zacharias en Elisabeth zijn daarin voor ons een goed voorbeeld. Van hen wordt gezegd: “Zij nu waren beiden rechtvaardig voor God, wandelend in alle geboden en inzettingen van de Heer” (Luk. 1:6).
Wanneer we ons over iemand een oordeel moeten vormen, geldt het eveneens om niet op de mond maar op de voeten te letten: “Een onverstandige gelooft elk woord, maar een schrandere let op zijn schreden” (Spr. 14:15). Er dringen vandaag zoveel mooie, vrome woorden onze oren binnen. Maar hoe staat het met het gedrag, met de praktische geloofsweg van deze mensen?
Het overblijfsel begrijpt ook, dat het dagelijkse leven met God uitermate belangrijk is. Daarin vertrouwt het op Hem, Die niet toelaten zal, dat zijn voet wankelt. Daaruit leiden wij voor ons af: Gods bewaring in de wereld hangt ook van ons gedrag af.
God beschermt de Zijnen
God is de Bewaarder van Israël, die Zijn volk beschermt en bewaart. Is dat niet een wonderbare werkzaamheid van God ten gunste van de Zijnen? Judas beschrijft Hem als “Hem Die machtig is u te bewaren zonder dat u struikelt …” (Judas :24).
“Hij zal niet sluimeren”. Het overblijfsel moet in den vreemde lang volharden. God grijpt schijnbaar niet in. Maar het weet: “de Bewaarder van Israël slaapt niet”! Ook ons geduld wordt soms op de proef gesteld. Misschien bevinden we ons in een beproeving en denken: Nu is het genoeg. Maar God reageert niet. Hoe mooi is het wanneer we dan desondanks vertrouwen! Ook wanneer Hij nog niet handelt, zo slaapt Hij toch niet maar heeft oprechte belangstelling voor ons.
“… de HEERE is uw schaduw aan uw rechterhand”. Schaduw neemt de hitte niet weg, maar vermindert deze. Zo ervaren wij verlichting in de beproeving wanneer we op God vertrouwen.
De weg van het geloof
“De zon zal u overdag niet steken”, daar gaat het om de hitte, “de maan niet in de nacht”, daar gaat het om de koude. Hitte en koude zijn twee gevaren voor de gelovigen in de wereld.
De natuurlijke mens is overdreven van aanleg. Dat duidt de hitte aan. In plaats van geestelijk kunnen we mentaal, dat is heel emotioneel zijn. Daaruit ontstaat een christenleven dat niet nuchter is. De koude daarentegen spreekt van kil rationalisme1. Het zijn de redeneringen van de van God onafhankelijke mens. Ook als christenen kunnen we puur verstandelijk handelen. Maar de weg van het geloof ligt precies daar tussenin. Het is een weg in nuchter, maar diep vertrouwen op de duidelijke, eenvoudige uitspraken van het Woord van God.
“… uw ziel zal Hij bewaren”. De ziel staat hier voor ons gevoelen. God beschermt deze, opdat noch de hitte noch de koude van de wereld ons iets kunnen schaden.
De uitgang uit de beproeving en de ingang in het koninkrijk
“De HEERE zal uw uitgaan en uw ingaan bewaren”. Het gaat hier om de uitgang2 uit de verdrukking en de ingang in de zegen van het duizendjarig koninkrijk. Daarop wachten de trouwe joden in den vreemde. Ze weten niet hoelang de moeilijkheden nog aanhouden, maar God belooft hen, dat Hij hen tot aan het einde van de tijd van verdrukking beschermen en aansluitend in de vreugde van het vrederijk invoeren zal.
Iedere beproeving die God op ons legt, is tijdelijk begrensd, want Hij verzoekt ons nooit boven vermogen. Neen, Hij zal met de verzoeking ook de uitkomst geven (1 Kor. 10:13). In een lied zingen we: ‘En een nieuw voorjaar volgt de winter op’. Dat willen we niet vergeten. Er zijn soms moeilijke tijden, maar de Heer heeft de duur precies afgemeten.
We staan kort voor de komst van de Heer Jezus om opgenomen te worden3. Dan zullen al onze beproevingen voor altijd ten einde zijn. Soms beëindigt de Heer een moeilijkheid al in het huidige leven en volgt er een rustiger tijd. Wanneer in Efeze 6 vers 13 van de “boze dag” sprake is, zo wordt enerzijds ons hele leven bedoeld, maar anderzijds ook bijzondere tijden, waarin de vijand ons speciaal aanvalt. Zo’n boze dag is door God precies afgemeten.
Zo zal volgens 2 Petrus 1 vers 11 “u rijkelijk de ingang in het eeuwige koninkrijk van onze Heer en Heiland Jezus Christus worden verleend”. Dit bijbelvers raakt ons christenen direct. We zullen allen in het hemelse deel van het koninkrijk ingaan. De Heer Jezus noemt dit het koninkrijk van hun Vader (Matth. 13:43). Daarbij gaat het hier om de vraag of onze ingang spaarzaam of rijkelijk is. Dit hangt van onze trouw af en heeft met de beloning te maken.
Max Billeter, © Beröa Verlag
Oorspronkelijke plaatsing in het Nederlands 22 juli 2016.
Herplaatsing: 30 september 2021.
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW