11 maanden geleden

De symboliek van de tabernakel (07)

Exodus 26 vers 1-14

Tentkleden en dekkleden

Er waren vier tentkleden of dekkleden voor de tabernakel:

  1. Tentkleden van dubbeldraads fijn linnen (helemaal aan de binnenkant);
  2. tentkleden van geitenhaar;
  3. een dekkleed van roodgeverfde ramshuiden;
  4. een dekkleed van zeekoeienhuiden (helemaal aan de buitenkant).

Zoals eerder vermeld, worden de instructies met betrekking tot de plafonds gegeven vóór die met betrekking tot de wanden. Dit is misschien verrassend, maar het laat de schoonheid en nauwkeurigheid van de Schrift zien en benadrukt de Goddelijke inspiratie. De wanden zijn een symbool van de gelovigen, “opgebouwd … tot een woonplaats van God in de Geest” (Ef. 2:22).

De volledige waarheid over Christus stelt ons in staat om de plaats en zegening te begrijpen die de gelovige in Hem heeft. Christus is de sleutel die alle poorten naar zegen en geluk opent.

De tentkleden van dubbeldraads fijn linnen vormden de tabernakel of woning (vs. 1).
De tentkleden van geitenhaar vormden de tent of bedekking (vs. 7).
De roodgeverfde ramshuiden werden een dekkleed genoemd (vs. 14).

Getallen die met de tentkleden verband houden

Er waren tien tentkleden, vijf tentkleden moesten worden samengevoegd door lussen van blauwpurper, de andere vijf tentkleden werden samengevoegd door soortgelijke lussen. Deze twee delen tentkleed, elk bestaande uit vijf tentkleden, werden aan elkaar vastgemaakt met vijftig lussen of kleine haakjes van goud. Zo werd het één tentkleed. 

De lezer zal opmerken hoe het getal vijf en zijn veelvouden verbonden zijn met de tentkleden en hoe ze symbolisch spreken over de verantwoordelijkheid tegenover God en de mens, waaraan onze Heer voldeed toen Hij stierf aan het kruis.

De lengte van elk tentkleed was 28 el en de breedte 4 el. 28 (4 x 7) el tot 4 el verdeelt elke lengte in 7 vierkanten van elk 4 el. Zeven is het getal van Goddelijke volmaaktheid, vier staat voor dat wat allesomvattend is. Dit is zeker een beeld van Christus. Velen hebben naar wereldwijde heerschappij gestreefd, maar Hij alleen zal alomvattend heersen, net zoals Zijn verzoenende dood voor de hele wereld geldt. “Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven” (Joh. 3:16). Anderen zijn voortreffelijk, uitnemend en goed geweest, maar allen, behalve onze Heer, zijn tekortgeschoten in hun volkomenheid. Hij alleen zou gekarakteriseerd kunnen worden door wat de getallen zeven en vier voorstellen.

Tentkleden van dubbeldraads fijn linnen

Dit waren de binnenste tentkleden, de kleden die het verst verwijderd waren van het zicht van de buitenstaander en het dichtst bij de priesters lagen als ze binnen hun dienst verrichtten. Het woord tabernakel (woning) is niet bedoeld om het idee van iets tijdelijks op te roepen. De betekenis van tabernakel is een woonplaats en als God een woonplaats kiest, is dat een eeuwige keuze. De tabernakel in de woestijn was inderdaad maar voor een beperkte tijd, maar het was een beeld dat voorbij moest gaan. Wat de tabernakel voorstelt is niet tijdelijk, maar eeuwig.

In het Nieuwe Testament vinden we, dat God onder Zijn volk woont, en wanneer het einde der tijden is gekomen en de vastgestelde, eeuwige toestand is bereikt, vinden we deze woorden:

“Zie, de tabernakel van God is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen zijn volk zijn, en God Zelf zal bij hen zijn, <hun God>” (Openb. 21:3).

De tentkleden werden gemaakt van “dubbeldraads fijn linnen en blauwpurperen, roodpurperen en scharlaken rode wol. U moet ze maken met cherubs erop, werk van een kunstenaar” (Ex. 26:1). Hoewel we deze dingen al kort hebben behandeld in ons eerste hoofdstuk, willen we hier nog een paar details aan toevoegen.

Dubbeldraads fijn linnen staat voor de heilige, vlekkeloze mensheid van onze Heer, in gerechtigheid en heiligheid. “Laat uw priesters bekleed worden met gerechtigheid” (Ps. 132:9), en we weten, dat ze bekleed waren met fijn linnen. “[…] het fijne linnen zijn de gerechtigheden [1] van de heiligen” (Openb. 19:8). Dit is nog een schrifttekst die de gedachte bevestigt waar dubbeldraads fijn linnen voor staat, een symbool van heiligheid in leven en wandel. Christus was uitnemend en volkomen heilig in Zijn wandel.

Blauwpurper vertegenwoordigt het hemelse karakter van de mens Jezus Christus. Hij werd een waarachtig mens toen Hij in Bethlehem uit een maagd werd geboren, maar alle morele kwaliteiten van Zijn leven waren hemels van oorsprong. Zo vinden we, dat onze Heer zegt: “En niemand is opgevaren in de hemel dan Hij die uit de hemel is neergedaald, de Zoon des mensen <die in de hemel is>” (Joh. 3:13). “[…] de tweede mens is uit [de] hemel” (1 Kor. 15:47).

Roodpurper is een beeld van de heerlijkheid van Christus als Zoon des mensen, Koning der koningen en Heer der heren. Purper is de kleur van de heerser en keizer. Een keizer is eigenlijk een “koning der koningen.” De voormalige keizer van Duitsland was keizer omdat Duitsland uit vier koninkrijken bestond: Pruisen, Saksen, Württemberg en Beieren. Niemand anders dan Christus heeft het absolute recht om het roodpurper te dragen en het is een vreugde voor Zijn volk om te weten dat Hij universeel zal regeren als Koning der koningen en Heer der heren, als de ware Wereldheerser.

Scharlaken is de koninklijke kleur. Het evangelie van Mattheüs stelt Christus voor als de koning van Israël. Kort voor de kruisiging trokken de soldaten Christus als spotternij een scharlaken kleed aan, bespotten Hem en zeiden: “Heil, Koning der Joden” (Matth. 27:29). Christus werd door Zijn aardse volk verworpen, maar toch zal Hij over hen regeren als Koning, als hun Messias, als de Gezalfde van God.

Cherubs spreken van oordeel. Cherubs bewaken de boom van het leven toen Adam en Eva uit de hof van Eden werden verdreven. Vuur was tussen de cherubs in Ezechiël 10 vers 7. Wanneer Christus, die het oordeel over de zonde aan het kruis gedragen heeft, het oordeel zal uitvoeren over hen die Zijn genade en liefde hebben afgewezen, dat zal dit een rechtvaardig oordeel zijn. Er zal dan geen aanvechtbaar vonnis gewezen worden. Elke slechte daad zal gestraft worden en gerechtigheid zal gehandhaafd worden.

Christus zal de ware “nieuwe orde” brengen die de mensen tevergeefs proberen in te voeren, omdat ze Hem uitsluiten, die de enige is die dat kan bewerkstelligen.

Hoewel dit allemaal waar is, stellen de cherubs die op deze tentkleden geweven zijn voor hoe onze Heer het Goddelijke oordeel ontmoette op het kruis van Golgotha. Zo heeft hij, die aanbidt, werkelijk de vrede van een gereinigd geweten.

Hoe prachtig beelden deze tentkleden Christus uit in Zijn persoonlijke reinheid en de heerlijkheden van Zijn bediening! Het zijn Zijn volmaaktheid en heerlijkheid die uiteindelijk tot in de verste uithoeken van de aarde zullen doordringen. Dit herinnert ons aan de Schriftplaats: “Alle einden der aarde zullen er aan denken en zich tot de HEERE bekeren: alle geslachten van de heidenvolken en zullen zich voor uw aangezicht neerbuigen” (Ps. 22:28).

De lussen van blauwpurper en de haken van goud drukken de gedachte uit dat alles, voor God en voor ons, rust op de grond van Goddelijke rechtvaardigheid (goud) en hemelse genade (blauw).

De tentkleden van geitenhaar

Zoals we in onze passage in hoofdstuk 1 zagen, zijn kledingstukken van geitenhaar gebruikelijk voor een profeet. Zo stellen de kleden van geitenhaar, 11 in getal en 2 el langer dan de tentkleden van dubbeldraads fijn linnen, Christus als profeet voor. Mozes profeteerde over Christus in zijn tijd: “Een Profeet uit uw midden, uit uw broeders, zoals ik, zal de HEERE, uw God, voor u doen opstaan; naar Hem moet u luisteren” (Deut. 18:15)

Zoals de prachtige binnenste tentkleden de tabernakel vormden, zo vormden de kleden van geitenhaar “de tent,” die spreekt van dat wat tijdelijk is, van een voorziening in de woestijn voor zolang het nodig was. De tabernakel vertegenwoordigde de volheid van eeuwige gelukzaligheid die voor elke gelovige ligt. God zij dank! – De woestijn is niet eeuwig.

De buitenste tentkleden met hun bijzondere lengte maakten het mogelijk om de prachtige binnenste tentkleden te overlappen. Zo waren de binnenste tentkleden in het heilige alleen zichtbaar voor de priesters.

We beperken vaak onze voorstelling van een profeet tot iemand die toekomstige gebeurtenissen kan voorspellen. De belangrijkste gedachte achter een profeet is die van iemand die profeteert en voorspelt. De profeet brengt zijn toehoorders in Gods aanwezigheid met betrekking tot hun toestand voor Hem. Hoe volkomen en volledig volbracht Christus dit. “Heer, ik zie dat U een profeet bent” (Joh. 4:19), riep de verbaasde vrouw bij de put van Sichar uit, want in drie of vier korte zinnen legde de Heer de geheimen van haar door schuld geteisterde verleden bloot. Zo gaat het altijd. Om effectief te zijn moet de profeet het geweten van zijn toehoorders bereiken. Om effectief te zijn moet de profeet het geweten van zijn toehoorders bereiken, of hij zich nu richt tot een zondig volk zoals Jesaja en anderen in hun tijd, of tot hen die in deze bedeling profeteren (Rom. 12:6). Het is waar, dat de waarheid gemakkelijker tot de mens komt door het geweten dan door het verstand. Als het verstand de waarheid begrijpt zonder dat het geweten dat ook begrijpt, dan wordt het kennis die opblaast (1 Kor. 8:1).

Het dekkleed gemaakt van roodgeverfde ramshuiden

Het woord ‘dekkleed’ wordt niet gebruikt in verband met tentkleden gemaakt van dubbeldraads fijn linnen. Het wordt echter wel specifiek gebruikt voor de ramshuiden en de zeekoeienhuiden. De tentkleden vertegenwoordigen de persoon van Christus, de dekkleden stellen de eigenschappen van Hem voor toen Hij op aarde was. We zullen dit duidelijk zien als we verder gaan met onze beschouwing.

De eerste plaats waar de ram wordt genoemd in verband met de tabernakel werpt licht op deze dingen. Bij de inwijding van Aäron en zijn zonen werden twee rammen gebruikt. De tweede ram werd gedood en zijn bloed werd niet alleen rond het altaar gesprenkeld, maar een deel van het bloed werd op de rechteroorlel, de duim van de rechterhand en de grote teen van de rechtervoet van Aäron en zijn zonen gedaan, wat hen in hun wandel en wegen voor God opëiste. Hij werd “een ram ter inwijding” genoemd. Hieruit leren we ook, dat de ram een toewijding voorstelt; de roodgeverfde ramshuiden laten zien hoe ver de toewijding in het geval van onze Heer ging: namelijk tot in de dood. Dit was de toewijding van onze Heer aan de wil van Zijn Vader: “Toen zei ik: Zie, Ik kom (in [de] boekrol is over Mij geschreven) om uw wil te doen, o God” (Hebr. 10:7), en dit leidde Hem tot de dood aan het kruis.

Dit was dus de drijfveer die Christus uit de heerlijkheid naar deze duistere wereld dreef en Hem in Zijn dienst hield en Hem sterkte, zelfs op het moment van de zwaarste beproeving in de hof van Gethsemané, waar Zijn zweet als grote druppels bloed werden. Hij riep uit in bittere angst: “Mijn Vader, als het mogelijk is, laat deze beker Mij voorbijgaan; echter niet zoals Ik wil, maar zoals U [wilt]” (Matth. 26:39). Zijn wil was dezelfde als Gods wil, en dit voerde Hem door de verschrikkelijkste beproeving van allemaal, het kruis. Waarlijk, de huiden van de rammen waren rood gekleurd: dierbare Verlosser!

Het dekkleed van zeekoeienhuid

(Opmerking: In de herziene Duitse Elberfelder staat “Seekuhfelle.” In de Engelse vertaling waarop het is gebaseerd staat “dassenvel”).

Er is vaak gevraagd wat de zeekoeienhuiden betekenen. Wat deze huiden ook waren, ze waren heel gewoon onder de kinderen van Israël, want we lezen: “… en iedereen bij wie blauwpurperen, roodpurperen en scharlakenrode wol, fijn linnen, geitenhaar, roodgeverfde ramshuiden en zeekoeienhuiden te vinden was, die bracht ze” (Ex. 35:23). De enige andere plaats waar zeekoeienhuiden worden genoemd, behalve hier bij het buitenste dekkleed van de tabernakel, is Ezechiël 16 vers 10, waar staat: “Ik schoeide u met zeekoeienhuiden,” wat de indruk wekt van iets onbewerkts en duurzaams, geschikt voor schoeisel. Over het algemeen wordt aangenomen, dat hiermee de ruwe vacht van zeehonden of dolfijnen wordt bedoeld, omdat deze dieren veel voorkomen in de Rode Zee. Zulke huiden zouden zeer duurzaam zijn en bestand tegen zon en regen.

De zogenaamde zeekoeienhuiden vormden het buitenste deel van het dekkleed van de tabernakel. Stelt dit niet voor hoe Christus aan het volk van Israël verscheen? Profeteerde Jesaja niet eeuwen vóór de Heer Jezus in de wereld kwam, hoe Hij behandeld zou worden? “Gestalte of glorie had Hij niet; als wij Hem aanzagen, was er geen gedaante dat wij Hem begeerd zouden hebben. Hij was veracht, de onwaardigste onder de mensen, een Man van smarten, bekend met ziekte, en als iemand voor wie men het gezicht verbergt; Hij was veracht en wij hebben Hem niet geacht” (Jes. 53:2–3).

Het is tragisch om Hem, de Enig-Geliefde volgens Gods woordbeschouwing, te zien als “een loot” en als “een wortel uit dorre aarde” (Jes. 53:2), de Enige op aarde naar Wie de hemel met volkomen welgevallen kon neerzien. Hij werd door de mensen niet erkend in Zijn ware karakter. “Hij was in de wereld, en de wereld is door Hem geworden, en de wereld heeft Hem niet gekend. Hij kwam tot het zijne, en de zijnen hebben Hem niet aangenomen” (Joh. 1:10-11). Zo is de mens in zijn gevallen toestand.

 

NOTEN:
1. Dat zijn de rechtvaardige daden.

 

A.J. Pollock; © www.bibelstudium.de

Online in het Duits sinds 09.06.2007.
[Duitse eerste publicatie! Oorspronkelijke titel: The Tabernacle’s Typical Teaching]. Vrij vertaald naar het Nederlands.

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW