God gebruikt vaak beelden in Zijn Woord die zo eenvoudig en indrukwekkend zijn, dat een klein kind ze kan begrijpen en zich daarin verblijden kan. Als we horen over Gods schouders, vragen we ons eerst af wat dat voor ons betekent. Zodra we denken aan de Heer Jezus als de Goede Herder, die het verdwaalde schaap op Zijn schouders terug naar de kudde draagt, wordt het beeld duidelijk en begrijpelijk.
Vóór het tijdperk van de technologie werd de schouder in verbinding gebracht met het dragen van lasten. Voorbeelden: in de slavendienst, waar lasten werden gedragen op de schouder (Gen. 49:15, Ps. 81:7), of in dienst van het heiligdom, waar de zonen van Kehath de opdracht kregen om de heilige dingen uitsluitend op hun schouders te dragen (Num. 7:9).
In de heilige Schrift betekent echter niet elk beeld in elke samenhang hetzelfde. Zo wordt bij de schouder van God – afhankelijk van de tekstplaats – het duidelijk, dat God onze lasten wegneemt en ons draagt om ons daarvoor zekerheid, veiligheid en geborgenheid te schenken, of dat de Heer Jezus als Messias de heerschappij op Zijn schouder draagt.
1) Naar huis gedragen op de schouders van de herder (Luk. 15:1-7)
De Herder zoekt het verlorene totdat Hij het vindt. Het is genoeg, ja, het is noodzakelijk om te beseffen, dat iemand verloren is. De verschillende groepen mensen die naar de Heer Jezus kwamen, konden niet meer verschillend zijn geweest.
Tollenaars en zondaars hadden de minste moeite om te erkennen dat ze verloren waren. Ze verborgen hun zonden niet, deze waren voor iedereen duidelijk. De Farizeeën en schriftgeleerden waren daarentegen als witgepleisterde graven. Van buiten wit, van binnen vol doodsbeenderen (Matth. 23:27). Sommigen deden alles om verloren te gaan, de anderen deden alles om niet verloren te gaan, maar om goed te lijken voor de mensen. De Herder zoekt echter alleen de verlorenen, dat zijn mensen die hun zondige toestand erkennen. Hij zoekt ze totdat Hij ze vindt.
Wanneer de Herder het verloren schaap heeft gevonden, legt Hij het vreugdevol op Zijn schouders. Dit ontneemt hem zijn angst en geeft hem de zekerheid veilig te zijn. De Herder draagt het veilig naar huis.
2) Geborgen tussen zijn schouders
“Over Benjamin zei hij: De door de HEER beminde, hij zal onbezorgd bij Hem wonen; Hij zal hem heel de dag beschermen, en tussen Zijn schouders zal hij wonen” (Deut. 33:12).
Benjamin is de geliefde van de HEER. De jongste in een familie is vaak de lieveling. God gebruikt dit feit om ons duidelijk te maken, dat we de geliefden van de Heer zijn (Jud. 3; Openb. 1:5). Wij hebben Zijn liefde en genegenheid.
De “woonplaats” tussen de schouders is een beeld van veiligheid. We hoeven niet bang te zijn voor aanvechtingen, noden en zorgen. Hij beschermt ons de hele dag.
Een vader draagt zijn kind op zijn schouders wanneer het bijvoorbeeld gevaarlijk wordt op een bergpad. Verder is het noodzakelijk, dat Hij ons draagt, omdat de weg gewoon te ver en te moeilijk voor ons is. In die zin schreef de profeet Jesaja ook, dat de Heer ons opheft en draagt, en ons vanaf de moederschoot tot de ouderdom en tot het grijze haar opgenomen en gedragen heeft. Hij zal dragen, opnemen en redden (Jes. 63:9; 46:3-4).
In zijn toespraak tot het volk zei Mozes: “… en in de woestijn, waar u gezien hebt dat de HEERE, uw God, u gedragen heeft, zoals een man zijn zoon draagt, op heel de weg die u gegaan bent, totdat u op deze plaats gekomen bent” (Deut. 1:31).
Samenvattend kunnen we zeggen: de Heer draagt ons vanaf onze jeugd tot in onze oude dag op de ganse levensweg, opdat wij veilig ons doel bereiken.
3) Gedragen op de schouders van de Hogepriester
Exodus 28 beschrijft de kleding van de hogepriester. Ze waren passend voor de tegenwoordigheid van God. De verzen 9-14 gaan over de twee onyxstenen die aan de schouderstukken van de efod waren bevestigd. In deze edelstenen werden de namen van de 12 stammen van Israël gegraveerd, elk 6 namen op een steen. Het waren gedenkstenen voor de zonen van Israël. Aäron moest hun namen op zijn schouders dragen ter herinnering voor het aangezicht van de HEER. Hij is een beeld van de Heer Jezus, Die onze volmaakte Hogepriester is. Hij draagt ons voortdurend voor God, Die altijd aan Zijn volk denkt. Hij ziet het in zijn geheel voor zich.
De schouderstukken bevatten ook de borsttas van de efod, die gevuld was met 12 verschillende edelstenen, waarin ook de namen van de 12 stammen – één naam per edelsteen – gegraveerd waren. Deze stenen met de namen droeg de hogepriester op zijn hart tot een voortdurende gedachtenis voor het aangezicht van de HEERE (Ex. 28:29). Dit doet denken aan de liefde en genegenheid van onze Hogepriester. De namen die op de edelstenen gegraveerd waren, zijn getuigen van het heilsfeit, dat onze namen in de hemelen zijn ingeschreven (Luk. 10:20). We behoren onherroepelijk tot onze Heiland (Jes. 43:1).
4) Als Koning en Priester draagt de Heer Jezus de heerschappij op Zijn schouder
Jesaja kondigde Hem aan met de woorden: “Want een kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij rust op Zijn schouder. En men noemt Zijn naam: Wonderlijk, Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst. Aan de uitbreiding van deze heerschappij en aan de vrede zal geen einde komen op de troon van David en over zijn koninkrijk, om het te grondvesten en het te ondersteunen door recht en gerechtigheid, van nu aan tot in eeuwigheid” (Jes. 9:5-6).
Gods openbaring is uniek en verbazingwekkend. Een Kind is ons geboren. Wie zag in dit kleine Kind, geboren in de stal in Bethlehem, de Messias? Behalve de herders en de wijzen, alsook Anna en Simeon, kwam niemand om Hem te eren. Herodes wilde Hem doden. De schriftgeleerden wisten welliswaar uit de Schriften waar Hij geboren zou worden, maar zij gingen er niet heen.
De mensen in Zijn geboortestad zagen in Hem alleen de timmerman en niet de door Jesaja aangekondigde Messias. Na ongeveer drie jaar werken van de Heer Jezus, vroeg de stadhouder en rechter Pilatus: “Moet ik uw koning kruisigen?” (Joh. 19:15). Zij antwoordden: “Wij hebben geen koning dan de keizer” (Joh. 19:15). Net als in de gelijkenis van de tien ponden, waar we de man van ‘hoge geboorte’ vinden, van wie ook gezegd wordt: “Wij willen niet dat hij over ons regeert!” (Luk. 19:14). Zij erkenden in Hem de Wonderlijke noch de Raadsman, Die op hun behoeften en vragen antwoord wist. Ze erkenden Hem niet als God, de Sterke, op Wiens schouder de heerschappij zou rusten. Noch herkenden ze Hem als de Eeuwige Vader – bedoeld wordt de Zoon van de Vader, Wiens troon van eeuwigheid af is. Ze zagen niet, dat Hij kwam als de Vredevorst. Maar Hij zal in de nabije toekomst de Vredevorst zijn, Die vrede zal brengen door gerechtigheid en oordeel.
Voor mensen is heersen een last, die vaak ontoereikend of zelfs uit eigenbelang of zelfzuchtig wordt uitgeoefend. Maar Hij hoeft de heerschappij niet tot Zich te trekken. Het zal door God aan Hem worden toevertrouwd. Het zal Hem niet overweldigen, maar op Zijn schouder rusten. Hij zal Zijn volk weiden als de Herder van Israël.
Christus zal als Koning en Priester een dubbele functie uitoefenen. God zal Hem als Priester inzetten en Hem de heerschappij in de hand geven. Hij zal de sleutel van het huis van David op Zijn schouder leggen (Jes. 22:20-22).
Hij zal deze heerschappij op een unieke manier uitoefenen. Jesaja beschrijft deze tijdsperiode met de volgende woorden: gerechtigheid, vrede en vrijheid; licht, heerlijkheid en vreugde; rust en overvloed van heil; wijsheid, kennis en vrees voor de HEERE. Dat, wat Hij in de toekomst wereldwijd voor alle mensen in het openbaar werken zal, wil Hij nu als Heer in ons werken. Want het koninkrijk van God is gerechtigheid, vrede en vreugde in de Heilige Geest (Rom. 14:17).
De heerschappij zal de Heer op één schouder dragen. Zo machtig is Hij. Maar wanneer Hij een verloren zondaar gevonden heeft, legt Hij Hem op Zijn beide schouders. Zo barmhartig is onze Heiland.
Markus Furrer, © www.haltefest.ch
Jahrgang: 2006 – Seite: 100
Geplaatst in: Christendom, Zonde
© Frisse Wateren, FW