Exodus 25 vers 31-40; 27 vers 10-21; Leviticus 24 vers 1-4; Numeri 8 vers 1-4
De gouden kandelaar
De gouden kandelaar was eigenlijk een lampenstandaard, omdat hij van olie werd voorzien. Als we het over een kandelaar hebben, moeten we dit in gedachten houden.
Het was gemaakt van zuiver goud. In tegenstelling tot de vorige voorwerpen die we hebben bekeken, werd er geen acaciahout gebruikt bij de vervaardiging en wordt er geen maat vermeld voor de grootte. Het woog 1 talent zuiver goud (51,71 kg). Het was uit één stuk gemaakt, prachtig gevormd en versierd.
Zoals de tafel van de toonbroden Christus voorstelt als het voedsel voor het volk, zo staat de kandelaar voor Gods voorziening voor het licht van zijn volk.
Er was geen venster in de tabernakel. Er drong geen natuurlijk licht het heiligdom binnen. Het licht van de gouden kandelaar, en zijn licht alleen, zorgde voor de verlichting van het heilige. Dit doet ons denken aan de tekst: “En de stad heeft de zon of de maan niet nodig om haar te beschijnen, want de heerlijkheid van God verlichtte haar en haar lamp is het Lam” (Openb. 21:23).
Het is heel duidelijk, dat de gouden kandelaar een symbool is van onze Heer. Ten eerste was hij gemaakt van “zuiver goud,” wat altijd symbolisch verwijst naar de Goddelijke heerlijkheid van onze Heer. Ten tweede had het geen vaste afmetingen, want het stelt Christus in heerlijkheid voor met alle volheid van zegening van Zijn Persoon en werk. We lezen: “Drie bloemkelken in de vorm van amandelbloesem aan de ene arm, met knop en bloesem, en drie bloemkelken in de vorm van amandelbloesem aan de andere arm, met knop en bloesem. Zo moeten de zes armen worden die uit de kandelaar steken” (Ex. 25:33-34).
We herinneren ons wat we gezegd hebben over de staf van Aäron die ’s nachts uitbotte en bloemen en amandelen deed rijpen als symbool van onze Heer in Zijn opstanding, wat leven uit de dood betekent. Deze versieringen sluiten hierop aan en laten duidelijk zien, dat het symbool staat voor Christus in de plaats die Hij voor ons heeft verworven in de opstanding als gevolg van Zijn verzoenend sterven. Het is wonderbaarlijk hoe de bijbelpassages met elkaar in verbinding staan en hun betekenis bevestigen en verduidelijken naarmate de een door de ander wordt verlicht.
Tot dusver hebben we het gehad over de gouden kandelaar als lichtdrager. Maar hoe zit het met het licht zelf? We weten dat deze lampen van olie werden voorzien, en olie is een beeld voor de Heilige Geest van God. Hoe schijnt het licht voor Christenen vandaag de dag? Christus is niet langer op aarde. Hij is opgestegen naar de rechterhand van de Majesteit in de hoge. Hoe schijnt dan het licht voor Christenen vandaag de dag? Als antwoord wijzen we erop dat onze Heer, Die naar de hemel is opgevaren, de Heilige Geest op een heel bijzondere manier naar deze wereld heeft gezonden in verband met de gemeente van God op aarde. We lezen: “Maar wanneer de Voorspraak gekomen is, Die Ik u zal zenden van de Vader, de Geest van de waarheid Die van de Vader uitgaat, zal Die van Mij getuigen” (Joh. 15:26).
Wij geloven, dat de olie een duidelijk beeld is van de Heilige Geest van God, Die getuigt van Christus, en zo het licht van Christus in de harten van de gelovigen laat schijnen.
Numeri 8 vers 2 bevestigt dit op een prachtige wijze. We lezen: “Spreek tot Aäron en zeg tegen hem: Wanneer u de lampen aansteekt, moeten de zeven lampen licht verspreiden in de richting van de voorzijde van de kandelaar.” De lampen werden kennelijk geplaatst om de prachtige gouden kandelaar en zijn versieringen van knoppen, bloesems en amandelen te verlichten, als symbool voor de grote waarheid van leven uit de dood, en dat al onze kennis van Christus en onze zegening in Christus gebaseerd is op die heerlijke opstanding, die het bewijs is van Gods aannemen van Zijn verzoenend sterven, waardoor Hij in staat is om ons op deze wonderbaarlijke wijze te zegenen.
Op elke zijarm van de kandelaar stonden drie bloemkelken, in de vorm van amandelbloesems, met hun knoppen (scheuten) en bloesems. “Drie” staat zeker voor het volledige getuigenis van de Heilige Geest van de heerlijkheid van Christus in Zijn persoon en werk. De steel had vier bloemkelken met knoppen en bloesems, wat aangeeft dat de Persoon en het werk van de Heer en de heerlijkheid ervan voor de hele wereld is. Helaas! De hele wereld geeft er geen gehoor aan.
De kandelaar had zeven armen, wat staat voor de veelvuldige activiteiten van de Heilige Geest in Zijn getuigenis voor Christus. In het boek Openbaring worden de zeven geesten van God vier keer genoemd. Eén passage in het bijzonder zegt: “… en zeven vurige fakkels brandden vóór de troon; dit zijn de zeven Geesten van God” (Openb. 4:5). In Efeze 4 vers 4 wordt ons uitdrukkelijk gezegd: “Er is één Geest.” Dat is zeker waar. Ook al waren er zeven armen op de kandelaar, het was ÉÉN kandelaar. Zeven armen brandden, maar slechts één alles doordringend licht.
Jesaja 11 vers 1 en 2 kan dit verklaren. We lezen: “Want er zal een Twijgje opgroeien uit de afgehouwen stronk van Isaï, en een Loot uit zijn wortels zal vrucht voortbrengen. Op Hem zal de Geest van de HEERE rusten: de Geest van wijsheid en inzicht, de Geest van raad en sterkte, de Geest van de kennis en de vreze des HEEREN.” Hier hebben we drie maal twee kenmerken van de Heilige Geest, en als we de uitdrukking “de Geest van de HEERE” toevoegen, hebben we zeven beschrijvingen van de éne Geest van God.
Er is geen maat gegeven voor de gouden kandelaar, die de oneindige volheid van onze verrezen Heer kenmerkt. Ook al bracht hij de mensheid naar de troon van God, om haar nooit meer af te staan, zo is het antwoord op de kandelaar zonder maat: “Want in Hem woont de hele volheid van de Godheid lichamelijk” (Kol. 2:9).
Het is duidelijk, dat het volle licht van God niet kon schijnen voordat Christus was opgestaan en naar de hemel was opgevaren. Hoe wonderbaarlijk het licht ook was toen Hij hier op aarde was als het Licht van de wereld, de hele waarheid kon niet aan het licht komen. Pas na de opstanding kon de Heer tegen Maria zeggen: “… maar ga heen naar mijn broeders en zeg hun: Ik vaar op naar mijn Vader en uw Vader en [naar] mijn God en uw God” (Joh. 20:17), daarmee verkondigde Hij de nieuwe en wonderbaarlijke verhouding die was ontstaan door de Goddelijke liefde, met de hulp van Zijn dood en opstanding en door de kracht van de Heilige Geest.
Bovendien kon de waarheid van het éne lichaam, dat geheimenis dat voor alle eeuwen verborgen is geweest, niet geopenbaard worden voordat Christus was opgestaan en opgevaren naar de hemel, totdat Hij Zijn plaats in de hoge had ingenomen en de Heilige Geest was neergedaald op de volledige en unieke wijze die het Christendom kenmerkt. “Één lichaam en één Geest, zoals ook u geroepen bent in één hoop van uw roeping” (Ef. 4:4).
De kandelaar werd gemaakt van gedreven werk. Zelfs in heerlijkheid zal er altijd de herinnering zijn aan en het getuigenis van de onovertroffen liefde van onze Heer door de schande van het kruis voor ons te dragen. “Hij is om onze overtredingen verwond” (Jes. 53:5). Tegen de apostel Johannes werd gezegd: “Ween niet, zie, de leeuw uit de stam van Juda, de wortel van David, heeft overwonnen om het boek en zijn zeven zegels te openen” (Openb. 5:5). Toen hij keek, zag hij “de leeuw uit de stam van Juda,” maar als “een Lam staan als geslacht; het had zeven horens en zeven ogen, welke zijn de <zeven> Geesten van God, uitgezonden over de hele aarde” (Openb. 5:6). En wanneer de heerlijke stad, die de regerende stad tijdens het duizendjarig rijk symboliseert, wordt gezien, wordt zij voorgesteld als “de bruid, de vrouw van het Lam” (Openb. 21:9).
Er waren gebruiksvoorwerpen die bij de bediening van de kandelaar hoorden. We lezen: “Zowel de bijbehorende snuiters als de bijbehorende vuurschalen moeten van zuiver goud zijn” (Ex. 25:38). We hebben gesproken over de kandelaar als het beeld van Christus Zelf; en over de olie als het beeld van de Heilige Geest, maar er wordt geen melding gemaakt van de kous of de pit, zonder welke er geen licht zou zijn. Maar de snuiters bevatten dit duidelijk wel. Ze werden gebruikt om het verkoolde deel van de kous na uren lang branden te verwijderen, zodat het licht ongehinderd en met volle helderheid kon branden. We kunnen de lont-snuiters niet in verband brengen met de Heilige Geest van God. Dat is duidelijk. Maar we weten dat de Heilige Geest menselijke vermogens gebruikt waardoor Zijn bediening kan plaatsvinden. Er zijn de gaven – de apostelen en profeten, de evangelisten, herders en leraren, de helpers, de gewrichten en verbindingen van het lichaam van Christus.
Wanneer de Heilige Geest menselijke vermogens gebruikt, omvat dit ook de dienst van vermaning, met andere woorden, de snuiters. Neem het geval van de apostel Petrus … hij was erop gebrand om zijn toewijding aan zijn Heer te bewijzen, maar hoeveel zelfvertrouwen kwam daarbij kijken. Hij verloochende zijn Heer met eden en vloeken. Christus gebruikte zijn val genadig om zijn onstuimige dienaar zeer noodzakelijke dingen te leren. De gouden lonten werden voor een goed doel gebruikt. Kijk hoe duidelijk het licht scheen op de Pinksterdag toen hij van Christus getuigde in wonderbaarlijke kracht en toen 3000 zielen aan de Heer werden toegevoegd.
Of neem het geval van de apostel Paulus. Omdat hij het gevaar liep bovenmate zich te verheffen door de wonderbaarlijke dingen die hij zag en hoorde in de derde hemel, gaf de Heer hem een doorn in het vlees, een engel van Satan, om hem te slaan. De gouden snuiters deden hun werk. De Heilige Geest versterkte Paulus voor een machtig werk, namelijk het stichten van gemeenten en het geven van licht en zegen aan de hele gemeente van God.
Onthoud: de gouden kandelaar hield het licht vast. De olie, symbool voor de Heilige Geest, voedde het licht. De kous, gelovigen die door de Geest worden gebruikt, gaf het licht door. Maar vergeet niet, dat de gemeente niet onderwijst. De gemeente is niet de bron van het licht. Alleen als Gods volk in nederige gemeenschap en en weten dat zij uit zichzelf niets kunnen doen, kan God hen gebruiken. In de Heilige Stad, die de gemeente in de regering tijdens het Duizendjarig Rijk symboliseert, lezen we: “En de naties zullen door haar licht wandelen en de koningen van de aarde brengen hun heerlijkheid tot haar” (Openb. 21:24). Maar dat licht is niet het licht van de gemeente. In het vers dat voorafgaat aan het vers, dat we zojuist hebben gelezen, staat: “… want de heerlijkheid van God verlichtte haar en haar lamp is het Lam.” Het licht van God en het Lam dat de stad verlicht, geeft licht aan het verloste volk. Als we dit niet beseffen, lopen we het gevaar van mystiek.
A.J. Pollock; © www.bibelstudium.de
Online in het Duits sinds 06.05.2007.
[Duitse eerste publicatie! Oorspronkelijke titel: The Tabernacle’s Typical Teaching]. Vrij vertaald naar het Nederlands.
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW