4 jaar geleden

De redding van een prostituee

Lukas 7 vers 36-8 vers 3

 

Lukas 7:36-50: (HSV)

36. En een van de Farizeeën vroeg of Hij bij hem kwam eten; en toen Hij het huis van de Farizeeër binnengegaan was, lag Hij aan.
37. En zie, een vrouw in de stad die een zondares was, kwam te weten dat Hij in het huis van de Farizeeër aanlag, en zij bracht een albasten fles met zalf mee.
38. En staande achter Zijn voeten, begon zij huilend Zijn voeten nat te maken met tranen, en zij droogde ze af met het haar van haar hoofd, en zij kuste Zijn voeten en zalfde ze met de zalf.
39. Toen de Farizeeër die Hem uitgenodigd had, dat zag, zei hij bij zichzelf: Deze Man zou, als Hij een profeet was, wel weten wie en wat voor vrouw het is die Hem aanraakt, want zij is een zondares.
40. Maar Jezus antwoordde en zei tegen hem: Simon, Ik heb u iets te zeggen. Hij zei: Meester, zeg het.
41. Jezus zei: Een zekere schuldeiser had twee schuldenaars; de één was vijfhonderd penningen schuldig en de ander vijftig.
42. Toen zij niets hadden om te betalen, schold hij het hun beiden kwijt. Zeg dan: Wie van hen zal hem meer liefhebben?
43. Simon antwoordde en zei: Ik denk dat hij het is aan wie hij het meeste kwijtgescholden heeft. Hij zei tegen hem: U hebt juist geoordeeld.
44. En Hij keerde Zich om naar de vrouw en zei tegen Simon: Ziet u deze vrouw? Ik ben in uw huis gekomen: water voor Mijn voeten hebt u niet gegeven, maar zij heeft Mijn voeten met tranen natgemaakt en met het haar van haar hoofd afgedroogd;
45. u hebt Mij geen kus gegeven, maar vanaf het moment dat zij binnengekomen is, heeft zij niet opgehouden Mijn voeten te kussen;
46. met olie hebt u Mijn hoofd niet gezalfd, maar zij heeft Mijn voeten met zalf gezalfd.
47. Daarom zeg Ik u: Haar zonden, die veel waren, zijn haar vergeven, want zij heeft veel liefgehad; maar aan wie weinig vergeven wordt, die heeft weinig lief.
48. En Hij zei tegen haar: Uw zonden zijn u vergeven.
49. En zij die mee aanlagen, begonnen bij zichzelf te zeggen: Wie is Deze Die ook zonden vergeeft?
50. Maar Hij zei tegen de vrouw: Uw geloof heeft u behouden; ga heen in vrede!

Lukas 8:1-3: (HSV)

1. En het gebeurde daarna dat Hij van stad tot stad en van dorp tot dorp trok en er predikte en het Evangelie van het Koninkrijk van God verkondigde. En de twaalf waren bij Hem,
2. en sommige vrouwen die van boze geesten en ziekten genezen waren, namelijk Maria, die Magdalena genoemd werd, van wie zeven demonen uitgegaan waren,
3. en Johanna, de vrouw van Chusas, de rentmeester van Herodes, en Susanna en vele anderen, die Hem dienden met hun eigen bezittingen.

Inhoud

  • Inleiding
  • De samenleving waarin Jezus verbleef
  • In het huis van Simon de Farizeeër
  • Verscheidenheid van zonde
  • Verscheidenheid van vergeving
  • Diversiteit van liefde
  • Gods vergeving

Inleiding

Een van de mooiste kenmerken van het evangelie van Lukas is, dat het Christus voorstelt als de Overwinnaar en Verlosser van de verstotenen en verdrukten, als Degene die de ware waardigheid kan herstellen aan mensen, wier leven op de een of andere manier misgelopen is of die door de samenleving worden afgewezen of zelfs vervolgd. Het doel van deze serie studies is te kijken naar enkele mensen die door Christus zijn gered en hersteld.

Het gezelschap waar Jezus zich ophield

Men heeft dikwijls opgemerkt dat de beschrijving van Christus als vriend van de tollenaars en zondaars (Luk. 7:34) één van Zijn grootste sieraden werd in de ogen van de christenen, hoewel het oorspronkelijk door tegenstanders naar voren werd gebracht als een aanklacht tegen Zijn integriteit. Maar de tweede uitdrukking, “zondaars,” is een eufemisme [1], zoals blijkt uit een vergelijking met Mattheüs 21 vers 31 (“dat de tollenaars en hoeren u voorgaan in het koninkrijk van God”). Want als wij de ‘vergoelijkende’ term inruilen voor het ‘lelijke’ woord en Christus de vriend noemen van de tollenaars en de hoeren, dan klinkt dat ook in christelijke oren niet meer zo lieflijk. Maar de gelovige christen zal de uitdrukking in positieve zin beledigend vinden.

Oorspronkelijk zou de verklaring natuurlijk beledigend klinken. Er werd niet gesproken tot een permissieve [2] samenleving. Degenen van wie de verklaring afkomstig was, bedoelden daarmee, dat zij het een belediging vonden van het gewone fatsoen en de goede zeden, om nog maar te zwijgen van de strenge godsdienstige voorschriften van die tijd. Het was des te erger omdat het gebeurde in de Naam van God en het ware geloof. Zij dachten dat Christus een bedrieger was, en hun vermoedens werden versterkt, toen zij de verscheidenheid van vrouwen zagen die Hem volgden.

Zo was er bijvoorbeeld de vrouw van Chusas (Luk. 8:3), een rentmeester van Herodes; het paleis van Herodes was berucht om zijn losse normen. Iedereen die zich in deze levenslustige kringen bewoog, was voor de streng religieuze Joden onvermijdelijk verdacht. En dan was er Maria Magdalena, de minste van de minsten. Zeven demonen gingen uit haar weg, zegt Lukas (Luk. 8:2). Dat betekent dat ze een onbeschrijflijk slecht verleden had. Een jonge, aantrekkelijke Man, leider van een nieuwe en ongewone religieuze sekte, gevolgd door enthousiaste vrouwelijke volgelingen met een immoreel verleden … Men kan zich voorstellen hoe de religieuze leiders erover dachten.

En het is moeilijk te ontkennen, dat hun kritiek volkomen terecht leek. Net als in onze tijd waren de mensen in die tijd goed bekend met religieuze groeperingen, die religie misbruikten als dekmantel voor seksuele perversie. Natuurlijk heeft Christus benadrukt, toen Hem werd gevraagd, dat deze vrouwen zich van hun boze leven hadden afgekeerd, maar dat is nu juist wat de Farizeeën hebben betwijfeld. Het is waarschijnlijk, dat zij onmiddellijk ontkenden, dat deze vrouwen daardoor voldoende veranderd waren om weer deel uit te maken van de maatschappij, laat staan dat zij het gezelschap van een profeet waardig waren.

En het was een raadsel voor hen. In Zijn openbare prediking had deze Jezus hogere zedelijke maatstaven geëist, dan iemand ooit tevoren had gedaan, en Hij had de Farizeeën openlijk aan de kaak gesteld omdat zij daaraan niet voldeden; zij waren tevreden met louter uiterlijke eerbaarheid, terwijl zij zich voortdurend schuldig maakten door innerlijke geestelijke immoraliteit. “Want Ik zeg u, dat als uw gerechtigheid niet overvloediger is dan die van de schriftgeleerden en farizeeën, u het koninkrijk der hemelen geenszins zult binnengaan … U hebt gehoord dat gezegd is: U zult geen overspel plegen. Maar Ik zeg u [3], dat ieder die een vrouw aanziet om haar te begeren, al overspel met haar gepleegd heeft in zijn hart” (Matth. 5:20,27,28). Wat had Jezus daartoe bewogen? Was hij oprecht? Zijn leer veroordeelde de heiligste mensen van zonde. Was Hijzelf zonder zonde? Was Hij een profeet? Hoe zit het met de twijfelachtige eigenschappen van Zijn metgezellen?

In het huis van Simon de Farizeeër

Met zulke vragen in zijn hoofd, nodigde Simon de Farizeeër onze Heer uit voor het middagmaal. Het tafelgesprek zou hem misschien de gelegenheid geven Jezus beter te kunnen beoordelen. Terwijl de maaltijd in volle gang was, ging de deur open en een in verlegenheid gebrachte vrouw glipte naar binnen en ging rechtstreeks naar Christus, die volgens oosters gebruik aan tafel lag. Simon ergerde zich onmiddellijk. Hij kende de vrouw, die een slechte reputatie had in de stad. Zulke mensen werden gewoonlijk niet in zijn huis toegelaten. Maar hij was verbaasd over wat er daarna gebeurde. Toen de vrouw achter Christus kwam, wierp zij zich op de grond en begon zachtjes te wenen. Zij was zo dicht bij Hem, dat enkele tranen op Zijn voeten vielen, die zij heel verlegen probeerde weg te vegen met haar lange haren.

Tot Simon’s grote verbazing kuste zij de voeten van onze Heer en nam tenslotte een kleine fles en zalfde zijn voeten met balsem. Dit alles gebeurde in een zeer korte tijd. De eerste reactie van Simon was waarschijnlijk om zijn dienaren te bevelen de vrouw ter plaatse eruit te gooien; maar toen hij aarzelde, had zij de voeten van Christus vastgegrepen, en Simon bedwong zich in afwachting van een verontwaardigde uitbarsting van Christus. Maar de laatste zei niets; voor Hem was er niets ongewoons gebeurd. Zo ging de maaltijd verder. Het gesprek was nu onsamenhangend, want Simon hield vast aan zijn gedachten. Hij zei bij zichzelf: daarmee is het nu wel duidelijk. Deze man is geen profeet; als Hij dat was, zou Hij beseffen wie en wat voor een vrouw dit is, die Hem aanraakt. Ze is duidelijk immoreel. Zoals Simon het zag, zou geen enkele profeet, die beweerde de spreekbuis van God te zijn, hebben toegestaan, dat een onzedelijke vrouw Hem aanraakte. Maar God deed het wel.

Simon had ongetwijfeld gelijk over het laatste punt. De heilige Schrift verklaart duidelijk, dat er niets onreins in de tegenwoordigheid van God mag komen. Tovenaars, hoereerders, moordenaars, afgodendienaars en leugenaars worden voor eeuwig uit de eeuwige stad geweerd (Openb. 22:15). De hemel zal tenminste geen onreine plaats worden zoals de aarde. Maar Simon had één punt over het hoofd gezien in zijn overpeinzing. Hij had Christus in zijn huis uitgenodigd, zonder er kennelijk over na te denken of zijn huis wel rein en heilig genoeg zou zijn om Christus te ontvangen als Hij een profeet was. Zonder daarover na te denken, had hij aangenomen, dat het zo was. Niet dat hij had gezegd, dat hij zondeloos was, verre van dat. Maar hij was anders dan deze vrouw: zij was immoreel, vooral onzedelijk. Zijn eigen zonden … wel, men kan een zonde niet fatsoenlijk noemen … maar dan waren zijn eigen zonden van het soort, dat fatsoenlijke en respectabele mensen begaan … ze waren lang niet erg genoeg, naar zijn mening, dat zijn huis een ongeschikte plaats zou maken voor een profeet van de Almachtige.

Verscheidenheid van zonde

Een stem sprak hem aan de andere kant van de tafel aan en Simon huiverde. “Ik heb u iets te zeggen.” Het was Christus. “Meester, zeg het!,” antwoordde Simon. Een schuldeiser had twee schuldenaren … Hoe treffend had Christus deze gelijkenis gekozen: Zonde is als schuld. Als een mens vijf miljoen pond schuldig is en het niet kan betalen, is hij failliet. Als een mens maar vijf pond schuldig is en het niet kan betalen, is hij niet minder failliet. Men kan de bedragen niet met elkaar vergelijken, maar het principe van het faillissement is precies hetzelfde. En als zonde is als schuld, dan zijn de onzedelijken door hun overtredingen zeker bankroet voor de wet van God; maar die achtenswaardige mensen zijn door hun zonden niet minder bankroet.

Het is waar, wij hebben de neiging zonden in verschillende categorieën in te delen … ook al is het denkbaar, ja zelfs hoogst waarschijnlijk, dat Gods categorieën heel anders zijn dan de onze. Niettemin weten wij allen wat er bedoeld wordt, wanneer wij sommige zonden als slecht omschrijven, en deze omschrijving dient om ze te onderscheiden. Maar we moeten oppassen, dat dit er niet onbewust toe leidt dat we denken, dat “niet-slimme” zonden (de categorie waarin we de meeste van onze zonden onderbrengen) in zekere zin rein zijn. Er zijn geen reine zonden. Alle zonden zijn onrein. Toegegeven, er is een verschil tussen een korrel en een ton roet, maar het verschil zit uitsluitend in de hoeveelheid. In de essentiële kwaliteiten zijn de korrel en de ton precies gelijk. Zonde van seksuele aard maakt een persoon onwaardig voor de tegenwoordigheid van God. Maar er is geen soort zonde die dit niet maakt. Met andere woorden, alle zonde is immoreel.

Een schuldeiser had twee schuldenaars; de één was vijfhonderd denaren schuldig, maar de ander vijftig. Christus vervolgde Zijn gelijkenis. En als Simon eerst innerlijk vergelijkingen maakte tussen de waarden van de zonde, dan was het nu duidelijk aan Christus om vergelijkingen te maken. De twee schuldenaars verschilden in de bedragen, die zij aan de schuldeiser verschuldigd waren, maar in één ding waren zij volkomen gelijk: geen van beiden kon betalen, beiden waren even failliet. Het leek er echt op, dat Simon een leerzame les kreeg om anderen niet te veroordelen. Ware het niet, dat de gelijkenis leidde tot de welverdiende berisping: “Oordeelt niet, opdat u niet wordt geoordeeld” (Matth. 7:1). Maar op dit punt nam de gelijkenis van Christus een onverwachte wending in een geheel andere richting.

“Een schuldeiser had twee schuldenaars; de één was vijfhonderd denaren schuldig en de ander vijftig. Toen zij niet konden betalen, schonk hij het hun beiden. Wie van hen dan zal hem het meest liefhebben?” Simon wist het antwoord, want hij kon goed vergelijken. Als je alleen naar de schulden kijkt, is het duidelijk dat hoe groter de schuld, hoe ernstiger de situatie is. En als de enige manier om van de schuld af te komen, zoals in het zakenleven gebruikelijk is, het terugbetalen ervan is, des te groter is het nadeel voor de schuldenaar, en des te meer moet hij zich inspannen om de schuld terug te betalen.

Maar als men zich een schuldeiser voorstelt, die zo buitengewoon genadig en vrijgevig is, dat hij bereid is de schuld volledig kwijt te schelden, zonder verdere betalingen te vragen, dan ligt het voor de hand dat hoe groter de schuld van een persoon is, hoe groter de opluchting zal zijn wanneer de schuld is kwijtgescholden, en hoe groter de dankbaarheid zal zijn jegens de schuldeiser. Het was duidelijk voor Simon. “Wie van hen dan zal hem het meest liefhebben?” Maar Simon antwoordde en zei: “Ik veronderstel, hij aan wie hij het meest heeft geschonken.” Dat was het goede antwoord.

Verscheidenheid van vergeving

Maar de nieuwe factor in de rekening was verontrustend. Schuld vergeven! Volledige en werkelijke schuldkwijtschelding zonder er een cent ervoor betaald te hebben. Schuldkwijtschelding die men niet heeft verdiend, maar die aan mensen aangeboden werd, die niets bezaten om hun schuld mee te betalen. De betekenis van de schikking was onmiskenbaar: als zonde als schuld was, dan was God de schuldeiser die de schuld kwijtschold. Dit was een groot verschil met Simon’s vooroordeel. Hij geloofde in vergeving, natuurlijk; zijn psalmen, zijn liederen, zijn Bijbel stonden er vol van. En niet zelden smeekte hij God erom in zijn gebeden, terwijl de priesters in de tempel het over de zondaar uitspraken terwijl zij de offers brachten.

Maar nu, wat ook de theorie en theologie erover luidde, de huidige praktijk en ervaring was niets vergeleken met deze vergeving. Thans werden hem van tijd tot tijd verschillende punten van zijn geestelijke rekening vergeven, maar de rekening bleef, en in zijn hart wist hij, dat het meestal in het rood stond. Maar er was één troost: het bedrag, dat hij schuldig was, de kloof tussen Gods geboden en de vervulling daarvan, was lang niet zo groot als het was voor mensen als deze prostituee.

Maar de kloof was er, en de vergeving van sommige punten dichtte ze slechts een fractie. Dagelijks, met grote inspanning en discipline, deed hij alles, wat hij wist, om die kloof te verkleinen en een positie te bereiken die hem eindelijk de hoop gaf, dat Gods genade Hem ertoe zou bewegen de kleine achterstand over het hoofd te zien en Simon tenslotte in de hemel te ontvangen. Maar dit was een positie die Simon, na vele jaren van verdraagzaam zwoegen, nog niet had bereikt. In feite leek de kloof niet minder dan anders. Het zag er zo uit … Maar dat was een vooruitzicht, waar Simon niet langer aan wilde denken. Trots, misschien ook angst, sloot zijn hart voor de ernstige conclusie: als de geringste eis een voortdurende, volmaakte vervulling van Gods wet betekende, kon geen hoeveelheid geld het tekort van één enkele zonde goedmaken. Simon had niets om zijn schulden mee te betalen. Hij was net zo bankroet als de prostituee.

Verscheidenheid van liefde

Maar de stem tegenover hem sprak verder en zei tegen Simon: “Ziet u deze vrouw?” Natuurlijk had hij haar gezien. Als Christus had gezegd, dat zij plotseling was bekeerd, of “gered,” dan zou hij niet bereid zijn geweest dat te geloven, en zeker  niet alleen, omdat Christus dat zei. Maar Christus heeft het niet gezegd, nog niet. Hij zei: “Ik ben in uw huis gekomen; water voor [Mijn] voeten hebt u Mij niet gegeven, maar zij heeft mijn voeten met haar tranen nat gemaakt en met haar haren afgedroogd. Een kus hebt u Mij niet gegeven, maar zij heeft vanaf dat Ik binnengekomen ben niet opgehouden Mijn voeten innig te kussen. Met olie hebt u Mijn hoofd niet gezalfd, maar zij heeft met balsem Mijn voeten gezalfd.”

Opnieuw een vergelijking, maar deze keer van Simon. Het was Simon, die zo overtuigend het voor de hand liggende vastgesteld had, dat wanneer een mens vergeven wordt, hij degene liefheeft die hem heeft vergeven. En hoe meer hem vergeven werd, hoe meer hij liefheeft. Het feit kan niet worden ontkend dat, hoewel hij Christus had uitgenodigd, hij Hem geen bijzondere liefde had betoond. Hij had Hem nauwelijks de beleefdheden van die tijd betoond, terwijl de vrouw, toen Hij haar riep, blijk gaf van haar buitengewone liefde en nederigheid jegens Christus. Als liefde het bewijs was van ontvangen vergeving … en geen liefde het bewijs van niet ontvangen vergeving … Genadeloos vervolgde de stem: Daarom zeg Ik u dat de zonden van deze vrouw, hoeveel het er ook mogen zijn, vergeven zijn … ze moeten vergeven zijn, want kijk hoeveel liefde zij Mij heeft betoond. En toen Hij zich tot de vrouw wendde, sprak Christus de woorden, die de Heilige Geest haar reeds in haar hart had doen gevoelen: “Uw zonden zijn vergeven.”

Niet alleen Simon, maar ook alle andere gasten begrepen waar het om ging. Helaas, door een onvolkomenheid in vroegere vertalingen van de Bijbel, die gelukkig in de nieuwere vertalingen is rechtgezet, dachten de mensen, dat de Heer Jezus de zonden van de vrouw had vergeven vanwege haar liefde. Daarom probeerden zij op alle mogelijke manieren liefde voor God te ontwikkelen in de hoop dat, als zij er maar goed genoeg in slaagden, God erdoor bewogen zou worden om hen te vergeven. Zij zouden uit eigen ervaring moeten weten hoe moeilijk, zo niet onmogelijk, het is voor een schuldenaar om zijn schuldeiser lief te hebben terwijl de schuld nog niet is voldaan en de schuldeiser hem blijft dreigen met een procedure. Maar afgezien daarvan maakt de gelijkenis van onze Heer duidelijk, dat schuldenaren geen vergeving krijgen door hun schuldeiser lief te hebben; zij beginnen hem lief te hebben ná en vanwege de vergeving.

Gods vergeving

De gasten van de lunch begrepen meteen waar het om ging. Wat hen deed schrikken was een andere betekenis van Christus’ woorden. Net als Simon waren zij gewend, dat de priesters in de tempel vergeving tot hen uitspraken wanneer zij hun offers brachten – maar de priesters spraken vergeving uit in de Naam van God, niet op hun eigen gezag; in het beste geval lieten zij het oordeel aan het laatste oordeel open. Maar zij merkten op, dat Christus zonden vergaf in Zijn autoriteit, zonder voorbehoud en definitief. “Wie is Deze dat Hij zelfs zonden vergeeft?”, vroegen zij zich af. Maar ze hadden het goed opgemerkt. Christus handelde hier in Zijn persoonlijke en onvoorwaardelijke hoedanigheid van Rechter, zoals Hij het Zelf eens uitdrukte: “Want ook de Vader oordeelt niemand, maar heeft heel het oordeel aan de Zoon gegeven, opdat allen de Zoon eren, zoals zij de Vader eren. Wie de Zoon niet eert, eert de Vader niet die Hem heeft gezonden. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie Mijn Woord hoort en gelooft Hem die Mij heeft gezonden, die heeft eeuwig leven en komt niet in [het] oordeel, maar is uit de dood overgegaan in het leven” (Joh. 5:22-24). Hij wendde zich nogmaals tot de vrouw en zei: “Uw geloof heeft u behouden, ga heen in vrede!”

Zo werd een gevallen vrouw gered en toebereid op de gemeenschap met de Zoon van God. Maar wanneer is dit precies gebeurd? Dat kunnen we niet zeggen. Er wordt ons weinig over haar verteld, alleen dat tegen de tijd, dat onze Heer Simons aandacht op haar vestigde, zij reeds vergeving ontvangen had, zodat Simons bezwaar om haar te ontvangen ongegrond was. Ze was immoreel geweest, maar ze was het niet meer. Wanneer de bekering plaatsvond kunnen we alleen maar vermoeden. Maar één ding kunnen we met zekerheid zeggen: de bekering was niet het gevolg van de religie die Simon volgde. Zijn prediking tegen immoraliteit was volkomen juist, inderdaad bijbels en noodzakelijk. Maar dat had de vrouw niet tot inkeer gebracht. Eenmaal had ze gezondigd, maar het bracht haar alleen maar dieper tot wanhoop. Hoe kon het verleden worden uitgewist als zij de rest van haar leven zonder zonde had geleefd? En als het verleden niet kon worden uitgewist, hoe kon ze dan terugkeren naar een ‘fatsoenlijke’ samenleving? En als zij dat niet kon, wat bleef er dan voor haar over in de wereld waarin zij leefde, anders dan te blijven zondigen? En als Simon en zijn volk openlijk, zowel door hun prediking als door hun gedrag, lieten blijken, dat zij haar verachtten en zichzelf oneindig veel beter achtten, zou haar wanhoop misschien in cynisme geëindigd zijn. Sommige mannen in de stad maakten gebruik van haar diensten – was er niemand uit Simon’s synagoge daarbij?

Maar op een dag hoorde ze een Prediker, die anders was dan zij. Hij predikte ook tegen immoraliteit, alleen met dit verschil, dat Zijn leer ook de synagoge-gangers als moreel bankroet voor God betitelde. Maar toen zei Hij, dat God bereid was allen te ontvangen, te verwelkomen en allen volkomen te vergeven, die in oprecht berouw tot Hem komen. Dat Hij, als God, de macht heeft om hen hier en nu te ontvangen, zoals zij waren, hen te vergeven, hen te reinigen en te heiligen, en hen in de persoonlijke gemeenschap met God op te nemen. Onder deze voorwaarden beval Hij de zondaars tot Hem te komen, en de vrouw geloofde in haar eenvoud Hem op Zijn woord. Ze trotseerde de minachting, verontwaardiging en ergernis in bijna elk gezicht aan de tafel. Maar zij was pas gekomen, toen zij wist, dat Zijn woord waar was. Haar werd vergeven en zij werd aangenomen en zonder haar omgeving op te merken uitte zij haar opluchting en vreugde. Haar dankbaarheid was het onmiddellijke bewijs van haar kennis van de vergeving. Maar dat was nog niet alles. In de jaren die volgden, werd het een van de belangrijkste drijfveren voor haar veranderde leven. In zijn slotverzen herinnert Lukas ons eraan, dat er meerdere vrouwen waren zoals zij, met verschillende achtergronden. Hun dankbaarheid riep niet alleen tranen op, maar veranderde hen in praktische, ijverige en heilige volgelingen en dienaressen van Christus.

Vragen ter bestudering en tot gesprek:

  1. Hoe komt Christus naar voren in deze passage?
  2. Waarom was Christus niet geïnteresseerd in Simon’s goede werken en eigengerechtigheid?
  3. Hoe weten we, dat de vrouw vergeven werd?
  4. Wat zegt deze geschiedenis ons over wat een zondaar is?
  5. Wat is Christus’ houding ten opzichte van onze zonde? Biedt Hij ons ook vandaag nog vergeving aan?

 

NOTEN:
1. Woord of uitdrukking waarmee je iets onaangenaams op een minder harde manier zegt.
2. Toegeeflijke, plooibaar, meegaand.
3. Meervoud.

 

David Willoughby Gooding; © SoundWords.

Online in het Duits sinds: 22.02.2005; geactualiseerd: 15.11.2019.

Originele titel: “Reclaiming a Prostitute” 
in Windows on Paradise. 14 Studies in the Gospel of Luke.

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW