Een heilig priesterschap
Bijlage 1 – Aanbidding
“… een heilig priesterschap, om geestelijke offers te brengen, die God welgevallig zijn door Jezus Christus” (1 Petr. 2:5).
Net zoals alle ware gelovigen levende stenen zijn, zo zijn ze ook priesters. Hun verbinding met de verheerlijkte Heer in de hemel, de grote Priester over het huis van God, geeft hen deze positie. Zoals de zonen van Aäron priesters waren vanwege hun natuurlijke geboorte, zo zijn zij het door hun geestelijke geboorte. De apostel zegt niet dat ze levende stenen en heilige priesters zouden moeten zijn, maar dat zij het zijn. Natuurlijk moeten wij ons nu praktisch als priester gedragen en het priesterschap praktisch uitoefenen. Maar om dat te kunnen doen, moeten we eerst priester zijn. We moeten eerst in de positie zijn, om op de voorrechten die met deze positie verbonden zijn, aanspraak te kunnen maken. Wij worden er geen priesters door wanneer wij geestelijke offeranden brengen, maar we kunnen dit doen omdat we priesters zijn.
Wij zijn een priesterschap, een geslacht van priesters. In Israël vormde alleen het geslacht van Aäron het priesterschap. We behoren allemaal tot het huis van onze Hogepriester. En daarom komt ons priesterschap overeen met de tegenwoordige positie van Christus in de hemel.
We moeten niet vergeten dat Christus wel priester is naar de ordening van Melchizedek [1], maar dat Hij het priesterschap van Aäron uitoefent. Melchizedek was de koning-priester, die zegende [2]. Dit is de positie van Christus in het duizendjarig rijk. Hij zal dan uit het heiligdom naar de aarde komen om te zegenen [3]. Maar nu is hij binnen het voorhangsel, om daar de bediening voor het volk in de woestijn uit te oefenen. Het volk ziet Hem niet. Zo draagt ook ons priesterschap het karakter van Aaron’s priesterschap, terwijl het koninklijk priesterschap van 1 Petrus 2 vers 9 meer het karakter van Melchizedek draagt.
Dicht bij God te zijn, is het meest kostbare en meest karakteristieke karakter van een priester. In Israël mochten alleen de priesters tot God in het heiligdom naderen; en zo is het nu ook nog. We zijn dichter bij God dan enige zoon van Aäron, ja, als Aaron zelf ooit geweest is. Niemand van de zonen van Aäron mocht het Heilige der Heiligen binnengaan, en hemzelf was het slechts eenmaal per jaar toegestaan, en dan niet zonder reukwerk en bloed. Maar we hebben de vrije toegang door de gescheurde voorhang [4]. Dat heeft elk kind van God, zelfs de jongste en zwakste. Een speciale klasse van priesters is in complete tegenspraak tot het christendom. Het ontkent de volmaaktheid van Christus’ werk en de principiële positie van de christenen. Bij de dood van Christus kwam het hele Joodse systeem van aanbidding tot een einde. Wat een immens voorrecht hebben wij als christenen!
Dat is onze dienst als priester: voortdurend God te aanbidden. Wij zijn geestelijke priesters en geen vleselijke en hebben van geestelijke dingen te brengen. De priesters van het Oude Testament brachten dieren als brand- en vredeoffers, en meel en olie als spijsoffer. Wat bieden wij? “Laten wij dan altijd door Hem een lofoffer brengen aan God, namelijk de vrucht van lippen die Zijn Naam belijden”. [5]
Onze geestelijke offers bestaan uit dat, wat door de Heilige Geest in ons harten gewerkt is, wanneer we ons in de genade verheugen. Ze zijn dat, wat uit ons harten voor God opstijgt, wanneer we ontroerd zijn door de grootte van wat ons gegeven is, en door de liefde die Hij ons gaf. We zien onze redding en bewonderen haar grootte. We zien de prijs die God daarvoor betaald heeft toen Hij Zijn eniggeboren Zoon gaf. We zien de positie waarin wij zijn gebracht. We zien de heerlijkheid van de Persoon en het werk van de Zoon van God. Onze harten worden daardoor bewogen, en wij geven door de kracht van de Heilige Geest uitdrukking daaraan, doordat wij voor God uitspreken wat wij daarvan begrepen hebben. En God wil dat onze harten inzicht krijgen over Zijn vreugde in Christus, zodat alles, wat Christus is, en alles, wat Hij ons van God bekend gemaakt heeft, tot onderwerp van dank, lof en aanbidding in Zijn huis wordt.
In de beelden van het Oude Testament wordt ons dat duidelijk voorgesteld. De priesters brachten altijd slachtoffers die over het leven van de Heer op aarde (spijsoffer) spraken, of die Hem in Zijn werk op het kruis in de verschillende perspectieven (brand- en vredeoffers) voorstelden, of die Zijn persoonlijke heerlijkheden (reukwerk) toonden. Zo stelt de Vader ons alle heerlijkheden van Zijn zoon en het werk voor, zodat wij ze bewonderen moeten, net zoals Hij Zijn welgevallen in Hem vindt, en om dat, wat we met onze harten zien, voor Hem uit te spreken. Deze slachtoffers zijn altijd aangenaam voor God. Alles wat van de Heer Jezus spreekt, is aangenaam voor Hem. En hierover naderen wij tot God, bekleed met de waarde van het werk van de Heer.
Dit is de dienst van de priester nu, de bediening waartoe God iedere gelovige, man of vrouw, jong of oud, roept. Oefenen wij deze dienst al uit?
Er kunnen hindernissen zijn. Als wij verontreinigd zijn, moeten eerst onze voeten gewassen worden. [6] Ik kan niet in het heiligdom zijn en over de onderbroken gemeenschap treuren, onderbroken door dat, wat ik gedaan heb. Eerst moet de Heilige Geest de gemeenschap weer herstellen. Als dat niet gebeurd is, kan er geen aanbidding in de heilige Geest zijn. Ik ben dan nog niet opgehouden om priester te zijn, maar ik ben niet in staat om het priesterschap uit te oefenen. Eerst moet ik gereinigd worden in overeenstemming met de reinheid van de positie, waarin ik geplaatst ben.
Er kunnen ook andere hindernissen zijn. In de beelden van Leviticus vinden we, dat een blinde man, een lamme, een kreupele, een dwerg, iemand die het mannelijke vermogen tot voortplanting verloren heeft en andere dingen voor het priesterschap onbekwaam maken [7]. Zo’n persoon mag wel van de priesterlijke spijs eten, maar niet naderen om het brood van God daar te brengen. Aaron’s dochters mochten wel eten van het priesterlijk voedsel, want zij behoorden tot de priesterlijke familie, maar het was hun niet toegestaan om in het heiligdom te dienen. Een zwakke geestelijke toestand of een gebrek aan geestelijke kracht, zoals het in de dochters voorgesteld wordt, kan ons onbekwaam maken om praktische priesterdienst uit te oefenen. Maar dat is volgens de gedachten van God niet de normale toestand van een gelovige.
De roeping van God voor iedere gelovige betekent, dat hij zichzelf praktisch als priester openbaart. Dat betekent dat hij moet ingaan in het heiligdom, in de onmiddellijke nabijheid van God om daar het offer te brengen, die de Heilige Geest tevoren in zijn hart gewerkt heeft bij het betrachtenen en bewonderen van de Persoon en het werk van de Heer Jezus, en de genade en de liefde van God, die daarin geopenbaard zijn. Is een heerlijker en hogere dienst denkbaar?
_____________________________
[1] Hebr. 5:6
[2] Gen. 14:15-20; Hebr. 7:1
[3] Lev. 9:23
[4] Hebr. 10:19-22
[5] Hebr. 13:15
[6] Joh. 13
[7] Lev. 21:17-21
© Bibelkurs.com
© Vertaling: Frisse Wateren – rm
Geplaatst in: Bijbelcursussen
© Frisse Wateren, FW