Bijbelgedeelte: Daniël 4 vers 8-19
8. Totdat ten slotte Daniël – zijn naam is Beltsazar, naar de naam van mijn god – bij mij binnentrad, in wie ook de geest van de heilige goden is. Ik vertelde in tegenwoordigheid van hem de droom:
9. Beltsazar, hoofd van de magiërs, aangezien ik weet dat de geest van de heilige goden in u is en dat geen enkele verborgenheid voor u te moeilijk is, vertel mij de visioenen van mijn droom, die ik gezien heb, te weten de uitleg ervan.
10. De visioenen nu die mij op mijn bed voor ogen kwamen, waren deze: Ik keek toe …
Nebukadnezar haalt Daniël blijkbaar alleen maar op uit wanhoop omdat hij met zijn eigen mensen niet verder kwam. Hieruit wordt duidelijk dat hij geen wezenlijke band met Daniël had, hij was een vreemdeling voor hem gebleven. De droom was een droom uit de hemel, maar de filosofen van deze wereld kennen alleen de gedachten van deze aarde, zij kunnen niet uitleggen wat er uit de hemel komt. Maar is dit niet ook een onderscheiding voor Daniël, dat hij apart van hen wordt genoemd? Hoewel Nebukadnezar hem tot één van deze mannen had gemaakt, behoorde hij toch niet tot hen. Men kon hem onderscheiden van de anderen, duidelijk werd hij in zijn levenswandel gekenmerkt door afzondering. Er wordt ook van ons gezegd, dat we in de wereld zijn, maar niet van de wereld (Joh. 17:11,14). In hoeverre komt ons gedrag hiermee overeen?
Nebukadnezar wist heel goed, dat er in Daniël een man schuilde, die in staat was om dingen te verklaren en op te helderen, die voor zijn eigen schriftgeleerden verborgen bleven. Dus neemt hij nu zijn toevlucht tot een man met wie hij geen wezenlijke band had en spreekt hij hem aan met zijn heidense naam, Beltsazar. Hij had liever zijn natuurlijke bronnen van hulp gebruikt en Daniël helemaal niet nodig gehad, net zoals het bij ons nog steeds zo kan zijn, dat we alleen onze toevlucht nemen tot geestelijke bronnen als de natuurlijke middelen van hulp falen. Maar omdat zijn hart bezorgd was en hem geen rust meer gunde, neemt hij het op zich om deze Beltsazar te halen en met hem te spreken.
Daniël 4 vers 10b-18:
10b. … en zie, een boom, midden op de aarde, groot was zijn hoogte.
11. De boom werd groot en sterk, zijn hoogte reikte tot de hemel en hij was te zien tot aan het einde van heel de aarde.
12. Zijn loof was prachtig en zijn vruchten waren talrijk, er zat voedsel aan voor allen. Onder hem vonden de dieren van het veld schaduw en de vogels in de lucht verbleven in zijn takken. Alle vlees werd door hem gevoed.
13. In de visioenen die mij op mijn bed voor ogen kwamen, keek ik toe, en zie, een wachter, namelijk een heilige, daalde neer uit de hemel.
14. Hij riep met kracht en zei het volgende: Houw die boom om, kap zijn takken, stroop zijn loof af, verstrooi zijn vruchten, zodat de dieren er vanonder wegvluchten en de vogels van zijn takken.
15. Maar laat de stam met zijn wortels in de aarde, en wel in een ijzeren en bronzen band, in het jonge gras van het veld. Laat hem bevochtigd worden door de dauw van de hemel en laat zijn deel, samen met de dieren, in het gras van de aarde zijn.
16. Laat zijn hart worden veranderd, zodat het niet meer dat van een mens is, laat hem het hart van een dier worden gegeven. Laten er zeven tijden over hem voorbijgaan.
17. Dit bevel berust op het besluit van de wachters en dit verzoek op het woord van de heiligen, opdat de levenden erkennen dat de Allerhoogste Heerser is over het koningschap van mensen, en dat geeft aan wie Hij wil, en daarover zelfs de laagste onder de mensen aanstelt.
18. Deze droom heb ik, koning Nebukadnezar, gezien. En u, Beltsazar, vertel de uitleg ervan, omdat geen van al de wijzen van mijn koninkrijk mij de uitleg ervan heeft kunnen laten weten. U bent er wel toe in staat, want de geest van de heilige goden is in u.
Dit hoofdstuk is erg lang, maar veel verzen zijn pure herhalingen van de droom van Nebukadnezar. Daarom is het bij het bekijken van de droom van Nebukadnezar nuttig om ook naar de uitleg van Daniël te kijken. Dus de verzen 10 tot en met 17 bevatten de droom van Nebukadnezar en de verzen 20 tot en met 26 bevatten de uitleg van de droom door Daniël, wat bijna een woord-voor-woord herhaling van de droom is. Het is eigenlijk verbazingwekkend voor Gods Woord, dat niet wordt gekenmerkt door het voortdurend herhalen of het simpelweg herhalen van hele passages. Maar hier is het wel zo. Het moet wel heel belangrijk voor God zijn, zodat Hij de beschrijving bijna woord voor woord herhaalt. Daarom kan het volgende overzicht van de verzen van de droom en de uitleg ervan nuttig zijn:
Dit hoofdstuk maakt heel nadrukkelijk duidelijk waarom God deze droom aan Nebukadnezar gaf. Drie keer wordt er een reden gegeven voor deze droom:
- De levenden zullen weten dat de Allerhoogste heerst over het koningschap van de mensen en het schenkt aan wie Hij wil en de nederigste van de mensen erover aanstelt (vs. 17); uit vers 37 blijkt duidelijk, dat Nebukadnezar zichzelf schaart onder de nederigste; God had hem vernederd uit zijn verhevenheid.
- Nebukadnezar zelf moet erkennen, dat de Allerhoogste heerst over het koningschap van de mensen en het schenkt aan wie Hij wil (vs. 25b).
- Nebukadnezar moet erkennen, dat de hemel heerst (vs. 23).
De droom is dus niet alleen een boodschap voor Nebukadnezar, maar nadrukkelijk ook een boodschap voor de levenden, die hier iets in moeten zien, namelijk dit algemene principe van God, dat Hij degene die zichzelf verhoogt vernedert, en degene die zichzelf vernedert verhoogt. Maar in deze nederigste van alle mensen zien we ook een toespeling op de Heer Jezus. Juist in Psalm 8 vers 6-7 wordt ons Zijn nederigheid beschreven en hoe Hij toen tot heerser over allen werd gemaakt. Hij had Zichzelf tot niets gemaakt (Fil. 2:7,8), de laagste plaats ingenomen – en God heeft Hem daarom verhoogd en verheven en zeer hoog verheven (Jes. 52:13). Eens zal Hij Degene zijn die de regering zal overnemen; wanneer de hemel zal heersen in het 1000-jarige rijk, zal de Heer Jezus, die eens de nederigste was, die Zichzelf tot niets maakte, de heerschappij overnemen!
Daniël 4 vers 19:
“Toen stond Daniël – zijn naam is Beltsazar – een ogenblik verbijsterd. Zijn gedachten verschrikten hem. De koning antwoordde en zei: Beltsazar, laten de droom en de uitleg ervan u niet verschrikken. Beltsazar antwoordde en zei: Mijn heer, moge de droom overkomen wie u haten en de uitleg ervan uw tegenstanders.”
Daniël moet de uitleg van de droom in al zijn details onmiddellijk hebben begrepen, anders zou hij niet onmiddellijk verbijsterd zijn geweest. We vinden zo’n diepe ontzetting meerdere keren bij hem (Dan. 7:28; 8:27). We kunnen vaak spreken over profetie met haar zeer ernstige details zonder ons zorgen te maken over wat er zal gebeuren met de mensen naar wie de profetie verwijst. We hebben vaak veel te weinig gevoel voor het feit, dat bijvoorbeeld de oordelen in Openbaring op een dag mensen zullen treffen die nu misschien al leven en die we kennen. Wekt dat gevoelens in ons op ten opzichte van deze mensen? Proberen we mensen te overtuigen omdat we de schrik van de Heer kennen (2 Kor. 5:11,20)? Daniël probeerde dat in ieder geval in Daniël 4 vers 27; hij had de fijngevoeligheid van Jeremia en zocht liever de vrede van de stad waarheen de Heer hen had weggeleid (Jer. 29:7). Nu moet hij hier iets zien dat het oordeel voor deze heerser betekende, en het verbijsterde hem. Zo moet het ook voor Samuël zijn geweest toen hij het oordeel aan de priester Eli moest aankondigen (1 Sam. 3:15); hij had nog steeds een besef van de door God gegeven autoriteit van Eli in zijn positie als priester, en hij werd nu als jongeling geacht de confrontatie met deze priester aan te gaan.
Was het dan goed en juist, dat hij hier verstijfde van ontzetting? Het was zeker begrijpelijk, want hij was niet onverschillig tegenover koning Nebukadnezar, hij had duidelijk een zekere empathie voor hem. En wat hij nu tegen de koning moest zeggen was een geweldige uitdaging, was iets dat de koning diep zou raken, en daar was moed voor nodig. Misschien zien we een zekere menselijke zwakheid in Daniël als hij wenst, dat de droom niet voor de koning zou zijn, maar voor één van zijn vijanden.
Het is opvallend, dat Daniël in dit vers bijna alleen Beltsazar wordt genoemd. Wanneer hij de koning hier antwoordt, is dit waarschijnlijk de enige keer, dat alleen de heidense naam wordt genoemd zonder de toevoeging van zijn eigenlijke naam Daniël. Misschien ook een klein bewijs, dat hij op dit moment, bang en bedreigd door de ernstige dingen die hij ziet, zelf nog niet helemaal op het niveau van geloof is. Maar dat verandert meteen weer als hij de koning de uitleg geeft. Maar als we bedenken, dat dit hele hoofdstuk een brief van Nebukadnezar is, is het opvallend dat deze koning van Babylonië zelf Daniël twee keer bij zijn oude Joodse naam noemt (vs. 8 en 19). Hij, die Daniël een nieuwe naam had gegeven om alles uit te wissen wat nog aan de ware God herinnerde, noemt hem nog twee keer bij deze oude naam.
Achim Zöfelt; © www.bibelstudium.de
Online in het Duits sinds 11.06.2014.
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW