“… volgens mijn reikhalzende verwachting en hoop, dat ik in geen enkel opzicht beschaamd zal worden, maar dat met alle vrijmoedigheid zoals altijd ook nú Christus wordt grootgemaakt in mijn lichaam, hetzij door [het] leven, hetzij door [de] dood” (Fil. 1:20).
Wij zouden kunnen vragen: Hoe kan Christus dan groot gemaakt worden? Hij is toch groot gemaakt, Hij is de verheerlijkte Mens aan de rechterhand van God! Wel, steeds als het daarom gaat, God of de Heer Jezus groot te maken, dan wordt er niet bedoeld Hem groter te maken dan Hij is, maar Hem in de ogen van de mensen groot te maken of te verhogen.
Laten wij eens denken aan een ster die wij aan de hemel zien. De ster is een groot hemellichaam, in zichzelf geweldig aan pracht en heerlijkheid. Maar voor de bewoners van de aarde is hij maar heel, heel klein, omdat hij zo ver verwijderd is. Maar als wij door een telescoop kijken, bemerken wij dan dat de ster groter is geworden? Nee, natuurlijk niet; hij is niet groter geworden, maar wij zien hem daardoor groter en zijn heerlijkheid komt beter tot uitdrukking.
Willen wij zo’n “telescoop” zijn, waardoor de mensen om ons heen Christus kunnen zien? Voor de meeste mensen betekent Christus niet veel. Dat komt omdat zij bijna niets meer van Hem weten dan alleen dat Hij een goed Mens was. Maar in ons zouden zij Hem groter moeten kunnen zien. Zijn heerlijkheid moet in ons zichtbaar zijn, want Hij leeft in ons. Hij is immers ons leven! Op deze wijze kan Hij door ons groot gemaakt worden.
Een telescoop echter moet wel helder en schoon zijn, anders kun je er niet door heen kijken. Als wij op onszelf zien omdat wij onszelf belangrijk vinden, of als er een smet op ons ligt, dan kan men Christus niet zien.
De apostel Paulus kende, hoewel de martelaarsdood hem naderde, slechts dat éne: dat Christus verheerlijkt zou worden “hetzij door het leven, hetzij of door de dood”.
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW