3 jaar geleden

De Zoon spreekt over het huis van Zijn Vader (04)

Johannes 14 vers 1-3:
1. Laat uw hart niet ontroerd worden. U gelooft in God, gelooft ook in Mij.
2. In het huis van Mijn Vader zijn veel woningen; als het niet zo was, zou Ik het u hebben gezegd, <want> Ik ga heen om u plaats te bereiden.
3. En als Ik ben heengegaan en u plaats heb bereid, kom Ik weer en zal u tot Mij nemen, opdat ook u zult zijn waar Ik ben.

Een Mens in de hemel

 

“U gelooft in God, gelooft ook in Mij.”

U gelooft in God. Deze abstracte taal brengt ons altijd in verrukking. Hoe zwak was vaak het geloof van de discipelen. Hoe zwak is vaak ons geloof. Maar de Heer Jezus zegt het eenvoudig als een feit: “U gelooft in God.” Johannes maakt zich deze taal eigen in zijn eerste zendbrief als hij schrijft: “Deze dingen heb ik u geschreven, opdat u weet dat u eeuwig leven hebt, u die in de naam van de Zoon van God gelooft” (1 Joh. 5:13). Ieder kind van God gelooft in de naam van de Zoon van God. Dat is een feit. Dat ons dagelijks vertrouwen in God wankelt is een andere zaak. De discipelen geloofden in God.

Maar dan voegt de Heer Jezus er aan toe, “… gelooft ook in Mij.” Dit moet bij de discipelen vragen hebben opgeroepen. Geloofden zij niet in Hem als de Messias? Ja, dat hebben ze. Maar hun geloof ging niet veel verder. Toen Hij de wind en de golven had bevolen stil te worden, vroegen zij ongelovig: “Wie is toch Deze?” (Mark. 4:41). Petrus heeft weliswaar beleden: “U bent de Christus, de Zoon van de levende God,” maar toen had hij een bijzondere openbaring van de Vader ontvangen (Matth. 16:16,17).

Met de oproep om in Hem te geloven, getuigt de Heer Jezus duidelijk van Zijn Godheid. Maarten Luther zei, dat als de Heer Jezus niet God zou zijn, deze woorden de grootste godslastering zouden zijn. Nooit kan een mens zeggen: “Geloof in mij.” Alleen Iemand ver boven mij kan dat zeggen. Ik kon hoogstens zeggen: “Geloof me.” Maar de Heer Jezus is de ware God. Hij kan met recht zeggen: “Gelooft in Mij.”

Maar er is nog iets dat de Heer Jezus de discipelen duidelijk wil maken, en dat is waar het hier om gaat. Zij geloofden in God die onzichtbaar was voor hun ogen, Die niet lichamelijk bij hen was. En op dezelfde manier moesten zij nu in de Heer Jezus geloven. Hij was nog bij hen en zij konden Hem zien, horen en aanraken. Maar de tijd van het zien zou spoedig voorbij zijn en de tijd van het geloven zou aanbreken, wanneer hun Meester niet langer in levende lijve bij hen zou zijn.

De Heer Jezus zou de eerste Mens zijn die het huis van de Vader zou binnengaan. De discipelen hebben hier waarschijnlijk niets van begrepen. Maar dat veranderde onmiddellijk toen de Heilige Geest op aarde kwam. Reeds in zijn eerste prediking getuigde Petrus dat “deze Jezus door1 de rechterhand van God is verhoogd” en dat de hemel Hem “moet opnemen” (Hand. 2:33; 3:21). En Petrus was ook degene die zich er bijzonder over verheugde, dat de ontvangers van zijn brief Jezus Christus liefhadden, hoewel zij Hem niet hadden gezien en in Hem geloofden, hoewel zij Hem niet hadden gezien (1 Petr. 1:8).

We hebben een Mens in de hemel! Hij ging daar binnen als Voorloper voor ons. En omdat Hij daar is, hebben onze zielen een stevig anker in de hemel. Het is de vaste zekerheid, dat wij Hem daarheen zullen volgen. “Waar Ik ben, daar zal ook Mijn dienaar zijn” (Joh. 12:26).

 

NOOT:
1. Of ‘aan’.

 

Marco Leßmann; © www.bibelstudium.de

Online in het Duits sinds 01.03.2015.
Geactualiseerd in het Nederlands: 28-04-2021.

Geplaatst in: ,
© Frisse Wateren, FW