Openbaring 8
Het zevende zegel
“En toen het [Lam] het zevende zegel opende, kwam er een stilzwijgen in de hemel, ongeveer een half uur. En ik zag de zeven engelen vóór God staan en hun werden zeven bazuinen gegeven” (vs. 1,2). Sommigen hebben gedacht dat het zevende zegel de heerschappij van de Heer Jezus inluidt, en dat de zeven bazuinen verwijzen naar een andere reeks van voorafgaande oordelen. De bijbeltekst, zowel door zijn bewoordingen als ook door wat er niet staat, laat een tegengestelde conclusie toe. Er wordt niet in detail vermeld of gesuggereerd dat het koninkrijk van God reeds is gekomen. Het verschijnen van de “bazuin-engelen” bij de opening van het zevende zegel kan vergeleken worden met het verschijnen van de ruiter bij de opening van het eerste zegel. De plechtige voorbereidingen in de tussenvoeging na het zesde zegel (Openb. 7) worden aangehaald om aan te geven, dat er heel opmerkelijke gebeurtenissen moeten volgen op de opening van het zevende zegel. Het is duidelijk dat de stilte van een half uur in de hemel geen overeenkomstige vervulling van dergelijke verwachtingen is. Maar er wordt niets anders gezegd dan dat de zeven engelen verschijnen.
Er is dus gewoon een natuurlijke voortzetting. De formulering laat geen andere conclusie toe. Vanaf de opening van het eerste zegel tot het klinken van de eerste bazuin is er sprake van een samenhangende keten van gebeurtenissen. De eerste zes zegels onthullen een aantal oordelen die voorafgaan aan de grote verdrukking. De dramatische gebeurtenissen worden onderbroken in hoofdstuk 7, terwijl God Zijn heilsplan ontvouwt met betrekking tot de Joden en de volkeren. Dit zal worden gerealiseerd te midden van de benauwdheid van die vreselijke tijden. Na dit tussenbericht gaan de vreselijke gebeurtenissen door. Het laatste zegel wordt geopend en als antwoord verschijnen de zeven engelen aan wie de zeven bazuinen worden gegeven. Terwijl deze bazuinen de een na de ander schallen, vinden de verschillende oordelen van de grote verdrukking plaats.
Met de opening van het zevende zegel wordt dus een zeer belangrijk moment bereikt, waarvan de grote ernst wordt onderstreept door de korte maar indrukwekkende stilte in de hemel. Bij het geluid van de laatste bazuin, die de heerschappij van de Heer Jezus werkelijk inluidt, “klinken luide stemmen in de hemel die zeiden: Het koninkrijk van de wereld van onze Heer en van zijn Christus is gekomen” (Openb. 11:15). De stilte in de hemel komt overeen met de opening van het zevende zegel, en de luide stemmen in de hemel behoren tot het geluid van de zevende bazuin. Terwijl het laatste zegel de periode inluidt van de vreselijkste gebeurtenissen voor de wereld, kondigt de laatste bazuin een tijd aan van de grootste zegen voor haar.
Nu komen we bij de tweede, maar duidelijk zwaardere reeks oordelen, die worden ingeleid door de zeven engelen met de bazuinen.
De bazuinen
(Openb. 8:2–11:18)
De plechtige stilte in de hemel na de opening van het zevende zegel wordt gevolgd door de verschijning van de zeven engelen. “En ik zag de zeven engelen vóór God staan en hun werden zeven bazuinen gegeven” (vs. 2). Het geluid van een trompet is een bekend beeld in de Bijbel. Bij de wetgeving op Sinaï ging een zeer sterk bazuingeschal gepaard met donder, bliksem en zware wolk. “De berg Sinaï was geheel in rook gehuld, omdat de HEERE er in vuur neerdaalde” (Ex. 19:18). Geen passender symbool kon de vreselijke oordelen die volgden beter aankondigen.
De engel aan het altaar
Voordat deze beginnen, laat een andere engel zich zien. “En een andere engel kwam en ging bij het altaar staan met een gouden wierookvat; en hem werden veel reukwerken gegeven, opdat hij [kracht] zou geven aan de gebeden van alle heiligen op het gouden altaar dat vóór de troon was. En de rook van de reukwerken steeg op met de gebeden van de heiligen uit [de] hand van de engel vóór God. En de engel nam het wierookvat en vulde het met het vuur van het altaar en wierp dat op de aarde; en er kwamen donderslagen, stemmen, bliksemstralen en een aardbeving” (vs. 3-5).
Wie is deze engel? Er zij op gewezen, dat tijdens de bazuin-oordelen “het Lam” nooit wordt genoemd. Dit gedeelte van Openbaring wordt gekenmerkt door het feit, dat alle handelingen uitsluitend door engelen worden uitgevoerd. In Zijn handelen met Israël openbaarde God Zich vaak in engelachtige gedaante. In het voorval van het brandende braambos wordt soms “de Engel van de HEERE” genoemd en soms “de HEERE” (Ex. 3:2,4). Jesaja 63 vers 9 zegt: “In al hun benauwdheid was Hij benauwd; de Engel van Zijn aangezicht heeft hen verlost.” In Maleachi wordt de verschijning van Christus op dezelfde wijze beschreven: “Zie, Ik zend Mijn Engel, Die voor Mij de weg bereiden zal. Plotseling zal naar Zijn tempel komen die Heere Die u aan het zoeken bent, de Engel van het verbond, in Wie u uw vreugde vindt. Zie, Hij komt, zegt de HEERE van de legermachten. Maar wie zal de dag van Zijn komst verdragen? Wie zal bij Zijn verschijning standhouden? Want Hij is als vuur van een edelsmid, en als zeep van de blekers” (Mal. 3:1,2). Als de “Engel van het verbond” zal Hij dus worden verwacht door het gelovig overblijfsel gedurende de tijd van de grote verdrukking.
De verschijning van de Heer als Engel komt overeen met Zijn verhouding tot Israël, vooral in die tijd waarin Hij wel weer aan Zijn verbond met hen denkt, maar waarin Hij Zich nog niet heeft geopenbaard als Verlosser en Messias. Hij verschijnt echter nooit in deze gedaante aan de gemeente. In de huidige passage is het daarom zeer waarschijnlijk, dat Christus verschijnt als een engel. Hoewel Hij Zijn relatie met Zijn volk nog niet openlijk heeft hersteld, handelt Hij wel zorgzaam ten gunste van hen door het volk Israël te behouden en het te ondersteunen in hun verdrukking.
Zij bevinden zich inderdaad in grote verdrukking. Het verzegelde overblijfsel uit Israël, waarvan in het laatste hoofdstuk sprake is, zal nu in de zevenvoudig verhitte oven van de grote verdrukking worden geworpen. Reeds stijgt uit vele harten de kreet op: “Hoelang nog, HEERE? Zult U mij voor altijd vergeten? Hoelang zult U Uw aangezicht nog voor mij verbergen?” (Ps. 13:2)? Een overblijfsel uit Israël bidt al: “Help ons, o God van ons heil, omwille van de eer van Uw Naam; red ons en doe verzoening over onze zonden, omwille van Uw Naam. Waarom zouden de heidenvolken zeggen: Waar is hun God? Laat de wraak voor het vergoten bloed van uw dienaren bekend worden voor onze ogen onder de heidenvolken!” (Ps. 79:9,10). De tijd van hun verlossing is nog niet gekomen, maar hun zuchten en roepen om bestraffing van hun vijanden worden gehoord.
Deze gebeden worden door de engel, die waarschijnlijk Christus is, met “veel reukwerken” voor God gebracht. Het reukwerk op het gouden altaar ten tijde van het gebed (Luk. 1:10) wijst op de volmaakte aanvaarding van Christus, Die kracht geeft aan de gebeden van het volk. Zo ook in deze scène. Het altaar staat voor de troon, die hier niet de troon van de genade is, maar de troon van het oordeel. Van dit gouden reukofferaltaar stijgen de gebeden van het overblijfsel om bevrijding en bestraffing van hun vijanden op tot God. Ze zijn omhuld in de geur van Christus en roepen om een snel antwoord.
Uit het vuur van het altaar – niet het gouden altaar van de voorbede, maar het koperen altaar van het oordeel, waarop Gods verterend vuur van Zijn gerechtigheid voortdurend brandt – wordt het wierookvat gevuld en op de aarde geworpen. Hoe verschillend is dit van Gods genadig gedrag vandaag! Maar hoe passend is het voor de komende Dag van het Oordeel en de dan heersende omstandigheden van de verdrukte en lijdende gelovigen van die tijd! Het wierookvat, dat vroeger de wierook bevatte waarvan de geur opsteeg met de gebeden van de heiligen, wordt nu op de aarde geworpen met het vuur van Gods rechtvaardig oordeel. Die gebeden zijn dus in overeenstemming met Gods antwoord.
Alles gaat gepaard met stemmen, donder, bliksem en een aardbeving, die het ongenoegen van God uitdrukken. Stemmen, donder en bliksem kwamen al voort uit de troon. De aardbeving is een bijkomende verschijning. Dit luidt de verwoestende scènes in deze vernietiging in. Deze zullen voortduren, totdat Hij komt Die het recht heeft de kroon te nemen en te heersen.
Alles is nu klaar voor de bazuinen die zullen volgen. “En de zeven engelen die de zeven bazuinen hadden, maakten zich gereed om te bazuinen” (vs. 6).
Eerste bazuin
“En de eerste bazuinde, en er kwam hagel en vuur vermengd met bloed, en werd op de aarde geworpen: en het derde deel van de aarde verbrandde, en het derde deel van de bomen verbrandde, en al het groene gras verbrandde.”
Deze beschrijving is natuurlijk figuurlijk. De oordelen die in het laatste hoofdstuk nog werden ingehouden, worden nu uitgevoerd. De aarde, de zee, de bomen worden bezocht door de opgekropte storm van toorn die op hen wordt losgelaten. Hagel wordt in Jesaja 28 vers 2 gebruikt als symbool van diepgaande verwoesting: “Zie, de Heere heeft iemand die sterk en machtig is als een hagelstorm, een storm van verderf. Zoals een vloed van geweldige, alles wegspoelende wateren werpt hij ze hardhandig ter aarde.” Van deze tijd staat er: “De hagel zal het toevluchtsoord van de leugen wegvagen, het water zal de schuilplaats overspoelen” (vs. 17). Vuur is een ander bekend symbool van het oordeel. In de plagen van Egypte kwamen hagel en vuur samen voor: “… en de HEERE gaf donder en hagel. Vuur schoot naar de aarde …” (Ex. 9:23). In onze passage worden hagel en vuur vermengd met bloed, wat aangeeft dat deze oordelen levensvernietigend zijn.
De gevolgen zijn verschrikkelijk. De uitdrukking “het derde deel van de aarde verbrandde” toont aan, dat het vernietigende oordeel zal komen over het derde deel van de beschaafde naties van de aarde. “Het derde deel van de bomen” wijst, zoals reeds uitgelegd, naar de groten van deze aarde. Het verbranden van het groene gras zou kunnen verwijzen naar de vernietiging van het levensonderhoud. Maar wanneer het gras wordt gebruikt als symbool van de vergankelijkheid van de mens, wijst het op de vernietiging van het meest voortreffelijke en vitale deel van de mensheid, zoals bijvoorbeeld de massale dood van jonge mensen in een oorlog.
Tweede bazuin
“En de tweede engel bazuinde, en [iets] als een grote berg brandend van vuur, werd in de zee geworpen; en het derde deel van de zee werd bloed, en het derde deel van de schepselen in de zee, die zielen hadden, stierf, en het derde deel van de schepen verging” (vs. 8,9). De Bijbel biedt ook de sleutel tot het begrijpen van deze levendige symbolische taal. Zo zegt Jeremia 51 vers 25: “Zie, Ik zál u, berg die te gronde richt, spreekt de HEERE, u, die heel de aarde te gronde richt! Ik zal Mijn hand tegen u uitstrekken, Ik zal u van de rotsen afrollen en Ik zal u maken tot een berg die in brand staat.” Dit was het oordeel dat over Babylon als stad en als rijk was opgelegd.
De berg die brandt van vuur zal dus een sterke macht zijn, als het ware in brand gestoken door revolutionaire motieven, en zal als een vuurzee op de massa’s van volkeren afkomen die door de zee worden voorgesteld. Dit zal leiden tot verschrikkelijke oorlogen, onmetelijk verlies van mensenlevens en een diepe economische crisis. Deze omwentelingen worden treffend uitgebeeld door de zee die in bloed verandert, een groot deel van de dieren die sterven en schepen die worden vernietigd. De Franse Revolutie kan als een illustratief historisch voorbeeld worden genoemd. Het Bourgondische Rijk werd het uitgangspunt van anarchistische stromingen die heel Europa in vuur en vlam zetten en overal bloedvergieten, ellende en verwoesting zaaiden gedurende een kwart eeuw.
Derde bazuin
“En de derde engel bazuinde, en er viel uit de hemel een grote ster, brandend als een fakkel, en zij viel op het derde deel van de rivieren en op de bronnen van de wateren. En de naam van de ster wordt Alsem genoemd; en het derde deel van de wateren werd alsem, en velen van de mensen stierven door de wateren, omdat zij bitter waren gemaakt” (vs. 10,11). De ster symboliseert een hooggeplaatst persoon die gezag heeft ondanks zijn ondergeschiktheid en die uit zijn positie valt. Dit vernietigt en vergiftigt de bronnen van het leven. Het lijkt niet zozeer om een politieke zaak te gaan, als wel om een geestelijke afvalligheid. Er wordt een dodelijke valse leer verspreid, die als vergif in het hart en het geweten werkt en eerder tot morele dan tot lichamelijke dood leidt.
Mozes gebruikt een soortgelijke beeldspraak wanneer hij de Israëlieten in Deuteronomium 29 vers 18 waarschuwt voor de bittere vruchten van afgoderij: “Laat onder u geen man of vrouw, gezin of stam zijn die zijn hart heden van de HEERE, onze God, afkeert, om de goden van deze volken te gaan dienen. Laat onder u geen wortel zijn die gal en alsem voortbrengt.” Als historisch voorbeeld van wat zojuist is gezegd, kunnen wij opnieuw de Franse Revolutie aanhalen, die gepaard ging met een verschrikkelijke verbreiding van het ongeloof.
Vierde bazuin
“En de vierde engel bazuinde, en het derde deel van de zon en het derde deel van de maan en het derde deel van de sterren werd getroffen, opdat hun derde deel daarvan verduisterd zou worden en de dag voor een derde deel daarvan niet zou lichten en de nacht eveneens” (vs. 12). De zon symboliseert het het hoogste, de maan het afgeleide gezag en de sterren het ondergeschikte gezag. In de droom van Jozef in Genesis 37 vers 9 worden Jakob, het hoofd van het gezin, zijn vrouw en zijn elf zonen, die hoewel vaders van het gezin ondergeschikt waren aan hun vader, aangeduid als de zon, de maan en de sterren.
In het huidige tafereel wordt een algemene ineenstorting van het regeringsgezag beschreven in het derde deel van de aarde. Elk gezag, hoog of laag, oppermachtig of ondergeschikt, zal in die dagen in dit gebied verduisterd worden. Een soortgelijke symboliek wordt gevonden in Jesaja 24 vers 23, waar de vernedering van alle regeringsgezag onder de heerschappij van de Heer Jezus in het duizendjarig rijk wordt beschreven: “De maan zal rood worden van schaamte, de gloeiende zon zal beschaamd worden, als de HEERE van de legermachten zal regeren de de berg Sion, en in Jeruzalem; en voor Zijn oudsten zal er heerlijkheid zijn.” In Jesaja wordt het verdwijnen van alle aardse overheden voor de luister van de heerschappij van de Heer Jezus beschreven, terwijl in Openbaring de heersende machten zullen worden neergeworpen door de storm van het oordeel die over deze aarde zal razen.
Er zij op gewezen, dat bij de eerste vier bazuin-oordelen steeds een “derde deel” van hetzij de aarde, hetzij de zee, hetzij iets anders wordt getroffen. Van de draak wordt gezegd: “… en zijn staart sleepte het derde deel van de sterren van de hemel mee en wierp ze op de aarde” (Openb. 12:4). De belangrijkste regeringszetel van de draak zal, zoals wij zullen zien, in het herstelde Romeinse rijk zijn. Aan het laatste regeringshoofd van dat rijk, het beest, zal de draak “zijn macht en zijn troon en groot gezag” geven (Openb. 13:2). Deze verklaringen suggereren, dat het derde deel van de aarde het herstelde Romeinse rijk is. De oordelen die onder de eerste vier bazuinen worden beschreven, zullen dus dat deel van de wereld treffen, dat door het Romeinse rijk werd geregeerd, dat wil zeggen grote delen van Europa. Daar heeft het licht van het evangelie geschenen in zijn helderste glans; maar daar is het ook uitgedoofd door de diepste duisternis. Hier zetelt de grote afval van Christus, voorgesteld in Babylon.
Nadat de gemeente, dat wil zeggen de totaliteit van alle ware gelovigen, zal zijn opgenomen, zal God tot de mensen “een kracht van bedrog zenden, opdat zij een leugen geloven; opdat allen geoordeeld worden, die de waarheid niet geloofd hebben, maar een welgevallen hebben in de ongerechtigheid” (2 Thess. 2:11,12). De laatste hoogste heerser van de volkeren zal in godslasterlijke opstand zich verzetten tegen de “Koning der koningen” en zijn legers verzamelen “voor de oorlog van de grote dag van God, de Almachtige” (verg. Openb. 16:14). Het is daarom zeer waarschijnlijk, dat de zwaarste slag van het oordeel dit deel van de aarde zal treffen en dat de mensen die daar wonen zullen worden getroffen door de dodelijke misleiding die wordt aangeduid in de plaag van de bittere wateren.
De bazuinen kunnen duidelijk in twee groepen worden ingedeeld. De eerste vier, die wij zojuist hebben bekeken, hebben een algemeen karakter. De andere drie zijn van een heel andere aard. Zij worden ingeleid met de uitroep: “Wee, wee, wee …,” vandaar dat zij “wee-bazuinen” kunnen worden genoemd. Voordat zij klinken, wordt de volle ernst van wat komen gaat voorspeld: “En ik zag, en hoorde één arend vliegen in [het] midden van de hemel, die met luider stem zei: Wee, wee, wee hun die op de aarde wonen, vanwege de overige stemmen van de bazuin van de drie engelen die gaan bazuinen” (vs. 13).
De term “hun die op de aarde wonen” komt elf keer voor in Openbaring. Deze mensen beschouwen de aarde niet alleen als een woonplaats, maar ook als de plaats van hun hoop en genegenheid. Dit wijst op een zedelijk karakter, dat de apostel Paulus ook betreurt bij louter christelijke belijders die zonder leven uit God zijn: “… hun heerlijkheid is in hun schande; zij bedenken de aardse dingen” (Fil. 3:19). Het oordeel zal over zulke aardbewoners komen. De arend die wee verkondigt, duidt waarschijnlijk op de snelheid waarmee het oordeel zal worden voltrokken. “Wanneer zij zeggen: Vrede en veiligheid, dan zal een plotseling verderf over hen komen zoals de barensnood over een zwangere, en zij zullen geenszins ontkomen” (1 Thess. 5:3). Wanneer God het oordeel op aarde begint uit te oefenen, zal het snel worden uitgevoerd; Hij verkort de zaak (Rom. 9:28).
Thomas B. Baines; © www.haltefest.ch
Jaargang 2009 – Bladzijde: 368.
Geplaatst in: Christendom, Toekomst
© Frisse Wateren, FW