Jehovah Getuigen (1)
Een verderfelijke dwaalleer?
De “Jehovah-Getuigen” (J.G.) wijzen de drie-eenheid van God af. Zij leren dat Christus slechts een schepsel is en dat Hij niet mag worden aangebeden. Hun geloof kan daarom niet als Christelijk worden gekenmerkt (1 Joh. 2:22-23). Hun “Nieuwe-Wereld-Vertaling” (NWV) van de Bijbel wijkt voor een deel aanzienlijk van de grondtekst af.De volgende weerlegging van enige punten van hun dwaalleer aan de hand van de Schrift is misschien niet voor alle “internetters” interessant. Wanneer je echter op een of andere wijze met hun onbijbelse beweringen in aanraking bent gekomen, kan deze omvangrijke samenvatting van Schriftplaatsen zeer dienstbaar zijn.
1. De J.G. loochenen de eeuwige Godheid van de Heer Jezus
Zij leren dat de Heer Jezus:
- de “Zoon van God” maar “niet God de Zoon” is;
- “een God”, maar niet God;
- een “machtige, op God gelijkende en Goddelijk wezen;
- een “op Zichzelfstaand geschapen Wezen, een geestelijk schepsel”
1.1. De Bijbel leert, dat Jezus Christus God is
De Schrift zegt:
♠ Dat de Heer Jezus “God” is (Joh. 1:1; 5:18; 10:33; Rom. 9:5; Fil. 2:6; Hebr. 1:8; 1 Tim. 3:16; Tit. 2:13; 1 Joh. 5:20; Openb. 1:8; verg. met Openb. 4:8vv; enz.). God spreekt Zijn Zoon in Hebr. 1:8 met “God” aan; In Tit. 2:13 wordt van “de gelukkige hoop en verschijning van onze grote God en Heiland, Jezus Christus” gesproken (NWV vertaalt in dit geval juist).
Omdat de Heer Jezus God Zijn eigen Vader noemde, maakte Hij Zich God gelijk (Joh. 5:18; verg. Joh. 10:33). De Heer Jezus liet Zich in Joh. 20:28 door Thomas zonder tegenwerping met “mijn Heer en mijn God” aanspreken. In 1 Joh. 1:2 wordt van Christus gesproken als het eeuwige leven, “dat bij de Vader was”; hfdst. 2:23-24 voegt eraan toe dat ieder die de Zoon loochent, heeft ook de Vader niet. 1 Joh. 4 en 5 tonen Christus als:
- “in het vlees gekomen” (4:2-3);
- als de “eniggeboren Zoon” die “in de wereld gezonden is” (4:9; verg. met 3:5 en 8, waar het woord “geopenbaard” gebruikt wordt);
- als “Heiland van de wereld” (4:14), Jezus, de Zoon van God (4:15);
- als “de “Christus” (5:1);
- als degene die “gekomen is door water en bloed” (5:6);
- als degene die “de Waarachtige God en het eeuwige leven is” (5:20).
Daarom kan geconcludeerd worden dat Hij die in het begin van de 1e brief van Johannes wordt aangezien als “het eeuwige leven” dat “bij de Vader” was en geopenbaard is, juist God Zelf was (1:2). De Heer Jezus was God, “geopenbaard in het vlees” (1 Tim. 3:16). Hij was in de gestalte van God en achtte het geen roof “God gelijk te zijn”, maar nam de gestalte van een slaaf aan, “de mensen gelijk wordend”, en Hij vernederde Zichzelf (Fil. 2:6-8). Hij is “God“, gezegend tot in eeuwigheid (Rom. 9:5);
♠ dat de Heer Jezus de “Zoon van God” is (Joh. 1:34,49; 5:25; 9:35; 20:31; Matth. 4:3; 8:29; 14:33; 16:16; 26:63; Luk. 1:35, enz.) en de Zoon van de Vader (2 Joh.:3; Joh. 3:35; 5:19-26; 6:27,37,44; 8:16,28; 10:15,17,30,36,38; 12:50; 13:1,3; 14:8,9; 17:1,5,11,21,24,25; Luk. 2:49; 22:29; 24:49);
♠ dat de Heer Jezus het Woord was en is, dat bij God was en God Zelf was en is (Joh. 1:1; Openb. 19:13);
♠ dat de Heer Jezus de Schepper is (Joh. 1:3; Rom. 11:36; 1 Kor. 8:6; Kol. 1:16,17; Hebr. 1:2; Openb. 4:11);
♠ dat de Heer Jezus Jehovah (Jahweh) is (verg. bijv. Joh. 12:37-41 met Jes. 6:10; 1 Petr. 3:15 met Jes. 8:13; 1 Petr. 2:7 met Jes. 8:13,14; 1 Thess. 3:13 met Zach. 14:5; Hand. 1:11,12 met Zach. 14:4; Rom. 10:8-13 met Joel 2:32; Hand. 2:25-28 met Ps. 16:8-11; Mark. 1:2,3 en Luk. 1:76 met Mal. 3:1; Openb. 2:18, 23 met Jer. 11:20; 17:10; Joh. 19:34-37 met Zach. 12:10;
♠ dat de Heer Jezus “Dezelfde” genoemd wordt. Dat is een Naam van Jahweh (verg. Hebr. 1:12 en 13:8 met Ps. 102:27; Deut. 32:39; 2 Sam. 7:28; 2 Kon. 19:15; Neh. 9:6,7; Ps. 44:5; Jes. 37:16; 41:4; 43:10, 13; 46:4; 48:12; 52:6, enz.).
1.2. De titel Heer is een bewijs voor de Godheid van de Heer Jezus
De “Nieuwe-Wereld-Vertaling” van de J.G. vertaalt in de teksten van het Nieuwe testament waar “kyrios” (= Heer) zonder lidwoord staat, in de regel “Jehova”. Maar waarom dan niet consequenterwijze ook in Fil. 2:11? “… en elke tong belijdt dat Jezus Christus Jehova is”; en in 1 Thess. 4:17: “en zo zullen wij altijd met [de] Jehova zijn”; en in Rom. 10:9: “Als u met uw mond Jezus als Jehova zult belijden”; en in 2 Kor. 4:5: “Want wij prediken niet onszelf, maar Jezus Christus als Jehova; en in Hebr. 1:10: “En: U, Jehova, hebt in [het] begin de aarde gegrondvest”; en in 1 Kor. 11:20: “… Jehova”s avondmaal eten”. Daarentegen vertaalt de NWV in 2 Kor. 3:17: “Jehova nu is de Geest”, hoewel het volgens hun vertalingsmethode zijn moet: “De Heer nu is de Geest”, enz.
1.3. Christus heeft een naam van Jehova: “IK BEN”
In Ex. 3:14 en 15 openbaart God Zich in Zijn Goddelijke Zelfbestaan en zegt tegen Mozes: “IK ZAL ZIJN DIE IK ZIJN ZAL … Alzo zult gij tot de kinderen Israels zeggen: IK ZAL ZIJN [Gr. ego eimi] heeft mij tot u gezonden … De HEERE, de God van uw vaderen, de God van Abraham, de God van Izak, en de God van Jakob, heeft mij tot u gezonden; dat is Mijn Naam eeuwig, en dat is Mijn gedachtenis van geslacht tot geslacht”. Deze naam “IK ZAL ZIJN” [zoals de Statenvertaling heeft, maar het ook vertaald kan worden met “IK BEN” – vert.] wordt hier met de naam Jehova verbonden. Kenmerkend is nu dat Jezus Christus deze naam “Ik ben” in het Nieuwe Testament aanneemt. Toen de gerechtsdienaars in Johannes 18:3-8 kwamen om de HEER Jezus Christus gevangen te nemen, zei Hij: “Ik ben” [ego eimi], en direct vielen de gerechtsdienaars op de grond. Waarom? Omdat hier Jehova, de eeuwige Ik ben voor hen stond. Voor een kort ogenblik onthulde de Zoon des Mensen Zijn Goddelijke autoriteit en Zijn vijanden vallen al op de grond. Laten we ook nog Joh. 8:58 lezen: “Voor Abraham werd, ben Ik [ego eimi]”. In Joh. 8:28 zegt Christus: “Wanneer u de Zoon des Mensen verhooogd zult hebben, dan zult u weten dat Ik [het] ben [ego eimi]”. Mogelijk herinnert de lezer zich nog andere uitspraken van de HEER (bijv. Joh. 6:48; 8:12; 10:9,14; 11:25; 14:6; 15:1).
1.4. Citaten en toespelingen in het Nieuwe Testament bewijzen het feit dat de Heer Jezus werkelijk Jehova is.
♠ Lees Fil. 2:10, 11 en verg. met Jes. 45:23: dit vers geeft Jes. 45:23 gedeeltelijk weer. Maar daar staat dat zich voor Jehova elke knie buigen zal. Volgens Filippi 2 zal elke knie zich voor Hem buigen die een naam boven alle naam heeft: HEER – Jehova.
♠ Lees Mark. 1:1-3 en verg. met Mal. 3:1: de bode is duidelijk Johannes. Deze ging voor het aangezicht van de Heer en bereidde Zijn weg. Wiens weg was het? De weg van Jehova, de weg van de Zoon van God: Jezus Christus.
♠ Lees Joh. 12:38 en verg. met Jes. 53:1: Jehova”s arm was Christus.
♠ Lees Joh. 12:40-41 en verg. met Jes. 6:10,1-5: Jesaja zag in Jesaja 6 ook het voraf bestaan van Christus, de Zoon van God.
♠ Lees Hand. 2:24-25 en verg. met Ps. 16:8: Wie is “Hem”? In Ps. 16:8 is het Jehova, maar hier is het Hij Die God opgewekt had – Jezus, de Zoon van God, Die als Mens stierf en als Mens door God werd opgewekt.
♠ Lees 1 Petr. 3:15 en verg. met Jes. 8:13: Hier vertaalt de NWV: “Heiligt Christus als Heer in uw harten”. Er staat voor “HEER” geen lidwoord, daarom kan hier ook “Jehova” bedoeld zijn. En inderdaad wordt HIJ bedoeld. Want dit vers is uit Jes. 8:13 genomen, waar staat: “De HEERE der heerscharen, Die zult gij heiligen”.Moeten we ook Christus als Jehova in onze harten heiligen? Nee, er staat: “Heiligt Christus als Heer in uw harten”
♠ Lees 1 Thess. 3:13 en verg. met Zach. 14:5: Jehova zal met al Zijn heiligen komen – dat is de Heer Jezus (verg. Kol. 3:4 en Openb. 19:14);
♠ Lees Hand. 1:11 en verg. met Zach. 14:4: De voeten van Jehova zullen op de Olijfberg staan. Dat zijn de voeten van de Heer Jezus (verg. Openb. 1:7).
1.5. Enkele bijzonderheden
♠ Lees Mark. 5:19-20: De bezetenen werd door de Heer jezus genezen en hij moest berichten wat Jehova met hem gedaan had. In vers 20 zegt de genezene wat Jezus aan hem gedaan had. Jezus is Jehova – geopenbaard in het vlees.
♠ Lees Luk. 5:17: “… en er was kracht van [de] Heer [NWV: van Jehova] om gezond te maken”. In Christus ontplooit zich de kracht van Jehova tot welzijn van de mensen.
1.6. Wat leerden de apostolische vaderen en de vaderen voor Nicéa
Volgens de opvattting van de J.G., dat o.a. steunt op de Nieuwe Katholieke Encyclopedie, vond de formulering “een God in drie personen” pas goed ingang tegen het einde van de 4e eeuw. Dan heet het: “De Bijbel en de geschiedenis betuigen dus, dat de drieenigheid in Bijbelse tijden en tijdens meerdere eeuwen daarna onbekend was”. Hierbij wendt men voor zich op de zg. apostolische vaderen, op Justin de martelaar, Clemens van Alexandrie, Tertullian, Hippolyt en Origenes te baseren. Helaas ontbreken vaak concrete bewijsplaatsen in de geschriften van de J.G.
De apostolische vaderen worden volgens overlevering als leerlingen van de apostelen en als de oudste kerkenleraars aangezien, die sinds de verwoesting van Jeruzalem in het jaar 70 n. Chr. en het midden van de 2e eeuw hun geschriften vervaardigden. Tot hen behoren Barnabas, Clemens, Justin, Romanus, Ignatius, Polycarpus, Hermas (?) de schrijver van de brief aan Diognet en Papias. Maar in tegenstelling tot de beweringen van de J.G. tonen de schriften van de “apostolische vaderen” juist dat de Christenen in de eerste beide eeuwen in het algemeen trouw aan de geinspireerde leer van de onbeperkte Godheid van de Heer Jezus vastgehouden hebben.
In zijn eerste verweerschrift weerlegt Justin, de martelaar, het heidense verwijt van het atheïsme en verduidelijkt dat de Christenen de Schepper van het heelal, op de tweede plaats de Zoon en op de derde plaats de profetische Geest aanbidden (The Ante-Nicene Fathers; Vol. 1; pag. 166-167; hfdst. 13) en dat Christus diegene was die Mozes als engel van Jehova in de dorenbos verscheen, de “engel en apostel die ook God is” (The Ante-Nicene Fathers; pag. 184; hfdst. 63).
Ignatius schrijft in zijn brief aan de Efeziërs zeer vaak over Christus als God. Hfdst. 7: “Daar is een arts die zowel geest als ook geest bezit, beide gemaakt en niet gemaakt, God bestaande in het vlees … Wij hebben ook een arts, de Heer onze God, Jezus Christus, de enige getuige Zoon en het Woord, voordat de tijd begon …”.
Hfdst. 17: “En waarom zijn wij niet allen verstandig, daar wij de kennis van God ontvangen hebben, welke Jezus Christus is?”
Hfdst. 18: “Want onze God, Jezus Christus, was, in overeenstemming met de bestemming van God, ontvangen in het lichaam van Maria, van het zaad van David, maar door de Heilige Geest”.
Hfdst. 19: “God Zelf openbaarde Zich in menselijke gestalte … God werd openbaar als een mens …”.
De volgende gedachten zijn uit het verder al boven aangegeven werk The Ante-Nicene Fathers, Vol. 1, genomen:
In de brief aan de Magnesiers schrijft Ignatius, dat er een God is, Die Zichzelf door Jezus Christus, Zijn Zoon, geopenbaard heeft (hfdst. 8); in de brief aan de Tralliers wordt Jezus Christus “onze God” genoemd (hfdst. 7); in de brief aan de Romeinen noemt Ignatius Christus in zijn groetformule “God”, eveneens in hfdst. 3; in de brief aan de Filadelfiers (hfdst. 6) schrijft hij, dat iemand die Christus niet als de eniggeborene God, het Woord van God, belijdt, een slang is; in de brief aan Smyrna noemt hij Christus de “Zoon van God”, de “Eerstgeborene van ieder schepsel, God, het Woord” (hfdst. 1), en in hfdst. 3 citeert hij de woorden van Thomas: “Mijn Heer en mijn God”; tenslotte wordt ook in de brief aan Polycarpus de uitdrukking “in onze God Jezus Christus” (hfdst. 8) gevonden.
In de brief van Barnabas wordt Gen. 1:26 geciteerd, waar God spreekt: “Laat Ons mensen maken”. Barnabas zegt dat Christus de Heer van de hele wereld is, tot Wie God sprak. “Hij openbaarde Zichzelf dat HIJ de Zoon van God is” (hfdst. 5).
In de brief aan Diognet wordt over de openbaring van Christus geschreven. Er staat daar dat aan HEM, de Schepper van alle dingen, zon, maan en alle sterrren gehoorzamen. God zond Hem als God (hfdst. 7). Hij was van eeuwigheid (hfdst. 11).
Wordt D.V. vervolgd.
[P.S.: Zoals u ziet zijn – in afwijking van de andere publicaties – de Bijbelteksten afgekort; dit vanwege de vele teksten en de uitgebreidheid van dit artikel. – Frisse Wateren]
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW