Daniël 2 vers 14-26
“Toen wendde Daniël zich met raad en verstandige woorden tot Arioch, het hoofd van de lijfwacht van de koning, die was uitgetrokken om de wijzen van Babel ter dood te brengen. Hij nam het woord en zei tegen Arioch, de bevelhebber van de koning: Waarom is dit bevel van de koning zo overhaast uitgegaan? Toen liet Arioch Daniël de zaak weten. Toen trad Daniël binnen en verzocht de koning of hij hem een bepaalde tijd wilde gunnen om aan de koning de uitleg te kennen te geven” (vs. 14–16).
Het moet niet gemakkelijk zijn geweest om tot bij de koning te geraken. Maar Daniël slaagde erin; en toen vroeg hij de koning om een termijn, niet zodat hij de koning misschien achteraf de uitleg kon laten zien. Nee, Daniël gaat er zeker van uit, dat God hem de droom en de uitleg daarvan zou laten zien. Hij zegt niet misschien, maar hij heeft volledige zekerheid. Wat bracht hem ertoe om zo te kunnen spreken? Hij had volledig vertrouwen in zijn God. Twee punten kunnen aanleiding zijn geweest voor dit vertrouwen in God:
- Het was een buitengewone situatie; alle wijsheid van de mensen was tot het uiterste beproefd, en het was machteloos en nutteloos en tevergeefs gebleken. En Daniël zag, dat dit het geschikte moment was, dat zijn God zich via zijn knecht Daniël groot en glorieus zou tonen – een unieke situatie;
- Daniël had zijn trouw aan God getoond, hij had de eer van God hooggehouden in de moeilijkste omstandigheden; en hij kon zich niet voorstellen, dat deze God, die hem zoveel genade en barmhartigheid had betoond, hem en zijn drie vrienden nu zou laten vallen, waar zij in levensgevaar verkeerden.
Een les ook voor ons om te vertrouwen op de God die Zichzelf wil verheerlijken en die ook Zijn dienstknecht niet te schande laat worden!
Waarom vroeg Daniël deze deadline aan de koning? Als hij zoveel vertrouwen had, had God dit dan niet meteen aan hem kunnen openbaren? God had natuurlijk geen deadline nodig, maar Daniël had die nodig om in deze tijd het aangezicht van God in gebed te zoeken. Vertrouwen in God maakt ons niet onafhankelijk, maar leidt ons integendeel tot een grotere afhankelijkheid van God. Vertrouwen op God doet ons ook niet overhaast of zelfverzekerd handelen, maar er staat: “wie gelooft, zal zich niet (weg)haasten” (Jes. 28:16). We kunnen ons voorstellen, dat Daniël waardig en rustig voor de koning ging staan, want geloof geeft zekerheid! Overigens is het opmerkelijk, dat Daniël de gevraagde termijn krijgt, want Nebukadnezar verwijt de Chaldeeën in vers 8 nog, dat ze tijd willen winnen.
Wij kunnen hier drie verschillende reacties bij Daniël onderscheiden. Voor hem is het een zaak van leven en dood, maar hij reageert niet spontaan en laat zich niet overrompelen, maar tegenover de grootste problemen handelt hij met inzicht en verstand, hij wandelt in wijsheid tegenover hen die buiten zijn (Kol. 4:5). Een geestelijk nuchter antwoord komt voort uit een gewone omgang met God. Even indrukwekkend is dan zijn volgende stap: zijn geloof laat zich niet verlammen, maar hij neemt een zeker initiatief en gaat naar de koning toe. En tenslotte verzekert hij, in vrijmoedigheid en geloofsvertrouwen, de koning dat hij na de deadline de uitleg zal kunnen meedelen.
“Daarop vertrok Daniël naar zijn huis en liet hij de zaak aan zijn vrienden Hananja, Misaël en Azarja weten, opdat zij het aangezicht van de God van de hemel zouden zoeken om barmhartigheid te verkrijgen met betrekking tot deze verborgenheid, zodat men Daniël en zijn vrienden niet met de rest van de wijzen van Babel zou doen omkomen. Toen werd aan Daniël in een nachtvisioen de verborgenheid geopenbaard. Daarop loofde Daniël de God van de hemel” (vs. 17–19).
We hebben hier het eerste gemeenschappelijke gebed van gelovigen in de Bijbel. Dit toont ons het innerlijke geloofsleven, dat deze vier jongemannen hebben beoefend. We zien vier jonge mannen op hun knieën – dat was een spektakel! Daniël wil niet alleen tijd winnen van de koning, maar hij gaat ook naar zijn broeders om bij met hen samen op de knieën te gaan. Als we vandaag een taak van de Heer hebben ontvangen, is de gemeenschap van gebed daarover met onze broeders uiterst belangrijk. Wat niet in harmonie met de broeders gebeurt, kan God niet zegenen.
Daniël richt zich tot de God van de hemel, dezelfde God die, volgens vers 37, Nebukadnezar deze macht en kracht gaf. Voor het eerst vinden we deze uitdrukking in Genesis 24 vers 7. In de historische boeken is het altijd in verband met de tijden van de naties dat God met deze naam wordt aangeduid (meerdere malen in Ezra en Nehemia). In goede tijden was God de Heer van de hele aarde in Israël (bijv. Joz. 3:11) en had Hij Zijn troon in Israël. Van daaruit ging Zijn invloed over Zijn aardse volk en over de hele aarde. Deze positie is verloren gegaan door de ontrouw van het volk van God. God had Zich teruggetrokken in de hemel, Zijn troon is niet langer in Jeruzalem. En dat Daniël de God van de hemel aanriep, was in de eerste plaats een erkenning van wat er tot stand was gekomen door de ontrouw van het volk Israël. Het is ook heel belangrijk voor ons in onze dagen, dat we onszelf één maken met het verval in ons midden!
Hij vraagt om genade van de God van de hemel. In Daniël 1 vers 9 had hij al genade en barmhartigheid van God ontvangen. Barmhartigheid is voor ellendige mensen, is mededogen met de ellende van anderen. En omdat deze vier vrienden in groot gevaar waren, vragen ze om barmhartigheid – hoe toepasselijk was dat. Hebben we niet allemaal barmhartigheid nodig, ieder van ons in onze persoonlijke omstandigheden? We hebben ook de grote God aan onze kant, en als we Zijn weg gaan, zal Hij ons nooit laten vallen.
Daniël moet die nacht zelfs in volledig vertrouwen op God hebben geslapen, want God gaf hem het antwoord op het gemeenschappelijke gebed in een nachtgezicht, in een droom. Vertrouwen op God geeft rust, zoals David al had ervaren op zijn vlucht voor Absalom (Ps. 3:6); Petrus had de nacht voor zijn besloten executie zo vast in de gevangenis geslapen, dat de engel moeite had om hem wakker te maken (Hand. 12:6-7). Nebukadnezar werd na de dromen van slaap beroofd, hij was verontrust (vs. 1). Daniël daarentegen had vertrouwen in God en dat maakte hem rustig.
Vers 19 toont het nauwe verband tussen openbaring en lofprijzing. Het is altijd Gods werkelijke doel, wanneer Hij de waarheid aan ons openbaart, dat dit lofprijzing en aanbidding in ons bewerkt. Toen God Zich aan de aartsvaders openbaarde, reageerden zij vaak met een altaar, met aanbidding.
“Daniël nam het woord en zei: De Naam van God zij geloofd van eeuwigheid tot in eeuwigheid, want van Hem is de wijsheid en de kracht. Hij verandert de tijden en tijdstippen, Hij zet koningen af en stelt koningen aan, Hij geeft de wijsheid aan wijzen, de kennis aan wie verstand hebben. Hij openbaart diepe en verborgen dingen, Hij weet wat in het duister is, want het licht woont bij Hem. U, God van mijn vaderen, dank en prijs ik, omdat U mij wijsheid en kracht hebt gegeven, en mij nu hebt laten weten wat wij van U hebben verzocht, want U hebt ons de zaak van de koning laten weten” (vs. 20–23).
Het is opmerkelijk dat Daniël niet onmiddellijk naar de koning gaat en hem de uitleg laat zien, zich niet eens naar zijn vrienden haast om hen erover te vertellen, maar eerst gaat hij rechtstreeks naar God. Dit toont ons de geestelijke aard van deze man. Hoe vaak hebben we God niet om genade gevraagd; maar hebben we God altijd verheerlijkt als Hij ze ons heeft gegeven? Hoe gemakkelijk accepteren we de weldaden en de antwoorden van God, en vergeten dan de Gever; we verheugen ons in de ontvangen dingen, maar we vergeten de Gever!
Niet zo Daniël, het eerste wat hij doet: hij gaat naar zijn God! En hoewel de woorden van het gebed van de vier vrienden niet voor ons zijn opgeschreven, wordt de dankzegging van Daniël woord voor woord weergegeven. Dit laat ons zien, dat dankzegging heel belangrijk is voor God; Hij wil verheerlijkt worden en Daniël geeft Hem de heerlijkheid die Hem toekomt. Hij verblijdt zich niet alleen over zegen, maar hij prijst ook Degene van wie alles gekomen is.
Voordat Daniël God prijst omdat Hij de droom en de uitleg ervan aan hem bekend heeft gemaakt, prijst hij God zelf (de naam staat voor de persoon). Hij heeft een lofprijzing voor God en hij wil dat die lofprijzing een eeuwig effect heeft. Dit zegt een gelovige van het Oude Testament! Wat voor gebed heeft deze jonge gelovige van 20 jaar uitgesproken! En in de inhoud van zijn lofprijzing worden zeven verschillende kenmerken van God geroemd, die we misschien het beste kunnen samenvatten in vier hoofdkenmerken:
- Dat wijsheid en kracht van Hem zijn; door de uitleg van de droom werd duidelijk, dat er aan de kant van God wijsheid en kracht is (verg. Job 12:13). In de lofprijzing van het Lam op de troon van God in Openbaring 5 vers 12 worden ook Zijn kracht en wijsheid geprezen. De Heer Jezus als het Lam van God is vandaag de uitdrukking van Gods kracht en wijsheid. Waar anders zijn wijsheid en kracht te vinden dan bij God, ze zijn van Hem alleen. En als we deze dingen vandaag in onze huidige omstandigheden nodig hebben, dan moeten en mogen we naar Hem toe gaan. Het is een belangrijke erkenning, dat we dat niet in onszelf bezitten.
In het christendom is de combinatie van wijsheid en kracht niet overheersend. Wijsheid neemt in het christendom een zeer hoge plaats in; vandaag is de gemeente de uitdrukking van Gods wijsheid. 1 Korinthe 1 vers 30 toont ons de wijsheid van God in een gestorven Christus; geestelijk inzicht en ware wijsheid vindt zijn hoogtepunt in de kennis van de Heilige Schrift (Kol. 1:9).
Koning Nebukadnezar had macht, maar bezat geen wijsheid; zijn Chaldeeërs bezaten wijsheid in zekere zin, maar hadden geen macht.
- Dat Hij tijden en tijdstippen verandert en koningen afzet en benoemt; de onbeperktheid van Zijn handelen, Zijn eigen soevereiniteit. Mensen denken, dat ze regeringen kunnen installeren of omverwerpen door middel van politieke overeenkomsten, landen en koningen kunnen verslaan door oorlogen, maar uiteindelijk kunnen ze alleen de paden bewandelen die God hen geeft. Nebukadnezar erkent deze soevereiniteit van God aan het einde van zijn leven na zijn herstel (Dan. 4:31-34). God heeft het absolute gezag om te handelen zoals Hij wil.
De term tijden en tijdstippen heeft altijd te maken met deze aarde, verwijst altijd naar wat er op aarde gebeurt. Tijden betekent meer tijdperken, en tijdstippen bepaalde kenmerken die deze tijdperken kenmerken.
- Dat Hij wijsheid geeft aan de wijzen en kennis aan de verstandigen; vreemd, deze mensen hebben toch al wijsheid, hebben ze er nog meer van nodig? Het is een belangrijk principe, dat de grote God alleen daar iets geeft, waar de grond van het hart in harmonie met Hem is. In Mattheüs 25 vers 29 leren we door de woorden van de Heer Jezus, dat “ieder die heeft, zal worden gegeven.” Waar de vrees van God voor wijsheid, begint (Ps. 111:10; Spr. 9:10), daar geeft God meer. Hij geeft wijsheid waar Hij een houding vindt die gekenmerkt wordt door de vrees van God.
- Dat Hij het diepe en het verborgene openbaart, en weet wat er in de duisternis is, en bij Hem het licht woont; de absolute kennis en alwetendheid van God. Voor God is er niets dat donker is, Hij doorziet alles, voor Hem is alles dag en licht, Hij is de alwetende God. Psalm 139 vers 1-6 toont ons deze alwetende God. Psalm 104 vers 2 laat zien dat God Zichzelf praktisch in het licht wikkelt, en 1 Johannes 1 vers 5 laat ons zien, dat God Zelf licht is en dat er geen duisternis in Hem is.
In het Nieuwe Testament vinden we ook bevestiging dat God openbaart wat verborgen is (1 Kor. 4:5), daarbij gaat het echter om de rechterstoel van Christus, waar alles geopenbaard zal worden.
Deze lofprijzing is inhoudelijk eigenlijk een uitleg van de droom van de koning. Wat Daniël hier over God uitdrukt, laat zien dat hij in zijn hart in geloof heeft begrepen wat deze droom eigenlijk betekent. Hij zegt dat er een God is die boven alles staat. Het was deze God die Nebukadnezar aanstelde. Als God ons een waarheid heeft geopenbaard in Zijn Woord, dan is het niet genoeg om deze dingen aan anderen door te geven. Ik moet ze eerst in verbinding brengen met God Zelf. Dan zal de dienst van het doorgeven ook kracht hebben.
In vers 23 is de verschuiving van ik en mij naar wij en ons opvallend. De vier vrienden hadden samen gebeden, maar de uitleg van de droom werd alleen aan Daniël gegeven. Toch verbindt hij zich ook daarin met zijn drie vrienden. Deze wederzijdse erkenning is iets groots, dat we eigenlijk ook onder broeders moeten kennen.
Daniël kon dan in dit vers zeggen, dat God hem wijsheid en kracht had gegeven. Het zijn dezelfde uitdrukkingen die in vers 20 aan God worden toegeschreven. Deze wijsheid is niet Daniëls eigen geest, en deze kracht is niet zijn spieren; wanneer God ze aan een mens schenkt, hebben ze altijd hun bron in Hem.
We vinden zeven verschillende punten in Daniëls gedrag in deze verzen, waarin hij zijn God eert:
- Hij eert Hem door gedrag en optreden in wijsheid (vs. 14);
- hij eert Hem door onvoorwaardelijk vertrouwen; hij vertelde de koning van tevoren, dat hij hem het antwoord zou brengen (vs. 16);
- hij eert Hem door afhankelijkheid in gebed in gemeenschap met zijn vrienden (vs. 17);
- hij eert Hem met dankbaarheid en lofprijzing, zelfs voordat hij het antwoord aan de koning brengt (vs. 19,20);
- hij eert God door Hem te kennen (vers 20,21);
- hij eert Hem door alleen deze God te eren (vs. 23);
- hij eert Hem door nederig te blijven en niets aan Zichzelf toe te schrijven (vs. 23).
“Daarom trad Daniël binnen bij Arioch, die de koning had aangesteld om de wijzen van Babel om te brengen. Hij ging naar hem toe en zei het volgende tegen hem: Breng de wijzen van Babel niet om. Breng mij bij de koning, zodat ik de koning de uitleg te kennen kan geven. Toen bracht Arioch Daniël met spoed bij de koning en zei het volgende tegen hem: Ik heb onder de ballingen uit Juda een man gevonden die de koning de uitleg zal laten weten. De koning antwoordde en zei tegen Daniël – zijn naam was Beltsazar –: Bent u in staat mij de droom te laten weten die ik gezien heb, en de uitleg ervan?” (vs. 24-26).
Daniël had onder grote druk gestaan en de hulp van de Heer ervaren; en toch reageert hij hier niet in een vleselijke triomf, maar naast de nederigheid die tot nu toe is getoond, handelt hij in geestelijke bezonnenheid en blijft hij afhankelijk. Het is een zeer moeilijk te controleren eigenschap van ons vlees, dat het zich wil kronen en roemen wil over successen – ook op geestelijk gebied. Daniël openbaart de geestelijke houding van Psalm 115 vers 1.
Het is zeer indrukwekkend dat Daniël de eerste is die zich voor Arioch bekommert om het levensgevaar van de Chaldeeuwse waarzeggers. Hij openbaarde daarmee zijn hart voor deze ongelovige mensen en hij wilde verhinderen, dat nog meer van hen zouden worden gedood. Hij dacht niet alleen aan zijn volk, maar ook aan deze ongelovige mensen.
In tegenstelling tot de nederigheid en bezonnenheid van Daniël pronkt Arioch met andermans veren en heeft hij niets dringenders te doen dan voor koning Nebukadnezar te benadrukken, dat hij een man heeft gevonden die de uitleg aan de koning kan geven. Het is een droevige eigenschap van de mens, dat hij graag opschept over de dingen die God aan anderen heeft gegeven. Maar hij moet bekennen, dat deze man één van de weggevoerde ballingen uit Juda was, en ook dat de uitleg van de droom alleen door een man van God kon worden gegeven.
Arioch noemt Daniël slechts een man onder de weggevoerden van Juda. Twee termen die elk een ander licht op Daniël werpen. Als degenen die zijn weggevoerd, staan ze onder de vernederende tucht van God, maar als de man uit Juda toont hij zijn ware geestelijke identiteit. Doen we hetzelfde in onze omgeving? En als de koning dan spreekt, worden beide namen van Daniël zelfs genoemd, omdat daar twee verschillende werelden praktisch weer op elkaar botsen.
Achim Zöfelt; © www.bibelstudium.de
Online in het Duits sinds 01.02.2014.
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW