1 jaar geleden

Evenwicht

Leestijd: 4 minuten

Wij mensen, en dat geldt ook voor ons gelovigen, zijn vaak eenzijdig in ons oordeel en gedrag. Deze eenzijdigheid is ook vaak duidelijk in ons leven als christenen. Er zijn maar weinig gelovigen die echt evenwichtig zijn in de christelijke leer en praktijk.

In het Deuteronomium vermaant Mozes het volk Israël herhaaldelijk om niet naar rechts of naar links af te wijken (hfdst. 5:32; 17:11, 20; 28:14). Jozua wordt aan het begin van zijn bediening ook door de Heer vermaand om niet naar rechts of naar links af te wijken (Joz. 1:7). Jozua op zijn beurt vermaant het volk aan het einde van zijn leven om niet naar rechts of naar links af te wijken (Joz. 23:6).

Josia was een man van wie de Schrift uitdrukkelijk zegt dat hij niet naar rechts of naar links afweek (2 Kron. 34:2). Maar er is er maar Eén die in alles en altijd volmaakt evenwichtig was, en dat is onze Heer. Toen Hij deze aarde als mens bewandelde, wandelde Hij altijd “op het pad van de gerechtigheid, midden op de paden van het recht” (Spr. 8:20).

De apostel Paulus probeerde ook een evenwicht te vinden in zijn bediening. Dit wordt op veel plaatsen in zijn geschriften duidelijk. Dit geldt ook voor de passage in 1 Thessalonicensen 3 vers 9-13, die verschillende punten bevat, die ons iets laten zien van het evenwicht van de apostel in zijn gebeden en bediening.

Het gebed van de apostel voor de Thessalonicensen omvatte zowel dankzegging als gebed of voorbede. Zijn wens voor hen was, dat ze gekenmerkt zouden worden door zowel liefde als heiligheid. De liefde onder hen zou niet alleen naar elkaar moeten uitgaan, maar ook naar alle mensen.

Deze balans in het gebedsleven en de bediening van Paulus zou voor ons als voorbeeld moeten dienen. Laten we daarom de drie onderstaande begrippenparen eens nader bekijken.

Danken en gebed

Paulus dankte God toen hij hoorde dat de Thessalonicenzen standvastig waren gebleven in de Heer. Tegelijkertijd smeekte hij God, dat hij hen zou terugzien en hen in het geloof verder zou kunnen leiden (vs. 9,10).

Dankzegging en gebed of voorbede zijn nauw met elkaar verbonden en karakteriseren de meeste gebeden van de apostel. Dankzegging drukt erkenning en waardering uit voor het goede, dat God heeft verricht. Als we bidden, brengen we onze noden en zorgen bij God en vertrouwen we op Zijn troost en hulp. De volgorde is belangrijk: Paulus begint zijn gebeden bijna altijd met dankzegging voordat hij zijn gebeden uitspreekt (Ef. 1:15-20; Fil. 1:3-11).

Ook wij zouden ons deze volgorde eigen moeten maken. Zijn er niet veel dingen waarvoor we God steeds opnieuw kunnen danken? Hoe vaak gaan we onverschillig voorbij aan de zegeningen van God in ons leven en richten we ons meteen op onze behoeften en noden. Maar God wil, dat we Hem danken voor de goede dingen die Hij ons geeft voordat we onze verzoeken aan Hem voorleggen.

Natuurlijk heeft de gelovige de vrijheid om zijn God en Vader op elk moment alles te vertellen wat hem beweegt (Fil. 4:6). Daarom moet de genoemde volgorde niet te veel benadrukt worden. Maar we kunnen van Paulus leren, dat onze gebeden beginnen met dankzegging niet alleen God eert, maar ook de vrede in ons hart bevordert.

Liefde en heiligheid

De wens van de apostel voor de Thessalonicenzen was, dat de Heer hen volkomen en overvloeiend in liefde zou maken en hun harten zou versterken, zodat ze onberispelijk zouden zijn voor God en in heiligheid (vs. 12,13).

Liefde en heiligheid zijn twee belangrijke hoekstenen in het leven van een christen. De liefde van God is in ons hart uitgestort en mag naar onze medebroeders en -zusters en medemensen uitvloeien (Rom. 5:5). Zolang we op aarde zijn, zullen we in de uitoefening van de liefde nooit een toestand bereiken, waarin we tevreden kunnen zijn met onszelf. Er is altijd ruimte om te groeien en toe te nemen. Tegelijkertijd moeten we een leven leiden, dat aan de eisen van God voldoet: We moeten onberispelijk en heilig leven. Heiligheid houdt scheiding van het kwaad en toewijding aan God in.

We zullen deze staat pas volmaakt bereiken bij de verschijning van de Heer Jezus met al Zijn heiligen (vs. 13). Dan zal onze praktijk volledig in harmonie zijn met onze positie. Maar tot die tijd mag onze liefde tot anderen stromen, maar niet ten koste van de heiligheid. Tegelijkertijd moeten we geen enkele reden tot verwijt geven en gescheiden van het kwaad leven, maar niet ten koste van de liefde. Beide eigenschappen – liefde en heiligheid – moeten in een evenwichtige verhouding in ons te vinden zijn. Maar ook hier is de volgorde niet geheel onbelangrijk: liefde wordt vóór heiligheid genoemd.

Liefde jegens gelovigen en jegens alle mensen

Wat de liefde van de Thessalonicenzen betreft, Paulus wilde dat deze volledig en overvloedig zou zijn, zowel jegens elkaar als jegens alle mensen (vs. 12).

De liefde van de gelovige geldt zowel voor zijn broeders en zusters in het geloof als voor de ongelovigen. Ook al zal zijn liefde zich op een andere wijze tonen jegens gelovigen dan jegens ongelovigen, toch moet ze naar alle mensen uitstromen.

In dit opzicht is Paulus een navolgenswaardig voorbeeld. De drijvende kracht achter zijn bediening was liefde. Hij had een brandende liefde zowel voor zijn broeders als voor de ongelovigen. In de brief aan de Kolossenzen beschrijft hij zichzelf als een dienaar van het evangelie en een dienaar van de gemeente (Kol. 1:23,25).

Hierin kunnen we leren van Paulus: onze liefde moet uitgaan naar al Gods kinderen met wie we ons verenigd weten op basis van één lichaam. Maar ze mag zich niet daartoe beperken. Nee, we kunnen alle mensen in liefde tegemoet treden om hen zo mogelijk voor Christus te winnen.

Ook hier is de volgorde die Paulus kiest veelzeggend: liefde voor elkaar onder Gods volk komt vóór liefde voor alle mensen. Zonder het ene te veel te willen benadrukken ten koste van het andere, kunnen we zeker zeggen, dat onze liefde voor het huisgenoten van het geloof altijd intiemer en hartelijker zal zijn dan onze liefde voor alle andere mensen (Gal. 6:10).

 

Daniel Melui; www.bibelpraxis.de

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW