2 jaar geleden

De tussenliggende perioden na de opname en de verschijning van Christus

2 Samuël 2, het hoofdstuk waarin David wordt beschreven als koning die de troon over het huis van Juda op zich neemt, geeft een waarheid weer die van enige betekenis is: Zelfs onze gezegende Heer Jezus zal niet in één keer het hele koningschap in bezit nemen. Velen denken, dat wanneer de Heer Jezus verschijnt, het werk van het herstel van Israël en Zijn invoering als de ware Christus op de troon van David, in een oogwenk tot stand zal komen. Dit is echter een onjuiste voorstelling van zaken.

Hij heeft alle rechten en alle macht, maar de Heer Jezus, hoewel een Goddelijke Persoon, zal bij Zijn wederkomst bepaalde overgangsperioden in acht nemen. Voordat Hij verschijnt, nadat Hij de hemelse heiligen tot Zich heeft opgenomen, is er een tussenperiode waarin Hij Zich onder andere zal bezighouden met het voorbereiden van een overblijfsel uit het midden van de Joden. Hij zal zowel met hun geweten als met hun sympathieën afrekenen. Hij zal, niet in de velen, maar in de weinigen, een diep verlangen teweegbrengen om Hem te begroeten als Degene die komt in de naam van de Heer.

Nadat Hij tot hen is gekomen, zal er nog een andere tussenperiode volgen, die over het algemeen minder wordt gezien door degenen die zich met profetische vraagstukken bezighouden: de tussentijd tussen de vernietiging van de Antichrist door Hem die op het paard zit – en het oordeel dat Hij vanuit Sion zal voltrekken tegen de leider van de volkeren van de wereld, met name tegen zijn legerkamp in het noordoosten, waar zich de massa’s van de volkeren bevinden, namelijk tegen hem die in de Schrift Gog, de oppervorst van Mesech en Tubal wordt genoemd (Ezech. 38 en 39). Dit gebeurt geruime tijd na de vernietiging van de Antichrist.

Zegt de Schrift niets over wat de Heer Jezus in deze tweede genoemde tussenperiode zal doen? Er zal een morele, Godvruchtige versterking zijn van allen, van geheel Israël, eerst in de harten van Juda en daarna in die van de tien stammen, zoals wij vinden in het geval van David, in het 2e boek van Samuël. Hij werd niet onmiddellijk koning over geheel Israël; en zelfs toen hij dat werd, moest er nog werk worden verricht om de tegenstanders onder de naburige volken te verslaan.

Het is over het geheel genomen een vergissing om te veronderstellen, dat de Heer Jezus elke kwestie zal oplossen door één beslissende slag tegen Zijn vijanden op het slagveld. Dit is waarschijnlijk de gebruikelijke heersende mening onder hen die op de Heer Jezus wachten. Maar het is niet bijbels. Het is een menselijke conclusie, getrokken uit het feit van Zijn Goddelijke heerlijkheid. Men gaat ervan uit dat, omdat Hij God is, omdat Hij al de verdorvenheid van ieder individu kent, ieder goddeloos mens in een ogenblik zal worden verteerd. Maar dit zijn niet de wegen van God. Hij zou zo kunnen handelen als Hij dat zou willen, maar in de regel doet Hij dat niet. Hij zal dat ook niet doen in de tijd waarover wij spreken.

Zo is dit boek (2 Samuël) naar mijn mening in grote lijnen een nauwkeurig beeld – zonder elk onderdeel op te nemen of te beweren, dat alles wat erin staat een antwoord is – van de omstandigheden van die dagen. Hoe dan ook, het zij verre van mij te denken dat ik de bevoegdheid heb – àls iemand die al kan hebben – om een vergelijking verder toe te passen die niet wordt ondersteund door directe onderwijzingen van de Heer elders. Maar het grote algemene beginsel, dat van toepassing was op de situatie van toen, kan geleidelijk worden toegepast op wat komen gaat. Daarvoor zijn wij niet alleen aangewezen op de figuurlijke betekenis van dit boek, maar hebben wij ook duidelijke leringen van de Schrift die er openlijk naar verwijzen.

Neem bijvoorbeeld het verhaal dat ons wordt gegeven in de profetie van Jesaja (Jes. 63), waar de Heer Jezus wordt gezien in de terugkeer uit Bozra. Wat betekent dit? Ik deel niet de dwaling van hen die denken, dat dit verwijst naar het kruis en de verzoening. Anderen zien weer een verwijzing naar de Heer wanneer Hij het Romeinse beest en de valse profeet met hun bondgenoten, de koningen, vernietigt. Zeker niet. Deze passage toont de Heer, hoe Hij zich hier met aardse dingen  bezig houdt, niet alleen van de hemel. Het is de Heer die dan verbonden is met Zijn volk en Zichzelf als Hoofd voor Israël plaatst.

Neem ook het bekende beeld van de dag van de HEER in Zacharia 14, waar gezegd wordt dat de HEER zal optrekken als op de dag van de strijd (tegen het Romeinse beest) om te strijden tegen die volken (het leger van Gog). Dit stemt nauwelijks overeen met de gebruikelijke vooropgezette ideeën over de wijze van toekomstige omgang met Zijn aardse volk hier op aarde. Het is een feit, dat in het christendom het geloof in het oordeel over de levenden onduidelijk, onzeker en onwerkelijk is. Zij houden het oordeel over de doden vast, maar vermengen dit met dat over de levenden, waardoor zij dit uit het oog verliezen.

Broeders, wij moeten in onze gedachten ruimte laten voor de openbaring van Gods waarheid over dit alles. Het is heel duidelijk, dat de Heer een klasse van Zijn vijanden zal vernietigen wanneer Hij uit de hemel verschijnt! Even duidelijk is het, dat de Heer in vrede over de aarde zal heersen. Maar er is een overgangsperiode tussen die twee. Als een beeld hiervan is het tweede boek Samuël zeer waardevol, omdat het laat zien, dat de grote karakteristieke beginselen die onder Christus zullen bestaan, vertegenwoordigd zijn in het koningschap van David.

 

W. Kelly; www.haltefest.ch

Jaargang 1983, bladzijde 249.

Geplaatst in: ,
© Frisse Wateren, FW