Om deze cursus op Frisse Wateren te vinden, moet u zoeken op de titel: “De Schepping”.
“En God zei: Laat er licht zijn! En er was licht. En God zag het licht dat het goed was; en God maakte scheiding tussen het licht en de duisternis. En God noemde het licht dag en de duisternis noemde Hij nacht. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de eerste dag” (Gen. 1:3-5).
1. Voor de eerste keer lezen we dat God spreekt. Dit doet ons denken aan Johannes 1 vers 1. Wie het Woord is maakt Johannes 1 vers 14 duidelijk: het is
……………………………………………………………………………………………………….……………….
2. Het Nieuwe Testament laat nog op andere plaatsen zien, dat vooral aan de Zoon van God de uitvoering van de schepping toevertrouwd was. We zijn op zoek naar twee teksten die hiervan getuigen:
a. 1. Korinthe 8 vers ………..
b. Kolosse 1 vers ………..
3. Welke belangrijke uitspraak maakt Johannes 1 vers 3 dan nog?
……………………………………………………………………………………………………….……………….
4. Hoe begint elke scheppingsdaad van God in Genesis 1 (vs. 3, 6, 9, 11, 14, 20, 24, 26)?
……………………………………………………………………………………………………….……………….
Elf keer lezen we in Genesis 1 “en God zei’. Acht keer is het een creatieve, regulerende opdracht: op de 1e, 2e, 4e en 5e dag telkens eenmaal; op de 3e en 6e dag, waarop er een dubbel werk plaatsvindt, telkens twee keer.
5. In Psalm 33 vers 9 staat: “Want Hij spreekt en het is er, Hij gebiedt en het staat er”. Hoe drukt Hebreeën 11 vers 3 dit uit?
……………………………………………………………………………………………………….……………….
……………………………………………………………………………………………………….……………….
6. Wat gebeurt er volgens Hebreeën 1 vers 3 nog door het woord?
……………………………………………………………………………………………………….……………….
……………………………………………………………………………………………………….……………….
7. “Laat er licht zijn!” (vs. 3). In welke verzen van Genesis 1 lezen we ook dat God zegt: “Laat er …”?
……………………………………………………………………………………………………….……………….
8. En wat staat er na de uitvoering van deze werken? (vs. 7, 9, 11, 15, 24 en 31)?
……………………………………………………………………………………………………….……………….
God gebruikt niet het reeds bestaande om het licht voort te brengen zoals bij de planten (vs. 11) en de landdieren (vs. 24), die uit de aarde voortgebracht werden.
Er ontbreekt ook een locatie-bepaling, zoals bij de uitbreiding (vs. 6) en de lichten (vs. 14). ‘Laat er’ en ‘er was’, zo summier en abstract was het alleen bij het licht.
En nog een bijzonderheid: bij de andere werken (met uitzondering van de plant) staat in het gebod géén of het onbepaald lidwoord, bij de uitvoering daarentegen het lidwoord. Bijvoorbeeld ‘laten er lichten zijn’ (vs. 14), maar God maakte de twee grote lichten (vs. 16). Bij het licht daarentegen: Laat er licht zijn en er was licht!
9. Bovendien begint de eerste dag niet zoals de anderen met een zonsopgang, maar met de plotselinge verschijning van licht. Hoe drukt de apostel Paulus dit in 2 Korinthe 4 vers 6 uit?
……………………………………………………………………………………………………….……………….
……………………………………………………………………………………………………….……………….
10. Het licht neemt onder alle werken van God een uitzonderlijke positie in. Wij begrijpen dat als we 1 Johannes 1 vers 5 lezen. Wat staat daar?
……………………………………………………………………………………………………….……………….
……………………………………………………………………………………………………….……………….
God, die eeuwig is, is Zelf licht.
Vanzelfsprekend is God niet fysiek licht. Dit werd in het begin als elektromagnetische straling geschapen, toen God het heelal in het leven riep (Gen. 1:1). Daarom staat hier niet: God maakte of schiep het licht.
Gods Woord maakt gebruik van het natuurlijke licht, dat wij mensen kunnen waarnemen met onze zintuigen, om ons een van Zijn eigenschappen – namelijk licht – enigszins begrijpelijk te maken.
11. Hoe vaak lezen we in Genesis 1, dat het door God gemaakte goed, respectievelijk zeer goed was?
……………………………………………………………………………………………………….……………….
……………………………………………………………………………………………………….……………….
Bij de laatste keer in vers 31 verwijst het naar alles wat Hij gemaakt had, en er wordt dan gezegd dat het zeer goed was.
12. Waar staat in alle gevallen de uitspraak van God, dat het goed was, behalve bij het licht?
……………………………………………………………………………………………………….……………….
Alleen bij het licht komt de uitspraak, dat het goed is direct nadat het was.
13. Bovendien staat er in alle andere gevallen in het algemeen, dat God zag dat het goed was, maar hoe staat het hier?
……………………………………………………………………………………………………….……………….
……………………………………………………………………………………………………….……………….
14. Het handelen van God op de eerste dag is nog niet voorbij. Wat doet hij daarna?
……………………………………………………………………………………………………….……………….
15. Hier gaat het om licht en duisternis in natuurlijke zin. Maar wat wordt bedoeld in 2 Korinthe 6 vers 14?
……………………………………………………………………………………………………….……………….
……………………………………………………………………………………………………….……………….
16. Maar er is niet alleen het gevaar van vermenging.
a. Wat bedoelt Jesaja 5 vers 20?
……………………………………………………………………………………………………….……………….
b. Kunt u daarvan een voorbeeld geven?
……………………………………………………………………………………………………….……………….
17. De namen werken beperkend. Geef de dubbele betekenis van de woorden aan:
a. Dag
Vers 5 (begin): …………………………………………………………………………………………….
Vers 5 (Ende): ……………………………………………………………………………………………..
b. Hemel
Vers 1: ………………………………………………………………………………………………………….
Vers 8: ………………………………………………………………………………………………………….
c. Aarde
Vers 1: ………………………………………………………………………………………………………….
Vers 10: …………………………………………………………………………………………………………
De begrippen in hun beperkte betekenis vormen het essentiële milieu voor de mens. Hij doet zijn dagelijkse werk bij daglicht (en slaapt ’s nachts). De atmosferische hemel geeft hem de lucht om in te ademen, en hij woont op de aardbodem en niet in de zee.
© Bibelkurs.com
Geplaatst in: Bijbelcursussen
© Frisse Wateren, FW