1 jaar geleden

Geen gebrek …

Spreuken 28 vers 27:
“Wie aan de arme geeft, zal geen gebrek hebben … .”

Nadat de Heer Zijn discipelen heeft gewaarschuwd tegen de hypocriete schriftgeleerden die er voor het volk goed uit wilden zien door zichzelf te etaleren, gaat Hij tegenover de schatkist van de tempel zitten en kijkt hoe de mensen hun offers brengen (Mark. 12:41-44). De rijken geven grote bedragen, maar voor hen – gemeten naar hun rijkdom – is het geen groot offer.

Plotseling verschijnt er een arme weduwe die de aandacht van Jezus trekt. Hoewel ze nog maar twee kleine koperen munten heeft, is ze bereid ze allebei te offeren voor God – ze had er één voor zichzelf kunnen houden. De Zoon van God is duidelijk geraakt door het vertrouwen en de toewijding van deze vrouw, want Hij roept onmiddellijk Zijn discipelen en vertelt hen wat ze heeft gedaan. Hij zegt hen niet, dat ze het ook zo moeten doen – want toewijding kun je niet afdwingen – en toch wijst Hij hen op het voorbeeldige gedrag van deze weduwe. In tegenstelling tot de rijke weduwe hield ze niets achter, maar wierp ze zich met heel haar hart in de armen van God.

Onze Heer en Meester zit ook vandaag nog als toeschouwer bij de ‘schatkist.’ Hij ziet niet alleen hoeveel we geven, maar ook – en dat is nog belangrijker – hoeveel we voor onszelf achterhouden! God beoordeelt de toestand en de motieven van ons hart. Het is relatief gemakkelijk om veel te geven als je veel hebt. Echte opoffering blijkt uit het feit, dat het je echt iets kost!

Wat nu volgt is niet voor zwakkelingen – en het daagt ons geloof uit! Het is niet zo, dat we het op dezelfde manier moeten doen. Maar net als bij het tafereel bij de schatkist, kunnen we gewoon ’toekijken’ en ons verwonderen over het geloof van anderen.

De Indiase evangelist Bakht Singh had vaak de ervaring, dat God het erkent als wij, op Zijn Woord, bereid zijn om alles aan Hem te geven.

Bij een andere gelegenheid, in Karachi, kwam een man in het jaar 1936 naar Bakht Singh en vertelde hem, dat hij geen geld had om zijn huishuur te betalen. Bakht Singh nodigde hem uit om te gaan zitten en hij zou voor hem bidden. Hij ging zijn kamer binnen en bad: “Heer, deze man heeft geen geld; wat nu?”

De Heer zei tegen Bakht Singh: “U heeft 12 roepies in uw koffer, geef het aan hem.”

Bakht Singh wist dat hij 12 roepies had die hij bewaarde voor zijn treinkaartje naar Ajmer, waar hij was uitgenodigd voor een congres. Hij moest na twee dagen vertrekken, dus zei hij tegen de Heer: “Ik moet naar Ajmer, hoe kan ik dit weggeven aan deze man?”

De Heer zei tegen hem: “Dit is Mijn geld en niet jouw geld.”

Dus Bakht Singh nam dat geld en gaf het aan hem: het was precies wat hij nodig had, 12 roepies. De man was erg blij.

De dag kwam, dat Bakht Singh naar Ajmer moest. Hij wist niet goed wat hij moest doen of waar hij heen moest gaan. Eerst dacht hij, dat hij naar zijn zus zou gaan en heel verdrietig zou kijken, en dat ze dan zou vragen wat er aan de hand was. Bakht Singh dacht, dat hij dan zou zeggen dat hij naar Ajmer moest gaan. Zij zou hem dan het geld geven om daarheen te gaan, maar de Heer stond hem dat niet toe. Toen kwam er een tweede gedachte bij hem op – hij zou een telegram sturen waarin hij zei, dat het hem speet dat hij niet naar Ajmer kon gaan. De Heer herinnerde hem er echter aan, dat hij beloofd had om te gaan en dat hij daarom moest gaan. De Heer stond hem niet toe naar iemand toe te gaan of het plan te laten vervallen.

In geloof pakte Bakht Singh zijn koffer en ging naar het treinstation zonder geld te hebben. Hij ging in de rij staan bij het boekingskantoor. Terwijl hij stond te wachten, kwam er een man naar hem toe en vroeg: “Bent u meneer Bakht Singh?”

Bakht Singh antwoordde: “Ja”.

De man gaf hem een envelop en zei dat die voor hem was: toen ging hij weg. Toen hij de enveloppe opende, zat er precies 12 roepies in. Bakht Singh wist niet wie de man was. Hij verdween voordat Bakht Singh hem kon bedanken.

(T E Koshy, Brother Bakht Singh of India, OM Books)

Zulke ervaringen zijn zeker buitengewoon en vereisen een bijzonder geloof. En toch laten ze ons zien wat er mogelijk is als we God van harte vertrouwen, want: “Alle dingen zijn mogelijk voor hem die gelooft” (Mark. 9:23). Het verhaal van Bakht Singh staat trouwens niet op zichzelf. Albert Winterhoff, een evangelist in Duitsland, heeft iets soortgelijks meegemaakt:

Na een evangelisatiecampagne ontving hij eens 50 Reichsmark en ging daarmee op weg naar huis. Toen hij op het station in Stuttgart aankwam, zag hij daar een oudere vrouw zitten huilen. De oorlog had al haar bezittingen afgenomen en ze had niet genoeg om aan te trekken of iets te eten.

Albert ging naar haar toe en vertelde haar over de Heer Jezus, die voor ziel en lichaam zorgt. Dus gaf hij haar de 50 Reichsmark en zijn jas en bad: “Heer, hoe moet ik nu thuis komen?”

In geloof stond hij in de rij bij het loket en bad tot de Heer: “Nu, o Heer, moet U geven, zodat ik mijn kaartje kan bestellen.”

Hij was nauwelijks klaar met bidden toen een man plotseling opsprong en naar hem toe snelde en zei: “Broeder Winterhoff, leuk u hier te ontmoeten! Ik ken u van de lezingen die u gaf in … .” En hij liep naar de balie en bestelde een ticket voor de 3e klas naar Hagen.

En zo kreeg Albert zijn kaartje. Dolgelukkig dankte hij de grote God aan wie het zilver en het goud toebehoren, ging in de trein zitten en reisde terug naar Hagen en vervolgens naar Vogelsang.

(Andreas Steinmeister, Das Leben Albert Winterhoffs [The life of Albert Winterhoff CSV).

 

Philip Svetlik; © The Christian Explorer 

Geplaatst in: ,
© Frisse Wateren, FW