Romeinen 8 vers 26-27: “En evenzo komt ook de Geest onze zwakheid te hulp; want wat wij naar behoren zullen bidden, weten wij niet, maar de Geest Zelf bidt voor <ons> met onuitsprekelijke verzuchtingen”.
Johannes 14 vers 16: “En Ik zal de Vader vragen en Hij zal u een andere Voorspraak geven, opdat Die met u zal zijn tot in eeuwigheid …”.
Onze Trooster, Helper en Voorspraak
De Geest van God, die in de harten van de gelovigen woont, helpt hen in hun moeilijkheden en verzoekingen. Hij is onze Trooster, (Joh. 14:16) Helper en Voorspraak (Rom. 8:26-27).
De Heer Jezus was de Trooster van de Zijnen toen Hij persoonlijk bij hen op aarde was. Nu, omdat de Heer Jezus afwezig is, is de Geest van God gekomen en heeft Zijn gezegend werk voor de zwakken en beproefde kinderen van God opgenomen. Als Trooster blijft de Heilige Geest voor altijd bij de gelovige. Ongezien en ongekend voor de wereld woont Hij in de gelovige en verzorgt hen met Christus en met de liefde van de Vader. Met het oog op het verkrijgen van onze zegeningen, die Hij ons wilde geven en waarvoor Hij uit de hemel kwam, moest de Heer sterven en deze wereld verlaten; maar de Heilige Geest is tot ons gekomen, uit de hemel gezonden door de opgevaren Mens Christus Jezus. Hij heeft ons verenigd met Christus, de zegeningen bezitten we allemaal alleen in Christus, en de bediening van de Geest bestaat daaruit om onze harten te troosten, doordat Hij ons bewust maakt van onze zegeningen en ons vervult met de liefde van de Zegenende. De vreugde die het hart van de gelovige vervult, dankt hij aan de aanwezigheid van de Geest, die in hem een bron van water is, dat springt tot in het eeuwige leven. [1]
Wij zijn zwak en onwetend, en Degene die in ons woont, heeft het in genade behaagd om de Helper in onze zwakheden te worden. Vanwege onze zwakheid, kunnen we de dingen van God niet vasthouden; de Heilige Geest is een kracht in de nieuwe mens, Die deze dingen voor ons opneemt, zodat we de volheid van hun zegeningen kunnen ontvangen. Zwakheid is het volk van God eigen. De kracht is van God. En de almachtige Geest van God is onze Helper in onze zwakheid en ontoereikendheid, zodat juist onze zwakheid door genade een gelegenheid wordt van blijvende en onschatbare zegen in ons hart. Het gevaar schuilt in onze zelfgenoegzaamheid.
De Geest is onze Voorspraak. “Want wat wij naar behoren zullen bidden, weten wij niet”. We kunnen slechts een waar verlangen hebben, maar zijn onwetend met betrekking tot de juiste wijze; en dan weet Hij, die het hart doorzoekt, wat de bedoeling van de Geest is en begrijpt Zijn verzuchtingen, die onuitsprekelijk zijn. Het is een veel diepere zaak om het juiste verlangen te hebben dan de juiste woorden. Met andere woorden, het is de kleinere zaak om de wil van de Vader te kennen; de grotere zaak is, dat je de oprechte wens hebt om die wil ook te doen. Er zijn kinderen van God, die in bewuste overtreding van de wil van de Vader leven, wier geweten als met een brandijzer verhard zijn, en van wie hun gevoeligheid verloren is gegaan, terwijl er aan de andere kant de kinderen van de Vader zijn, die slechts weinig kennis van de Vader hebben van wie het geweten echter zacht is, en van wie de harten oprecht zijn. De laatstgenoemden genieten de liefdesbetuigingen door de Geest. De ernstige vraag die we in de tegenwoordigheid van de grote Hartenkenner moeten beantwoorden, heeft betrekking op onze praktische toestand. Waar het is zoals God het wil, is er de voorspraak van de Geest Die in ons woont. “Hij treedt tussenbeide in overeenstemming met de heilige God”, in volkomen harmonie met het karakter en de wil van God. Hoeveel gebeden zijn helemaal geen gebeden! Wat is welsprekendheid in vergelijking met dit zuchten, die onuitsprekelijk zijn! En hoe vaak brengen wij in gebed de verlangens van onze eigen wil tot uitdrukking, zodat veel gebeden uiteindelijk niet in overeenstemming zijn met God, en daarom noch door de Geest voortgebracht noch door Zijn voorspraak ondersteund worden.
Het oprechte hart vatte moed. We kunnen er zeker van zijn, dat we de overvloed van Gods genade nog niet volledig hebben begrepen. We kunnen daar praktisch nog meer van gebruiken. Is onze vreugde al volledig? En zelfs wanneer ons hart op dit moment vervuld is, kan de kracht van God het hart vergroten om nog meer te ontvangen. De zegen die de Geest van God ons wil laten zien, kent geen grenzen. Laat ons niet voor het vlees zaaien, maar voor de Geest.
De terneergeslagene moge nog zo bekommerd zijn, hij heeft een blijvende Trooster; hoe zwak de zwakken ook zijn, hij heeft een almachtige Helper; de eenvoudigste kan nog zo onwetend zijn, hij heeft een alwetende Voorspraak.
Wordt DV vervolgd.
H. Forbes Witherby, © www.bibelstudium.de
Online in het Duits sinds 01.10.2015.
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW