Diversen
Exodus 27 vers 13-14
Aandachtspunten voor de tabernakel en de bijbehorende dienst
Er is veel nagedacht over de betekenis van het woord “verzoening” … We moeten onze aandacht richten op het Hebreeuwse woord voor “verzoening” … Het Hebreeuwse woord, dat hier gebruikt wordt is kaphar, wat “bedekken” betekent. Alleen door de dood van Christus, door Zijn verzoenend bloed, is de zonde bedekt en zijn de gevolgen ervan afgewend. Zo lezen we: “Welzalig is hij van wie de overtredingen vergeven, van wie de zonde bedekt is” (Ps. 32:1). “Bedekt” is kasah in het Hebreeuws. “U hebt alle ongerechtigheid van uw volk vergeven, u hebt al hun zonden [kasah in het Hebreeuws] bedekt” (Ps. 85:2). Kaphar en kasah betekenen allebei bedekken. “Het is het bloed dat verzoening (Hebreeuwse kaphar) doet voor de ziel” (Lev. 17:11). Hoe wonderbaar komt het Nieuwe Testament met dit alles overeen: “Het bloed van Jezus Christus, Zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde” (1 Joh. 1:7).
Onze eerste ouders bedekten zichzelf met rokken van huiden die verkregen waren door de dood van onschuldige slachtoffers, door het vergieten van bloed als een symbool van verlossing. De ark van Noach was van binnen en van buiten bedekt met pek, zodat hij veilig door de wateren van het oordeel gleed. De kinderen van Israël waren verborgen in hun tenten toen Bileam naar hen uitkeek; en hoewel hij werd aangezet om te vervloeken, kon hij alleen maar zegenen, een symbool van het resultaat van het verzoenend offer van Christus, waar de gelovige door God als gezegend wordt beschouwd, welke zegening voor altijd op hem rust. God kan rechtvaardig zijn als Hij de gelovige zondaar zegent, en dat is Hij ook. Laat niets ons begrip van de grote verzoening door onze Heer Jezus Christus verminderen!
Koper is een zuiver metaal en is het meest vuurbestendige van alle metalen.
De volgende tabel toont de achtergrond waartegen de volgende metalen bestand zijn. Daarboven zouden ze smelten:
- Messing: 1650° Fahrenheit
- Zilver: 1761° Fahrenheit
- Goud: 1946° Fahrenheit
- Koper: 1982° Fahrenheit
Het woord “lamp” (Ex. 25:31) moet correct vertaald worden als kandelaar. De context laat dit zien omdat hij gevoed wordt met olie. Maar, zoals eerder opgemerkt, willen we ons houden aan het woord dat in onze Bijbel wordt gebruikt om verwarring te voorkomen. (In het Engels is het “candlestick” – kandelaar).
Er moet zorgvuldig worden opgemerkt, dat er niet alleen veel beelden met de tabernakel worden geassocieerd, maar dat er ook contrasten zijn. Dit moet wel zo zijn, gezien het feit dat het model op niemand anders wijst dan de Zoon van God. En welk beeld kan Hem in Zijn heerlijke volheid adequaat voorstellen of wat kan de wonderbaarlijke uitwerkingen die voortvloeien uit Zijn dood adequaat symboliseren?
Eén voorbeeld zal volstaan. In de tabernakel mochten alleen priesters het heilige binnengaan, maar niemand behalve de hogepriester mocht het heilige der heiligen binnengaan, en dat maar één keer per jaar.
In het Christendom is iedereen die gelooft een priester en heeft de vrijheid om het heilige der heiligen binnen te gaan door het bloed van Jezus, dat wil zeggen om altijd bewust in Gods aanwezigheid te zijn. Niet één persoon één keer per jaar, maar alle gelovigen op elk moment. Hoe groot is het contrast!
De metalen die in verband met de tabernakel werden gebruikt vertoonden een stijgende lijn. De gebruikte metalen waren:
- Voorhof: koper en zilver.
- In het heilige: zilver en goud.
- In het heilige der heiligen: uitsluitend puur goud.
De gewone mensen konden de voorhof betreden.
Alleen priesters mochten het heilige binnengaan.
Alleen de hogepriester kon het heilige der heiligen binnengaan.
Wat niet beschikbaar was in de tabernakel
We kunnen veel leren van de stilte en de woorden van de Schrift, van de weglatingen en van wat er uitdrukkelijk in staat.
Als we de tabernakel binnengaan, zien we, dat er geen slot of grendel aan de ingang zit. God wilde laten zien, dat Hij altijd klaar staat voor het naderen van de zondaar.
Er waren geen cherubs (symbolen van oordeel) opgenomen in de poort van de voorhof of de deur van de tent. Daarentegen waren er wel cherubs verwerkt in het gordijn dat het heilige scheidde van het heilige der heiligen.
Op deze manier wilde God Zijn volkomen genade tonen in Zijn ontmoeting met de lijdende zondaar.
Er waren geen trappen naar het altaar: “En u mag niet langs trappen naar Mijn altaar klimmen, opdat uw naaktheid daarop niet zichtbaar wordt” (Ex. 20:26). God wilde ons zo leren, dat geen enkele voorbereiding van onze kant ons zal helpen om in Zijn tegenwoordigheid te komen, dat een nieuw blad omslaan, zondige gewoonten laten varen, religieus worden en ons best doen niet de manier is om tot Hem te naderen. De offerdood van Christus alleen is toereikend en volledig geldig. “Want uit genade bent u behouden, door [het] geloof; en dat niet uit u: het is de gave van God; niet op grond van werken, opdat niemand roemt” (Ef. 2:8-9). Met andere woorden: geen trappen naar het altaar.
Er waren geen afmetingen voor het koperen wasvat. Het vat gevuld met water, dat de reinigende kracht van het Woord van God voorstelt, toont de heiligheid die gepast is voor hen die met God te maken hebben. En er is geen grens: “Weest u dan volmaakt zoals uw hemelse Vader volmaakt is” (Matth. 5:48).
Er was geen blusmiddel voor de gouden kandelaar. God wilde Zijn volk altijd het licht geven, dat het nodig had. Christus is ons licht. Wij zijn kinderen van het licht. Het zal nooit worden weggenomen.
Er was geen raam voor de tabernakel. Er was geen natuurlijk licht nodig waar God Zelf voor het licht zorgde. Wat kan de gelovige hiervan leren! Al de volheid van de Godheid woont in een gezegend Mens Die is opgestaan en verhoogd, ja, in onze Heer Jezus Christus. Wij zijn volmaakt in Hem en hebben het licht van de natuur niet nodig. Alle geestelijke kennis wordt ons geopenbaard in de Heilige Schrift en we hebben een onfeilbare leraar, de Heilige Geest van God.
Er was geen plaats voor de priesters om te zitten, want hun dienst was ineffectief [in termen van de daadwerkelijke verzoening voor zonden]. Ze waren slechts schaduwen en beelden, hoe mooi ze ook waren. Daarom lezen we: “En iedere priester staat wel dagelijks dienst te doen en dezelfde slachtoffers dikwijls te offeren, die nooit zonden kunnen wegnemen. Maar Hij, nadat Hij één slachtoffer voor [de] zonden geofferd heeft, is voor altijd gaan zitten aan Gods rechterhand” (Hebr. 10:11-12).
Dus in dit geval hebben we het contrast waarover we spraken tussen de onvolledige bediening van de priesters en het volmaakte werk van Christus.
De volgende maten en gewichten kunnen nuttig zijn voor de lezer:
- 1 el: 0,52 m.
- 1 zilveren sikkel: 14,55 gr.
- 1 talent zilver: 4.000,00 euro.
- 1 talent Goud: 70.000,00 euro.
Er waren twee tafelen
Deuteronomium 10 vers 1-5 vertelt hoe de Heer Mozes opdroeg om een ark van hout te maken en die met twee stenen tafelen naar de heilige berg te brengen toen hij voor de tweede keer de aanwezigheid van God betrad, direct na het verschrikkelijke voorval van afgoderij met het gouden kalf. Zo maakte Mozes een ark van acaciahout en plaatste daarin de twee stenen tafelen, waarmee hij liet zien, dat de wet in zijn pure en eenvoudige vorm nooit direct in het midden van het volk Israël werd gebracht, maar dat God altijd Christus voor Zich zag en het raadsbesluit om te zegenen in soevereine genade door de verzoenende dood van Christus, zelfs voor de zondaar die de wet had overtreden. Toen God Mozes voor het eerst naar de heilige berg riep met alle tekenen en geluiden die daar waren, waar de hele berg schudde, waar donder en bliksem was en een dikke wolk de berg bedekte en een bazuin luid klonk en steeds luider werd, wordt ons verteld dat Mozes zei: “Ik ben vol vrees en ik beef zeer” (Hebr. 12:21). En wat was het eerste van de tien geboden? We lezen: “U zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben. U zult voor uzelf geen beeld maken, geen enkele afbeelding van wat boven in de hemel, of beneden op de aarde of in het water onder de aarde is. U zult zich daarvoor niet neerbuigen, en die niet dienen, want Ik, de HEERE, uw God, ben een na-ijverig God, Die de misdaad van de vaderen vergeldt aan de kinderen, aan het derde en vierde geslacht van hen die Mij haten” (Ex. 20:3-5).
Toen Mozes van de berg afdaalde met de twee stenen tafelen in zijn handen, hoorde hij het geluid van een reidans. Toen het kamp in zicht kwam, zag men het gouden kalf en de mensen er naakt omheen dansen volgens de afschuwelijke afgodische gewoonte van heidense landen.
Het eerste gebod werd dus op een zeer schrijnende manier gebroken. De toorn van Mozes laaide op en hij gooide de tafelen uit zijn handen en brak ze af op de berg. Wat een vuurproef voor Mozes! Hij kon zich goed voorstellen, dat als hij de tafelen van de wet op deze manier in het kamp had gebracht, dit de vernietiging van het hele kamp zou hebben betekend, want iedereen vanaf Aäron was betrokken bij deze verschrikkelijke afgoderij.
Wat moest hij doen? Hij moest snel en vastberaden handelen. De stenen tafelen waren van God Zelf en de tien geboden waren met Zijn Eigen vingers geschreven. Het was iets monsterachtigs om ze aan de voet van de berg kapot te slaan. Dit toonde de geestelijke bezieling en grote morele moed van deze grote dienaar van God.
Zo zien we nu Gods voorziening door Mozes te vertellen, dat hij een ark van acaciahout moest brengen, zodat de wet niet het kamp in gedragen hoefde te worden. De twee tafelen, de tafelen van het getuigenis, werden in de ark gelegd, als symbool dat er Iemand zou komen Die de wet perfect zou houden en in Zijn hart zou verbergen. God zou iemand hebben die Hij kon gebruiken om zegen te brengen aan hen die de wet braken en berouw toonden.
Niet alleen de tien geboden werden aan Mozes gegeven, maar ook de volledige instructies voor de tabernakel en de offers. Dit laat zien dat de zuivere en enige wet nooit aan de mens werd gegeven, maar dat het in schaduwen, beelden en profetieën werd getoond hoe zondige mensen tot God konden naderen door het zoenoffer van onze Heer.
De ark van acaciahout die Mozes maakte bestond maar kort, want we lezen in Exodus 37 hoe de wijze Bezaleël een ark van acaciahout maakte en deze met “puur goud” bekleedde, en in deze ark werden uiteindelijk de tafelen van het getuigenis geplaatst. De tijd dat Mozes de wet ontving en de tabernakel werd opgericht, werd zo op genadige wijze overbrugd.
De positie naar het oosten
De tabernakel werd altijd naar het oosten gebouwd, zodat het verzoendeksel in die richting wees. De poort van de voorhof (Ex. 27:13-14) was naar het oosten gericht. Het bloed werd tijdens het zondoffer op het verzoendeksel gesprenkeld, dat naar het oosten gericht was (Lev. 16:14). Wat was de reden hiervoor? Zoals de zon opkomt in het oosten, zo werd de tabernakel in die richting gebouwd, als symbool voor de tijd waarin “de Zon der Gerechtigheid” (onze Heer Jezus Christus) “zal opgaan en onder Zijn vleugels zal genezing zijn” (zie: Mal. 4:2), en de vrede en veiligheid van Gods “nieuwe orde” zou brengen in deze onrustige wereld. We lezen: “Toen braken de Israëlieten op … en zij sloegen hun kamp … waar de zon opkomt” (Num. 21:10-11). “Maar het pad van rechtvaardigen is als een schijnend licht, dat gaandeweg helderder gaat schijnen tot het volledig dag is geworden” (Spr. 4:18).
De ritualist die dol is op de oosterse positie [blijkbaar denkt de auteur aan de plaatsing van altaren in bepaalde kerken] geeft alleen maar aan door zijn slaafse en onschriftuurlijke vasthouden aan de “schaduwen” dat hij weinig of niets begrijpt van het heerlijke Wezen, de Vervuller van deze beelden, onze Heer en Heiland. Ritualisme, morele leegte, geestelijke duisternis, bijgeloof, vroomheid en strijden tegen wat waar en juist is, gaan vaak samen. We moeten vrezen, dat het oosterse standpunt, zoals dat door de ritualist wordt gepraktiseerd, één van de middelen is waarmee een arrogant priesterschap de leken tot slaaf probeert te maken.
Goddelijke leiding
“… de HEERE, uw God, Die voor u uitging op de weg om voor u een plaats te zoeken om uw tenten op te zetten; ’s nachts met het vuur, om u de weg te tonen die u moest gaan, en overdag met de wolk” (Deut. 1:32-33). Toen Mozes klaar was met het bouwen van de tabernakel, bedekte een wolk de tent van samenkomst en vulde de heerlijkheid van de Heer de tabernakel. Op deze manier werd Goddelijke leiding aan het volk gegeven tijdens hun reis. Als de wolk bleef staan, rustte het volk uit; als de wolk opstond, reisden ze en volgden de richting die de wolk nam. Wanneer ze ’s nachts reisden, was het vuur hun toereikende gids. “Hij spreidde een wolk uit om hen te bedekken en gaf vuur om de nacht te verlichten” (Ps. 105:39). Zo wilde God ons leren, dat we volledig van Hem afhankelijk zijn en dat we altijd Zijn leiding moeten en mogen zoeken. Wij zijn niet in staat om onze eigen weg te gaan, noch als individu, noch in verbinding met de gemeente van God. Hoe rijk aan zorg zijn al Gods wegen! We kunnen erop vertrouwen, dat Hij veel beter voor ons zorgt dan wij voor onszelf kunnen.
A.J. Pollock; ©www.bibelstudium.de
Online in het Duits sinds 14.04.2007. [in het Duits geplaatst door Stephan Keune]. Vrij vertaald naar het Nederlands.
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW