Wat zegt de Bijbel over alcohol?
Toen ik de profeet Habakuk overdacht, kwam ik het woord in hoofdstuk 2 tegen: “En ook omdat hij trouweloos {of verraderlijk} handelt bij de wijn” (Hab. 2:5). De volkeren worden gekenmerkt door overmatige consumptie van alcohol; zo was het al in de dagen van Habakuk. Alle deugdelijkheid wordt door een verhoogde consumptie van alcohol teniet gedaan. De alcohol benevelt de zintuigen en stompt het natuurlijke gevoel af. Eenmaal verslaafd aan alcohol is het moeilijk om ervan af te komen. Velen verdringen hun zorgen in alcohol. Als we de bijbelse instructies volgen, vallen we noch rechts noch links van het paard.
De Heilige Schrift verbiedt de consumptie van alcohol niet. Graag wordt op Psalm 104 vers 15 gewezen: “… wijn die het hart van de sterveling verblijdt”, of Richteren 9 vers 13: “… Zou ik mijn nieuwe wijn opgeven, die God en mensen vrolijk maakt”. De apostel Paulus adviseert zijn medearbeider Timotheüs: ”… maar gebruikt een beetje wijn om je maag en je veelvuldige zwakheden …” (1 Tim. 5:23). Er wordt soms beweerd: ‘de Heer Jezus heeft immers op de bruiloft te Kana water in wijn veranderd, en dat is het bewijs dat we nu bij elke gelegenheid alcohol aanbieden kunnen’. Heel godslasterlijk wordt het, wanneer men uit de aanklacht tegen de Heer “Zie, een mens die een gulzigaard en wijndrinker is” (Matth. 11:19) concludeert, dat de Heer Jezus regelmatig onder invloed van alcohol is geweest. De wijn wordt voor de eerste maal in de Bijbel in Genesis 9 genoemd: “En Noach werd landbouwer en plantte een wijngaard. Hij dronk van de wijn en werd dronken; en hij ontkleedde zich midden in zijn tent” (Gen. 9:20,21).
Zodra de wijn de zintuigen benevelt en onze tong losmaakt, begint het zondig te worden. We worden op vele plaatsen in het Nieuwe Testament tot nuchterheid en bezonnenheid opgeroepen (1 Petr. 1:13; 4:7; 2 Tim. 1:7; 4:5; 1 Thess. 5:8). Iemand die nauwelijks zonder alcohol kan, noemt de Schrift een “dronkaard” (1 Kor. 5:11; 6:10). Een ieder die altijd alcohol in huis moet hebben en dit regelmatig consumeert, moet zich voor God ernstig afvragen of hij geen blinde vlek bij zich omdraagt. In sommige huizen, zelfs met kinderen, bevinden zich grote hoeveelheden alcohol in het midden van de woonkamer. Sommigen verbergen het tenminste nog in een kast.
Het is zeker geen slechte regel om alleen alcoholische dranken aan te bieden bij bepaalde feestelijkheden en dan alleen met mate. We moeten niet vergeten dat alcohol voor veel mensen een zeer groot probleem is. Hoe triest zou het zijn als iemand anders ten val zou komen vanwege mijn eigen vrijheid. Romeinen 14 vers 21 zegt: “Het is goed geen vlees te eten of wijn te drinken, of [iets te doen] waardoor uw broeder struikelt, of … waarin hij zwak is”. Vooral jonge mensen zouden met het genot van alcohol dubbel voorzichtig moeten omgaan. Het zou zelfs heel verstandig en wijs zijn om tijdens jeugdbijeenkomsten, feesten of vrije tijdsbestedingen voor jongeren helemaal afstand te doen van alcohol. Ook de wijze Salomo onderwijst zijn zoon in deze richting, zoals we zullen zien. Hoevelen zijn op jonge leeftijd aan de alcohol geraakt, omdat alcohol op een verjaardagsfeestje werd geschonken. Misschien kunnen juist degenen die hen hadden ingeschonken, er goed ermee omgaan en maat houden.
De apostel Paulus herinnert ons eraan: “En wordt niet dronken van wijn, waarin losbandigheid is” (Ef. 5:18). Met betrekking tot alcohol kan vaak worden opgemerkt, dat sommigen zichzelf nog niet hebben leren kennen en hun eigen zondige vlees volledig onderschatten. De apostel Paulus vermaant de Romeinen: “Laten wij, als op [de] dag, welvoeglijk wandelen …; niet in … zwelgpartijen en dronkenschappen … maar doet de Heer Jezus Christus aan, en wijdt geen zorg aan het vlees om [aan] begeerten [te voldoen]” (Rom. 13:13,14). Dat is de reden waarom we moeten worden aangemoedigd, ook met betrekking tot onze kinderen, om ons te onthouden van hoge percentages en ook om geen grote hoeveelheden alcoholische dranken in huis te hebben. Het is soms beangstigend hoe lichtvaardig -ook vaak verder ernstige jonge Christenen- omgaan met dit onderwerp. Misschien ook omdat ouders op dit terrein geen goede voorbeelden waren.
Voor jonge mensen die uit ongelovige relaties tot geloof gekomen zijn, is het over het algemeen waar dat ze ongelooflijk brandende harten voor de Heer hebben. Elke dag verlangen ze er meer naar om HEM te behagen en staan ze klaar om steeds meer van hun oude leven op te geven omwille van Christus. Anderen echter, die zijn opgegroeid in een meer strenge christelijke omgeving, hebben vaak de behoefte om de grenzen te verkennen of die zelfs over te steken. In plaats van zich af te vragen: “Wat kan ik nog meer opgeven?”, denken ze vaak: “Dat kan ik mij ook nog veroorloven”, of “Daar kan ik rustig aan meedoen”. Hoewel het een grote zegen kan zijn, in een gelovig gezin opgegroeid te zijn, bestaat het gevaar dat iemand nooit beslist heeft besloten om Christus te volgen en in veel gevallen alleen maar meeloopt. Men raakte gewend aan het idee om de grenzen tot het aan het uiterste te verleggen. Hoe dan ook, een ernstige Christen zal het onderwerp alcoholgebruik niet als onbeduidend beschouwen, maar er zeer behoedzaam mee omgaan.
De volkeren worden gekenmerkt door bedwelmd te zijn door de alcohol (verg. Hab. 2:5; Nah. 1:10). De apostel Petrus schrijft:
- 1 Petrus 4 vers 3-4: “Want de voorbij gegane tijd is genoeg geweest om de wil van de volken te volbrengen door te wandelen in losbandigheden, begeerten, dronkenschappen, zwelgpartijen, drinkgelagen en misdadige afgoderijen. Zij vinden het daarbij vreemd, dat u zich niet meestort in dezelfde uitspatting van liederlijkheid, en zij lasteren [u]”.
De Christen zou echter niet “gelijkvormig aan deze wereld” moeten zijn (Rom. 12:2), maar zou goed moeten doen en een voorbeeld moeten zijn in het onderscheiden van wereldse activiteit. Dus als je op een feest ook niet-Christenen als gasten hebt, dan is het de normale weg, dat ieder zich zal moeten verwonderen dat je totaal andere gewoonten hebt; dat mag hen rustig nog bevreemden. Hoe ziet het eruit op de feesten die jij gewoonlijk bezoekt? Zou het nog steeds een niet-christen bevreemden als hij jou observeerde? Of is hij nogal verbaasd, dat hij in jouw gedrag helemaal geen verschil meer kan ontdekken, vergeleken met het gedrag van ongelovigen?
De wijze Salomo zegt:
- Spreuken 21 vers 17: “Wie blijdschap liefheeft, zal gebrek lijden, wie wijn en olie liefheeft, zal niet rijk worden”.
Het Hebreeuwse woord voor ‘blijdschap’ kan ook worden vertaald als ‘plezierig’ of ‘vrolijk’1. Wie nogal van plezier en feestjes houdt, heeft geen belofte in Gods Woord en moet zich niet verwonderen wanneer de zegen van God uitblijft en hij letterlijk, maar ook geestelijk, armer wordt. Paulus schrijft aan Timotheüs dat er een tijd zal zijn, waarin men meer liefhebber van genot dan liefhebber van God is (verg. 2 Tim. 3:4). Het helpt ook niet veel om te zeggen dat je niet naar niet-Christelijke feesten gaat, maar naar “Christelijke” feesten (waar dan een vergelijkbare hoeveelheid alcohol gedronken wordt). Vooral bij feesten van Christenen, waar de een of andere ongelovige vriend aanwezig is, zou het een goede gelegenheid zijn om te laten zien dat Christenen ook zonder alcohol gelukkige mensen kunnen zijn. In plaats daarvan wordt vaak alcohol aangeboden om de ongelovigen te laten zien, dat je als Christen uiteindelijk ook alcohol drinken “mag”. Hoewel ik dit idee menselijk heel goed kan begrijpen, zou je de bovenstaande passage uit 1 Petrus 4 vers 4 nog eens moeten lezen.
Dus je moet je niet zo veel mogelijk aanpassen aan de ongelovige, maar het mag hem bevreemden als hij ziet dat je andere gewoonten hebt. Wanneer je niet helemaal wilt afzien van alcohol, heb je je dan op zijn minst bepaalde beperkingen opgelegd, waaraan iedereen kan zien dat je het omgaan met alcohol heel serieus neemt? Je kunt zelfs op een feestje in gesprek raken met een niet-christen, en dan hebben jullie beiden al een paar pilsjes gehad – dus ben je niet geheel nuchter meer. Je wilt hem eigenlijk uitleggen dat het evangelie mensen kan veranderen; je wilt praten over de kracht van de Heer Jezus die levens kan veranderen, maar je merkt eigenlijk dat deze verandering niet eens bij jezelf plaatsgevonden heeft. Denk je echt dat de Heer (afgezien van zijn soeverein handelen) dit zegenen zal? Begrijp me alsjeblieft niet verkeerd, ik wil je niet veroordelen, als je tot nu toe deze weg op bent gegaan, misschien zelfs in een bepaalde onwetendheid. Je kunt vandaag nog steeds teruggaan van deze weg en een verandering in gang zetten. Toon oprecht berouw daarover, dat je dit onderwerp tot nu toe schoon hebt gepraat en de gevaren niet hebt gezien. De Heer zal rechtvaardig berouw altijd zegenen en graag vergeven en van verkeerde gewoonten bevrijden (verg. Joh. 8:36).
Salomo geeft zijn zoon verder advies:
- Spreuken 20 vers 1: “Wijn is een spotter, sterke drank een onruststoker; ieder die daardoor gaat zwalken, is niet wijs”.
Als Christenen moeten we niet betrokken zijn bij spot, laster of smaad, en toch verleidt niets zozeer de tong tot spot, tot laster en smaad dan een bepaalde hoeveelheid alcohol; je hoeft daar nog niet dronken voor te zijn. Je komt in de verleiding om dingen te zeggen die je anders niet zou zeggen, en neemt deel aan “zotte praat of lichtzinnige taal” (Ef. 5:4). De Heilige Schrift hebben we daarbij niet aan onze kant, en we worden er ook niet wijs van; ons zal ieder geestelijk onderscheidingsvermogen ontbreken (“is niet wijs”).
Vervolgens zegt Salomo:
- Spreuken 23:20,21: “Verkeer niet met hen die zich dronken drinken aan wijn, of onder hen die zich te buiten gaan aan vlees. Want een dronkaard en wie zich te buiten gaat, zullen arm worden, en een roes doet verscheurde kleren dragen”.
We zijn misschien zelf geen wijndrinker of brasser, toch waarschuwt de Heilige Schrift ons dat we ons in zo’n gezelschap ophouden. Hiervan kun je alleen maar zeggen: Voorzichtig, besmettingsgevaar!
- Spreuken 23 vers 29-34: “Bij wie is ach, bij wie is wee? Bij wie is geruzie? Bij wie geklaag? Bij wie zijn er wonden zonder reden? Bij wie wazige ogen? Bij hen die lang doorgaan bij de wijn, bij hen die komen om gemengde drank te proeven. Kijk niet naar de wijn, wanneer hij rood kleurt, als hij fonkelt in de beker, al glijdt hij gemakkelijk naar binnen. Uiteindelijk bijt hij als een slang, spuwt hij gif als een adder. Je ogen zullen naar vreemde vrouwen kijken, en je hart zal verderfelijke dingen spreken. Je zult zijn als iemand die ligt te slapen in het hart van de zee, en als iemand die in de top van de mast ligt te slapen”.
Zeer treffend wordt hier gewaarschuwd voor de gevolgen van alcoholgebruik. Het leidt naar “ach en wee”. Ja, hoeveel moeite heeft de alcohol al gebracht in eens gelukkige gezinnen. Constant gekibbel is het gevolg en wonden worden geslagen, die misschien nooit meer genezen. Alcohol tast het zicht aan, het geestelijk onderscheid verdwijnt, de gedachten van God worden niet langer juist herkend. Interessant dat dit vers ook de mixdrankjes, onze hedendaagse alcopops3, al veroordeelt.
- Spreuken 31 vers 4-5: “Het past koningen niet, Lemuël, het past koningen niet wijn te drinken, of dat vorsten vragen: Waar is sterke drank? Anders zal hij drinken en vergeten wat verordend is, de rechtszaak van alle ellendigen verdraaien”.
Deze raad wordt door een moeder aan haar zoon gegeven. Vooral de koningen en prinsen van de volkeren werden altijd gekenmerkt door overmatige consumptie van alcohol; als ze andere volken afslachtten, was dat anders ook helemaal niet te verdragen. Maar voor een wijze koning of prins was alcohol niet betamelijk. Wel, we zijn geen koningen. Echt niet? Zegt de apostel Petrus niet dat we een koninklijk priesterschap hebben ontvangen, “opdat u de deugden verkondigt van Hem die u uit [de] duisternis heeft geroepen tot Zijn wonderbaar licht” (1 Petr. 2:9)? En schrijft de apostel Johannes niet: “Hem die ons liefheeft … en ons gemaakt heeft tot een koninkrijk, tot priesters voor Zijn God en Vader” (Openb. 1:6; 5:10)? Moeten deze bijbelpassages op zijn minst niet een morele indruk op ons maken? Teveel alcohol zal uiteindelijk ertoe leiden, dat wij “het voorgeschrevene vergeten” en ons niet langer om de dingen bekommeren, die onze eerste verantwoordelijkheid zijn.
We zijn niet alleen tot een koninkrijk gemaakt, maar tot een koninkrijk van priesters. De apostel Petrus zegt: “… wordt ook zelf als levende stenen gebouwd, als een geestelijk huis tot een heilig priesterdom, om geestelijke offeranden te offeren, die voor God aangenaam zijn door Jezus Christus” (1 Petr. 2:5; zie ook vs. 9). Moeten we ons dan ook niet herinneren wat er gebeurde kort na de inwijding van de zonen van Aäron in Leviticus 10? Nadab en Abihu brachten vreemd vuur naar het heiligdom en moesten sterven. Het is interessant dat het in dit verband staat: Leviticus 10 vers 9-11: “Wijn en sterke drank mag u niet drinken, u niet en uw zonen met u ook niet, als u de tent van ontmoeting binnenkomt, opdat u niet sterft – het is een eeuwige verordening, al uw generaties door – zowel om onderscheid te kunnen maken tussen het heilige en het onheilige, tussen het onreine en het reine, als om de Israëlieten in al de verordeningen te kunnen onderwijzen die de HEERE door de dienst van Mozes tot hen gesproken heeft”.
Wie op zaterdagavond nog naar een feestje gaat en ijverig alcohol gebruikt, zal ook op zondagmorgen wanneer we op een bijzondere wijze de lofoffers aan God willen brengen, niet geheel nuchter zijn. Afgezien daarvan: onze priesterlijke dienst is niet beperkt tot één uur per week, en er staat zelfs: “Laten wij <dan> door Hem voortdurend een lofoffer brengen aan God, dat is [de] vrucht van [de] lippen die Zijn Naam belijden” (Hebr. 13:15). Dus we zijn niet alleen in het heiligdom wanneer we zondagmorgen het avondmaal vieren en de “lofoffers” aanbieden.
Wie in de gemeente een verantwoordelijke positie zoekt, hetzij als oudste of diaken, of zelfs erover denkt om voltijd in de Christelijke bediening te gaan, moet luisteren naar wat de apostel Paulus de jonge Timotheüs op de weg meegeeft:
- 1 Timotheüs 3 vers 2-3: “De opziener dan moet onberispelijk zijn, man van één vrouw, nuchter, ingetogen, waardig, gastvrij, geschikt om te leren, geen drinker, geen vechter, maar inschikkelijk, niet twistziek, niet geldzuchtig” (verg. Tit. 1:7).
- 1 Timotheüs 3 vers 8: “Dienaars [moeten] eveneens eerbaar zijn, niet tweetongig, niet aan wijn verslaafd, niet op schandelijke winst uit” (verg. Tit. 2:2).
Natuurlijk kan men ook hier weer de vraag stellen: Hoe ver kan ik daar gaan?, want het is een groot verschil om wijn te drinken en verslaafd te zijn aan de wijn. Als ons hart echter op Christus is gericht, vragen we ons niet af hoe ver we kunnen gaan, maar wat dient het meest tot eer van Christus? Moet je vanuit dit gezichtspunt niet eerder zeggen, dat deze Bijbelverzen zeer duidelijk erover spreken: Pas op, Timotheüs, want voor een verantwoordelijke dienaar van Christus moet alcohol geen rol spelen. Hij mag hier en daar een glas meedrinken of zelfs aanbieden bij speciale gelegenheden, maar anders komt de dienaar van Christus zeer goed uit zonder alcohol. Hij is zich bewust van de gevaren van alcohol en wil een voorbeeld zijn voor anderen.
Zeker is ook het voorbeeld uit Numeri 6 voor elke geestelijk gezinde Christen vol met informatie. De Nazireeër moet zich onthouden van wijn. Niet omdat wijn principieel verboden was, maar omdat een Nazireeër zijn toewijding aan God daardoor bewees. Zo kunnen we onze toewijding aan God tot uitdrukking brengen doordat wij aan aardse genoegens geen grote waarde hechten. We nemen het alleen maar aan als terloops, net zoals Jonathan de honing proeft met het uiteinde van de stok (1 Sam. 14:43).
Uit al deze voorbeelden moet niet worden geconcludeerd, dat er een dwingende onthouding van alcohol moet zijn, maar ze kunnen toch laten zien hoe voorzichtig we met dit thema moeten omgaan en dat het op dit punt van toepassing is: ‘less is more’ – ‘Minder is meer’.
We vergeten niet dat God, naast de hemelse zegeningen, ons veel aardse zegeningen heeft gegeven die we met dankzegging mogen aannemen. De apostel Paulus moedigt ons echter aan om aandacht te schenken aan het essentiële: “… zoek dan de dingen die boven zijn, waar Christus is, gezeten aan Gods rechterhand. Bedenkt de dingen die boven zijn, niet die op de aarde zijn” (Kol. 3:1-2). In ieder geval behoort wijn tot een van de zegeningen van de aarde, maar een geestelijk Christen houdt zich in de eerste plaats bezig met de ‘geestelijke zegeningen in de hemelse gewesten’; hij zoekt ‘wat boven is, waar Christus is’. Wie daarin eenmaal zijn vreugde heeft gevonden, zal bijna automatisch de juiste houding aannemen ten opzichte van alcohol.
Stephan Isenberg, © SoundWords.
Online sinds: 01.09.2018, geactualiseerd: 10.12.2018.
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW