Bijbelgedeelte: Micha 1 vers 1-7 vers 20
In de eerste artikelen over de kleine profeten hebben we al gezien dat elke “kleine profeet” zijn eigen stijl heeft. De taal van Micha is artistiek, maar toch duidelijk en gemakkelijk te begrijpen. We hoeven geen taalkunstenaars te zijn om Gods woord te kunnen doorgeven – integendeel (zie 1 Kor. 2:1 e.v.). Maar onder de verschillende mensen die God als “werktuigen” gebruikt, waren en zijn er ook mensen zoals Micha. God weet wanneer, waarvoor en voor wie Hij hen gebruikt.
De boodschapper en de boodschap
De boodschap van de profeet Micha was voornamelijk gericht aan het zuidelijke koninkrijk Juda tijdens de regeerperioden van de koningen Jotham, Ahaz en Hizkia. In grote delen van dit Bijbelboek houdt God een rechtszitting waarin Hij het volk veroordeelt voor zijn vele zonden ( hfdst. 1, 2, 5 en 6); in sommige passages richt Hij zijn beschuldiging specifiek tot de heersende klasse van het volk (hfdst. 2 en 3). Maar dan zijn er ook bemoedigende blikken in de toekomst voor de gelovigen, het zogenaamde overblijfsel (hfdst. 4). Het is bijzonder mooi dat Micha zich zelf verantwoordelijk voelt voor zijn oordeelsboodschappen en dat hij tot God bidt voor het volk (hfdst. 7). Dat God door hem heen heeft gewerkt, kun je lezen in Jeremia 26 vers 18 en 19.
Woordspelingen tegen de ongerechtigheid van Gods volk (Micha 1:8-16)
De verzen 8-16 van hoofdstuk 1 zijn een voorbeeld van Micha’s bijzondere taalstijl, waarin hij een reeks stijlkenmerken gebruikt om zijn gedachten op een bijzonder indrukwekkende manier te benadrukken. Hij noemt steden en dorpen in het Judeese heuvelland en verbindt hun namen met een woordspeling of een toespeling zoals: “… wentel u in het stof in Beth-le-Afra [1].” Op het eerste gezicht lijkt dit misschien vreemd of zelfs enigszins amusant. Maar God doelt dieper: iemand die in Safir (“schoonheid”) woonde en nu iets hoorde over de beschamende kaalheid, zou het nauwelijks komisch vinden. En daar was ook geen reden toe: als Juda zich niet zou bekeren, zou een leger onder leiding van God het heuvelland binnentrekken. Zijn oordeel zou de toehoorders van Micha treffen precies waar ze zich comfortabel en veilig voelden: in hun eigen steden. Maar waarom deze toespelingen en dubbelzinnigheden? God wilde de mensen aan het denken zetten en hun valse zekerheid ter discussie stellen om te laten zien, wat Hij echt wilde.
Een voorbeeld:
“Span de snelle paarden voor de wagen, bewoonster van Lachis” (1:13).
Micha’s profetie over Lachis (1:13) is geen woordspeling in de ware zin van het woord, maar een historische zinspeling. Het beschrijft de beschamende vlucht van de Joden uit deze stad, die onder Jozua triomfantelijk was veroverd (zie Jozua 10). Zoals zoveel andere heeft ook deze profetie drie dimensies:
1. Historische betekenis: Eerst en vooral doet Micha gewoon een voorspelling: de inwoners zullen op een dag Lachis moeten verlaten. Dit gebeurde korte tijd later, ten tijde van Hizkia, toen de Assyrische koning Sanherib de stad veroverde. De Bijbel vermeldt alleen de belegering van de stad (2 Kron. 32:9); Sanherib liet een indrukwekkend muurreliëf maken van de inname van de stad voor zijn paleis (zie foto). De profetie van Micha wijst echter nog verder in de toekomst: Assyrië zal Palestina innemen tijdens de grote verdrukking en zo Gods oordeel over Juda voltrekken.
2. geestelijke betekenis voor de luisteraars (‘uitleg’): God wilde een geestelijk proces op gang brengen in de luisteraars: Zelfkennis, berouw, zegen. Lachis was volledig veroverd onder Jozua (Joz. 10:31,32; zie ook 10:23 e.v.). Maar het volk toonde al snel zwakheid en leefde zij aan zij met hun vijanden (zie bijv. Joz. 15:63). God oordeelde over Kanaän – en dus ook over Lachis – als volgt: “… want dit land is niet het land van de rust. Omdat het verontreinigd is …” (2:10). Het gevolg: hoewel Lachis in een goede traditie van Gods trouwe strijders stond, was het waardeloos voor God omdat het de reinheid miste die God voor Zijn volk had voorgeschreven.
3. geestelijke betekenis voor ons (toepassing): Gods woord is levend en werkzaam (Hebr. 4:12) – te allen tijde. Daarom heeft Micha ook iets te zeggen tegen u en mij. Lachis betekent, dat waar we geloofsoverwinningen met God hebben behaald, we later vernederende nederlagen lijden als we de moed van het geloof en de standvastigheid verliezen. Is er ook een Lachis in mijn geestelijk leven: verloren terrein, dat ik met God had veroverd, maar waar ik niet standvastig bleef, zodat ik nu weer met lege handen sta?
“Wat is goed?”
“Hij heeft u, mens, bekendgemaakt wat goed is. En wat vraagt de HEERE van u anders dan recht te doen, goedertierenheid lief te hebben en ootmoedig te wandelen met uw God” (Micha 6:8).
Micha steekt zijn vinger in menig wond met zijn vragen. Wat moet ik doen? Micha zelf vroeg ook: “Waarmee zal ik de HEERE tegemoet gaan en mij buigen voor de hoge God?” (6:6). God antwoordde met het bovenstaande vers, dat een vers is voor iedereen en voor alle situaties in het leven. Hier is wat stof ter overdenking:
- God maakt iets bekend aan de mens. Niet andersom. God is vrij om iets aan de mens mee te delen. Dat is soevereiniteit. De mens is verantwoordelijk om te luisteren.
- Hij vertelt hem wat goed is. Hij openbaart Zijn gedachten. Dat is genade. En Hij openbaart de weg naar goedheid, naar zegen (vgl. Jes. 48:17). Dat is goedheid. In ons geval, als we de vinger van Micha in onze wonden herkennen, laat God ons zien hoe we deze ongelukkige situatie ten goede kunnen keren. Laten we verder lezen:
- God eist. Hij mag dat doen. Hij bepaalt de regels, wij moeten ze volgen. Dat is autoriteit. Ieder mens is eraan onderworpen.
God eist drie dingen:
- Gerechtigheid in praktijk brengen: we kunnen er niet omheen: Waar we fout zitten, waar we zondigen, moeten we berouw tonen en terugkeren naar het rechte pad. God heeft alles wat goed is geopenbaard in Zijn Woord – voor mannen, vrouwen, kinderen, voor werkgevers en werknemers, voor gelovigen en ongelovigen, voor echtgenoten, ouders, grootouders, kinderen, voor leraren, herders, evangelisten, dienaren, voor bedroefden en gelukkigen, kortom: voor iedereen in elke relatie.
- Goedheid liefhebben: Dit is gericht op onze betrekkingen met anderen: God is blij als we goed zijn voor anderen. Op deze manier kunnen we genieten van Gods goedheid voor ons.
- Wandelen in nederigheid met mijn God: Hij is mijn God, zelfs als ik zondig. Mijn relatie met Hem moet gekenmerkt worden door nederigheid. Als dit juist is, dan kan ik mijn levenspad met Hem (opnieuw) bewandelen.
Thorsten Attendorn
Online in het Duits sinds 01.07.2006.
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW