Er is vaak gezegd dat we maar op één plaats in de Bijbel lezen over het “huis van de Vader.” Dit is ook niet onjuist, want de term komt in deze betekenis eigenlijk alleen in Johannes 14 voor:
Johannes 14 vers 1-3:
1. Laat uw hart niet ontroerd worden. U gelooft in God, gelooft ook in Mij.
2. In het huis van Mijn Vader zijn veel woningen; als het niet zo was, zou Ik het u hebben gezegd, <want> Ik ga heen om u plaats te bereiden.
3. En als Ik ben heengegaan en u plaats heb bereid, kom Ik weer en zal u tot Mij nemen, opdat ook u zult zijn waar Ik ben.
Weliswaar spreekt de Heer Jezus ook over het “huis van Mijn Vader” in Johannes 2 vers 16. Maar daar bedoelt Hij de tempel in Jeruzalem. Maar in Johannes 14 spreekt Hij over het eeuwige huis van de drie-enige God en noemt dat het “huis van Mijn Vader.” Ook al komt deze term slechts eenmaal voor in het Woord van God, het feit is daarom niet minder waar of minder belangrijk, noch is ons eeuwig tehuis op deze plaats minder zeker.
Bovendien, hoewel we de term “het huis van Mijn Vader” alleen hier vinden, vinden we de waarheid op vele plaatsen. Als we in het evangelie van Johannes blijven, spreekt de Heer Jezus op vier plaatsen over de plaats “waar Ik ben,” en op elk van deze plaatsen bedoelt Hij het huis van Zijn Vader:
- “Waar Ik ben kunt u niet komen” (Joh. 7:34).
- “Waar Ik ben, daar zal ook Mijn dienaar zijn” (Joh. 12:26).
- “… kom Ik weer en zal u tot Mij nemen, opdat ook u zult zijn waar Ik ben” (Joh. 14:3).
- “Vader, wat U Mij hebt gegeven – Ik wil dat waar Ik ben, ook zij bij Mij zijn, opdat zij Mijn heerlijkheid aanschouwen …” (Joh. 17:24).
Of wat anders moet bedoeld worden, wanneer Johannes spreekt over de eniggeboren Zoon die “in de schoot van de Vader” is (Joh. 1:18), of wanneer de Heer Jezus de Vader smeekt: “Verheerlijk Mij, U Vader, bij Uzelf”? (Joh. 17:6).
Marco Leßmann; © www.bibelstudium.de
Online in het Duits sinds 21.02.2015.
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW