20 jaar geleden

Efeze 5:14

Deze ernstige vermaning is des te belangrijker, omdat zij wordt gericht aan gelovigen, aan wie hun positie in Christus, als ook de raadsbesluiten van God, geopenbaard waren. Ze kenden deze positie en de verheven voorrechten, die daarmee verbonden waren. Ze kenden God als hun Vader in Christus Jezus en wisten dat zij op grond van hun positie in Christus heilig en onberispelijk voor God stonden en Zijn kinderen waren. Met recht kan van hen een wandel verwacht worden, die bij deze verheven positie past.

Maar de bovenstaande vermaning toont ons, dat de gelovige het bewustzijn van zijn positie en de daarmee verbonden voorrechten verliezen kan en in een toestand van slaap kan komen. De slaap en de dood lijken op elkaar. Een slapende neemt net zo min iets waar van wat om hem heen gebeurt, als een dode. Hij ziet niets van de schoonheid en de bekoring van de schepping van God, ook niet wanneer de zon hoog aan de hemel staat en met haar licht de velden en de bossen beschijnt.

Ook een gelovige kan in zo’n toestand komen, die hem verhindert de zegeningen van de "nieuwe" schepping te genieten. Hij lijkt dan op de mens van nature, die naar het oordeel van God dood is en van de geestelijke dingen niets ontdekken kan. De gelovige en de ongelovige zijn in dit opzicht "uiterlijk" niet van elkaar te onderscheiden. Misschien leidt de gelovige helemaal geen onzedelijk leven, maar zijn wandel is niet hemels, zijn hart houdt zich bezig met de dingen van deze wereld en zijn doelen zijn aards. Met andere woorden: hij leeft niet in harmonie met zijn hemelse roeping. Wat jammer!

Ontwaak dan, u die slaapt!

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW