“U zult de Naam van de HEERE, uw God, niet ijdel gebruiken1, want de HEERE zal niet voor onschuldig houden wie Zijn Naam ijdel gebruikt” (Ex. 20:7).
In Mebel woonde een oude scheepskapitein; maar hij was altijd vrolijk ondanks zijn lijdende lichamelijke conditie. Hij was een kind van God die gelukkig was in dankbaarheid en hoop. Hij vertelde aan een jonge man op welke wijze God hem tot Zich getrokken had.
“Zolang ik op zee was, gaf ik niets om God en Zijn Woord. Ik hield ervan om ruw en ruig te zijn; met mijn leugens en vloeken geloofde ik een goede zeeman te zijn. Op een dag vertelde ik een matroos een verzonnen verhaal en bekrachtigde dit met de vloek: God mag mij krom en kreupel maken, als ik de waarheid niet spreek. Na acht dagen had God, die getuige van mijn woord geweest was, mijn woorden op mijn hoofd terug laten neerkomen; ik werd verlamd over mijn hele lichaam. Toen ik zo hulpeloos en gebroken daar lag, ontstak in mij een vreselijke woede. In plaats van berouw te hebben, ben ik drie jaar lang tekeer gegaan tegen de heilige God. Maar God is genadig jegens mij geweest. De Heer Jezus heeft mij gevonden en mij tot Zich getrokken. Mijn hart werd met zo’n vreugde vervuld, dat ik soms zeggen moest: Heer, ik kan zulk een overmaat van geluk niet verdragen.”
Hoe ernstig is het de Naam van God te misbruiken. Wanneer Hij in Zijn lankmoedigheid ook niet altijd de zondaar bestraft, zoals in bovengenoemd geval, maar Hij zal toch ieder mens daarvoor onder het oordeel brengen. “Dwaalt niet, God laat Zich niet bespotten. Want wat een mens zaait, dat zal hij ook oogsten” (Gal. 6:7).
Niet alleen de naam van God zelf, maar ook elke variatie daarvan of van de dierbare naam van Jezus, is een vloek. Mogen allen die zulke woorden uitspreken, dit in gedachten houden.
Geplaatst in: Overdenking bijbeltekst
© Frisse Wateren, FW