20 jaar geleden
Jonge mensen in de Bijbel (1)
“Jonge mensen in de Bijbel” is een boek voor het eerst in het Engels verschenen met de titel: “Young men of Schripture” en vertaald en bewerkt in het Nederlands voor “Frisse Wateren”. Het boek bestaat uit 9 hoofdstukken. Elk hoofdstuk behandelt een andere jongeling.
De schrijver is Dr. W.T.P. Wolston (1840-1917). Het is een reeks van voordrachten die in het operettehuis in Edinburgh voor studenten en andere jonge mensen werden gehouden. Het doel hiervan was om jongeren er toe te brengen de Heiland te leren kennen, Hem te volgen en Hem te dienen. Wij willen graag iets uit het voorwoord van Dr. W.T.P. Wolston zelf hier overnemen omdat dit ook onze wens en gebed is:
“Moge Hij Die eens een jonge man uitnodigde: ‘Kom, neem het kruis op en volg mij!’, in Zijn genade schenken, dat door deze bladzijden nog vele jonge harten voor Hem gewonnen worden!”
DE EERSTE JONGEMAN – OVERWONNEN (1)
Genesis 1-3
VOORDRACHT 1
Ongeveer drieduizend jaar geleden stelde een man van God een zeer belangrijke vraag: “Waarmee zal de jongeling zijn pad zuiver houden?” En ongetwijfeld was het de Geest van God Die hem het antwoord ingaf: “Als hij dat houdt naar Uw Woord” (Psalm 119:9).
Dit getuigenis is waar. Als jij je weg in zuiverheid (reinheid) wilt gaan, wanneer je een gelukkig mens, – ja een waar mens van God wilt zijn die waard is om in deze wereld ‘mens’ genoemd te worden – de sleutel daarvoor ligt in het rekening houden met het Woord van God.
Ik houdt het hier in mijn hand. Ik weet dat mensen hiermee spotten. Ik weet dat we leven in een tijd van ongeloof, maar ik zou deze serie samenkomsten heel eenvoudig willen beginnen met de belijdenis dat ik geloof dat dit Gods Woord is; een openbaring van God voor ons over Wie Hij is en wat wij allen, jullie en ik, als leiding voor deze tijd en als een gezegende reisgids voor de eeuwigheid nodig hebben.
Met heel mijn hart geloof ik dat de Bijbel Gods Woord is. Als zodanig beschouw haar vanaf de eerste tot en met de laatste bladzijde. Ik leg hier de nadruk op omdat het de trend van onze tijd is om te twijfelen, en het is opvallend dat menige jonge man meent een flinke kerel te zijn wanneer hij behoort tot de twijfelaars. Dat is eigenaardig maar niettemin waar. Maar jullie kunnen ervan op aan dat een jong iemand die eenvoudig en eerbiedig aan de openbaring van God gelooft, oneindig meer gelukkiger en heiliger is dan iemand die aan Gods Woord twijfelt.
Wij willen nu vanavond ons bezig houden met datgene wat God ons over de schepping van de eerste mens zegt. Ik ben zo stoutmoedig om hem de ‘eerste jonge man’ te noemen, want zo komt hij naar voren, fris en nieuw – een “fonkelnieuw mens”. Ik geloof het bericht van God en niet de menselijke theorieën over het ontstaan van de mens. Ik weet heel goed dat ons vandaag verteld wordt – men komt werkelijk tot de wonderlijkste conclusies -, dat de mens slechts een verder ontwikkeld “protoplasma” of – kon men alleen nog maar de ontbrekende tussenvormen ontdekken – de directe nakomeling van een aap is; in onverbloemde taal – een knappe, goedgevormde aap, wiens staart door het vele zitten afgesleten is. Men legt ons deze onzin over onze oorsprong op. Ik ben ervan overtuigd dat deze hele theorie van a tot z een uitgemaakte leugen van de duivel is. Ook geloof dat God ons hier in Genesis 1 het bericht over de oorsprong van de mensen geeft en daarenboven vooral wat wij over deze oorsprong moeten weten. Natuurlijk ben ik zeer wel met dit feit vertrouwd dat mensen vandaag zeer ijverig ermee bezig zijn overblijfselen op te graven die zij “pre-historische mensen” noemen. Wanneer ik evenwel in de Bijbel van de eerste mens, Adam, lees (1 Korinthe 15:45) dan geloof ik dat God van de eerste mens spreekt die bestond, en dat het zeker is dat Hij over zijn oorsprong de waarheid gesproken heeft.
Jullie en ik, wij kunnen zeker zijn, dat dat, wat wij vanavond hier voor ons hebben, de geschiedenis van de eerste mens is, die de wereld ooit zag. Ik geef toe dat deze eerste mens gevallen is en dat de hele wereld verdorven is. Maar als hij gevallen is en zijn hele omringende wereld waar hij door heen trekt door zijn zonde op gelijke wijze gevallen is, zo zijn toch daardoor de hulpbronnen van God niet geruﮥerd, en direct in verbinding met de zondeval werd aangeduid wat Hij voor de geruïneerde mens doen kon. Je zult in de Bijbel slechts van twee mensen lezen: de eerste mens en de laatste mens. De eerste mens is Adam en de tweede mens – de laatste Adam -, is de Heer Jezus.
Laten we nu kijken wat de heilige Schrift ons over de geschiedenis van de eerste mens vertelt, ons over het toneel van zijn eerste optreden meedeelt en laten we ons een ogenblik met zijn omgeving bezig houden. Ik bekijk graag een jong mens in zijn omgeving. Wanneer me dat gelukt kan ik mij een tamelijk goed beeld van hem vormen. “Noscitur a sociis” is een oud spreekwoord. “Zeg mij met wie je omgaat en ik zeg je wie je bent”. Vanavond bekijken we de omgeving van deze eerste jonge man waarin God hem geplaatst heeft. Het eerste hoofdstuk van het Boek Genesis toont ons deze dingen heel natuurlijk en eenvoudig. Nu is ons vrij vaak verteld dat de Heilige Schrift en de geologie1 zich niet met elkaar in overeenstemming laten brengen en de wetenschap vandaag is zo ver vooruitgegaan dat we de geologen moeten geloven en niet de Bijbel. Met permissie, ik wil graag de Schrift geloven en wanneer de geologen niet met haar overeenstemmen dan kan ik hem niet volgen. Tegen zijn feiten heb ik niets in te brengen maar met zijn conclusies ben ik niet eens. Hij verlangt geweldige tijdsruimten voor de afzettingen van de verschillende lagen van de aardkorst. Ik geef hem die. Maar kijk in je Bijbel. Zegt zij dat God Zijn hele schepping in zes dagen volbracht? Niets daarvan. De eerste zin van de openbaring van God luidt: “In het begin schiep God de hemel en de aarde” (Genesis 1:1). Je zult zeggen: “Wanneer was dit begin?” Nu, jij was daar niet bij en ik ook niet dus kunnen we niets vaststellen. Maar je mag teruggaan, zo ver je ook maar wilt, en je zult vinden dat alleen de Schepper daar was. De mens was daar niet en de mens kan vanuit zichzelf ook niets weten over het begin. Wat gebeurde openbaarde God. Tussen het eerste en het tweede vers van Genesis 1 ligt ongetwijfeld een enorme tijdsruimte zoals de grootste ongelovige en de meest onverzadelijke geoloog zich maar wenst. Wanneer hij zegt dat hij miljoenen of ook miljarden jaren nodig heeft – ze staan hem ter beschikking. Tussen vers en twee van Genesis 1 zal hij daar genoeg ruimte voor vinden.
Het eerste wat God meedeelt, is dat Hij de hemel en de aarde schiep. De volgende zin zegt niets over de de hemel. Hij spreekt alleen van de aarde juist omdat zij het gebied voor de mensen moest worden. Het tweede vers handelt alleen over de aarde: “De aarde nu was woest en ledig” – of zoals je wilt een vormeloze massa. Je werpt tegen: “Dus God schiep een vormloze massa?” Nee, dat deed Hij niet. Je antwoordt: “Maar Genesis 1 zegt dat toch?” Nee, dat is niet het geval. Het luidt: “De aarde nu was woest en ledig”. Wanneer je je Bijbel zorgvuldig gelezen hebt – en wanneer jullie dat nog niet gedaan hebben, vraag ik jullie dat dan te doen, begin er vanavond nog mee -, zullen jullie in Jesaja 45 een vers ontmoeten dat zegt dat God de aarde niet als een vormeloze massa heeft geschapen. Ik wil het jullie voorlezen: “Want alzo zegt de HEERE” – dit is een echte wekroep van de profeet. En hoewel ons de geleerde critici van de negentiende eeuw wijs willen maken [dus toen ook al! – vert.] dat Jesaja een dweper en een ouderwetse schrijver was die men niet geloven mag – ik geloof alles wat hij schreef. “Want alzo zegt de HEERE” – en de Heer kan niet liegen (dat kan van ons mensen niet gezegd worden!) – “Die de hemelen geschapen heeft, Die God, Die de aarde geformeerd, en Die ze gemaakt heeft; Hij heeft ze bevestigd, Hij heeft ze niet geschapen, [hetzelfde woord als in Genesis 1:2!] dat zij leeg zijn zou, maar heeft ze geformeerd [tijdens de zes dagen], opdat men daarin wonen zou: Ik ben de HEERE en niemand meer”.
Hoe wonderbaar is de Bijbel! Wanneer je tot nu toe moeilijkheden met en twijfel betreffende Genesis 1 gehad hebt – de Bijbel zegt je door de profeten dat God de aarde niet “woest en ledig” geschapen heeft. Je mag bezwaar maken en zeggen: “Hoe kwam dit dan zo?” Dat kan ik je niet zeggen, alleen dat dit niet de manier van God was om de aarde te scheppen. Het tweede vers beschrijft de toestand waarin zij zich bevond toen Hij de hand eraan legde om haar in een toestand te brengen zodat mensen op haar leven konden. Dit deel van Zijn scheppingswerk duurde zes dagen, maar de schepping als zodanig gebeurde “in den beginne”. Wij zijn hier volkomen zeker van want “Door het geloof verstaan wij, dat de werelden door het Woord van God bereid zijn, zodat wat men ziet, niet ontstaan is uit wat zichtbaar is” (Hebreeën 11:3). Hoe of waarom de aarde woest en leeg werd, bericht ons de Bijbel niet; en waar de Bijbel niet over spreekt, moeten wij, denk ik, geen speculaties maken.
Nu heeft onze vriend, de geoloog, ontelbare miljoenen jaren voor de afzettingen in de aardkorst gevorderd en op de volgorde gewezen waarop de verschillende lagen afgezet werden.
Voor alles waar hij aanspraak op maakt, laat de Schrift hem juist ruimte in de tussentijd die er tussen de beide eerste verzen van de Bijbel ligt. Maar hij gaat verder en zegt: “als ik mij goed herinner dat de oppervlakte van de aarde negenentwintig opvallende en openbare omwentelingen gehad heeft”. Inderdaad is de hele aardkorst herhaaldelijk opgebroken en is het mogelijk dat er negenentwintig veranderingen plaatsgevonden hebben. Wat hebben nu deze omwentelingen teweeggebracht? Op de bodem werd graniet gevormd. We vinden dit echter nu aan de oppervlakte en men bouwt er huizen mee. De steenkool die men vandaag wint, ontstond duidelijk dieper dan waar ze tegenwoordig gevonden worden; wanneer dit niet door de omwentelingen die de aardkorst verscheurde, gebeurd was, zou de steenkool nooit binnen het bereik van pikhaak en houweel van de mijnwerker zijn gekomen. God heeft in Zijn oneindige wijsheid daarvoor gezorgd en dit tot verwerkelijking van Zijn plannen bewerkt. Zo was de aarde voor God in een werkelijk passende toestand om geschapen of, zoals Jesaja zegt, gevormd te worden toen het ogenblik kwam dat Hij de mens op de aarde schiep.
Eerst dan spreekt de Bijbel van dagen – “Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de eerste dag”. Ik geloof dat dit dagen van vierentwintig uren waren. Hoe volkomen en eenvoudig is toch Gods scheppingsbericht! Ten eerste, vóór alles, in het begin schiep God de hemel en de aarde; ten tweede herstelde Hij de aarde, gaf er vorm aan en schiep op haar de mensen. Hij schiep de wereld niet in zes dagen, zo zegt de Schrift dat niet. Oppervlakkige lezers zeggen dat wel. Een timmerman kan wel een tafel herstellen maar het materiaal hiervoor laat hij niet ontstaan. Het voortbrengen van hout en het herstel van de tafel zijn twee volkomen verschillende dingen.
Wordt D.V. vervolgd.
NOTEN:
1. Aardkunde, leer van de bouw en de ontwikkelingsgeschiedenis van de aardkorst en van de processen die zich erin afspelen – Van Dale – vertaler FW)
Geplaatst in: Commentaren & personen
© Frisse Wateren, FW
Jonge mensen in de Bijbel (1)
“Jonge mensen in de Bijbel” is een boek voor het eerst in het Engels verschenen met de titel: “Young men of Schripture” en vertaald en bewerkt in het Nederlands voor “Frisse Wateren”. Het boek bestaat uit 9 hoofdstukken. Elk hoofdstuk behandelt een andere jongeling.
De schrijver is Dr. W.T.P. Wolston (1840-1917). Het is een reeks van voordrachten die in het operettehuis in Edinburgh voor studenten en andere jonge mensen werden gehouden. Het doel hiervan was om jongeren er toe te brengen de Heiland te leren kennen, Hem te volgen en Hem te dienen. Wij willen graag iets uit het voorwoord van Dr. W.T.P. Wolston zelf hier overnemen omdat dit ook onze wens en gebed is:
“Moge Hij Die eens een jonge man uitnodigde: ‘Kom, neem het kruis op en volg mij!’, in Zijn genade schenken, dat door deze bladzijden nog vele jonge harten voor Hem gewonnen worden!”
DE EERSTE JONGEMAN – OVERWONNEN (1)
Genesis 1-3
VOORDRACHT 1
Ongeveer drieduizend jaar geleden stelde een man van God een zeer belangrijke vraag: “Waarmee zal de jongeling zijn pad zuiver houden?” En ongetwijfeld was het de Geest van God Die hem het antwoord ingaf: “Als hij dat houdt naar Uw Woord” (Psalm 119:9).
Dit getuigenis is waar. Als jij je weg in zuiverheid (reinheid) wilt gaan, wanneer je een gelukkig mens, – ja een waar mens van God wilt zijn die waard is om in deze wereld ‘mens’ genoemd te worden – de sleutel daarvoor ligt in het rekening houden met het Woord van God.
Ik houdt het hier in mijn hand. Ik weet dat mensen hiermee spotten. Ik weet dat we leven in een tijd van ongeloof, maar ik zou deze serie samenkomsten heel eenvoudig willen beginnen met de belijdenis dat ik geloof dat dit Gods Woord is; een openbaring van God voor ons over Wie Hij is en wat wij allen, jullie en ik, als leiding voor deze tijd en als een gezegende reisgids voor de eeuwigheid nodig hebben.
Met heel mijn hart geloof ik dat de Bijbel Gods Woord is. Als zodanig beschouw haar vanaf de eerste tot en met de laatste bladzijde. Ik leg hier de nadruk op omdat het de trend van onze tijd is om te twijfelen, en het is opvallend dat menige jonge man meent een flinke kerel te zijn wanneer hij behoort tot de twijfelaars. Dat is eigenaardig maar niettemin waar. Maar jullie kunnen ervan op aan dat een jong iemand die eenvoudig en eerbiedig aan de openbaring van God gelooft, oneindig meer gelukkiger en heiliger is dan iemand die aan Gods Woord twijfelt.
Wij willen nu vanavond ons bezig houden met datgene wat God ons over de schepping van de eerste mens zegt. Ik ben zo stoutmoedig om hem de ‘eerste jonge man’ te noemen, want zo komt hij naar voren, fris en nieuw – een “fonkelnieuw mens”. Ik geloof het bericht van God en niet de menselijke theorieën over het ontstaan van de mens. Ik weet heel goed dat ons vandaag verteld wordt – men komt werkelijk tot de wonderlijkste conclusies -, dat de mens slechts een verder ontwikkeld “protoplasma” of – kon men alleen nog maar de ontbrekende tussenvormen ontdekken – de directe nakomeling van een aap is; in onverbloemde taal – een knappe, goedgevormde aap, wiens staart door het vele zitten afgesleten is. Men legt ons deze onzin over onze oorsprong op. Ik ben ervan overtuigd dat deze hele theorie van a tot z een uitgemaakte leugen van de duivel is. Ook geloof dat God ons hier in Genesis 1 het bericht over de oorsprong van de mensen geeft en daarenboven vooral wat wij over deze oorsprong moeten weten. Natuurlijk ben ik zeer wel met dit feit vertrouwd dat mensen vandaag zeer ijverig ermee bezig zijn overblijfselen op te graven die zij “pre-historische mensen” noemen. Wanneer ik evenwel in de Bijbel van de eerste mens, Adam, lees (1 Korinthe 15:45) dan geloof ik dat God van de eerste mens spreekt die bestond, en dat het zeker is dat Hij over zijn oorsprong de waarheid gesproken heeft.
Jullie en ik, wij kunnen zeker zijn, dat dat, wat wij vanavond hier voor ons hebben, de geschiedenis van de eerste mens is, die de wereld ooit zag. Ik geef toe dat deze eerste mens gevallen is en dat de hele wereld verdorven is. Maar als hij gevallen is en zijn hele omringende wereld waar hij door heen trekt door zijn zonde op gelijke wijze gevallen is, zo zijn toch daardoor de hulpbronnen van God niet geruﮥerd, en direct in verbinding met de zondeval werd aangeduid wat Hij voor de geruïneerde mens doen kon. Je zult in de Bijbel slechts van twee mensen lezen: de eerste mens en de laatste mens. De eerste mens is Adam en de tweede mens – de laatste Adam -, is de Heer Jezus.
Laten we nu kijken wat de heilige Schrift ons over de geschiedenis van de eerste mens vertelt, ons over het toneel van zijn eerste optreden meedeelt en laten we ons een ogenblik met zijn omgeving bezig houden. Ik bekijk graag een jong mens in zijn omgeving. Wanneer me dat gelukt kan ik mij een tamelijk goed beeld van hem vormen. “Noscitur a sociis” is een oud spreekwoord. “Zeg mij met wie je omgaat en ik zeg je wie je bent”. Vanavond bekijken we de omgeving van deze eerste jonge man waarin God hem geplaatst heeft. Het eerste hoofdstuk van het Boek Genesis toont ons deze dingen heel natuurlijk en eenvoudig. Nu is ons vrij vaak verteld dat de Heilige Schrift en de geologie1 zich niet met elkaar in overeenstemming laten brengen en de wetenschap vandaag is zo ver vooruitgegaan dat we de geologen moeten geloven en niet de Bijbel. Met permissie, ik wil graag de Schrift geloven en wanneer de geologen niet met haar overeenstemmen dan kan ik hem niet volgen. Tegen zijn feiten heb ik niets in te brengen maar met zijn conclusies ben ik niet eens. Hij verlangt geweldige tijdsruimten voor de afzettingen van de verschillende lagen van de aardkorst. Ik geef hem die. Maar kijk in je Bijbel. Zegt zij dat God Zijn hele schepping in zes dagen volbracht? Niets daarvan. De eerste zin van de openbaring van God luidt: “In het begin schiep God de hemel en de aarde” (Genesis 1:1). Je zult zeggen: “Wanneer was dit begin?” Nu, jij was daar niet bij en ik ook niet dus kunnen we niets vaststellen. Maar je mag teruggaan, zo ver je ook maar wilt, en je zult vinden dat alleen de Schepper daar was. De mens was daar niet en de mens kan vanuit zichzelf ook niets weten over het begin. Wat gebeurde openbaarde God. Tussen het eerste en het tweede vers van Genesis 1 ligt ongetwijfeld een enorme tijdsruimte zoals de grootste ongelovige en de meest onverzadelijke geoloog zich maar wenst. Wanneer hij zegt dat hij miljoenen of ook miljarden jaren nodig heeft – ze staan hem ter beschikking. Tussen vers en twee van Genesis 1 zal hij daar genoeg ruimte voor vinden.
Het eerste wat God meedeelt, is dat Hij de hemel en de aarde schiep. De volgende zin zegt niets over de de hemel. Hij spreekt alleen van de aarde juist omdat zij het gebied voor de mensen moest worden. Het tweede vers handelt alleen over de aarde: “De aarde nu was woest en ledig” – of zoals je wilt een vormeloze massa. Je werpt tegen: “Dus God schiep een vormloze massa?” Nee, dat deed Hij niet. Je antwoordt: “Maar Genesis 1 zegt dat toch?” Nee, dat is niet het geval. Het luidt: “De aarde nu was woest en ledig”. Wanneer je je Bijbel zorgvuldig gelezen hebt – en wanneer jullie dat nog niet gedaan hebben, vraag ik jullie dat dan te doen, begin er vanavond nog mee -, zullen jullie in Jesaja 45 een vers ontmoeten dat zegt dat God de aarde niet als een vormeloze massa heeft geschapen. Ik wil het jullie voorlezen: “Want alzo zegt de HEERE” – dit is een echte wekroep van de profeet. En hoewel ons de geleerde critici van de negentiende eeuw wijs willen maken [dus toen ook al! – vert.] dat Jesaja een dweper en een ouderwetse schrijver was die men niet geloven mag – ik geloof alles wat hij schreef. “Want alzo zegt de HEERE” – en de Heer kan niet liegen (dat kan van ons mensen niet gezegd worden!) – “Die de hemelen geschapen heeft, Die God, Die de aarde geformeerd, en Die ze gemaakt heeft; Hij heeft ze bevestigd, Hij heeft ze niet geschapen, [hetzelfde woord als in Genesis 1:2!] dat zij leeg zijn zou, maar heeft ze geformeerd [tijdens de zes dagen], opdat men daarin wonen zou: Ik ben de HEERE en niemand meer”.
Hoe wonderbaar is de Bijbel! Wanneer je tot nu toe moeilijkheden met en twijfel betreffende Genesis 1 gehad hebt – de Bijbel zegt je door de profeten dat God de aarde niet “woest en ledig” geschapen heeft. Je mag bezwaar maken en zeggen: “Hoe kwam dit dan zo?” Dat kan ik je niet zeggen, alleen dat dit niet de manier van God was om de aarde te scheppen. Het tweede vers beschrijft de toestand waarin zij zich bevond toen Hij de hand eraan legde om haar in een toestand te brengen zodat mensen op haar leven konden. Dit deel van Zijn scheppingswerk duurde zes dagen, maar de schepping als zodanig gebeurde “in den beginne”. Wij zijn hier volkomen zeker van want “Door het geloof verstaan wij, dat de werelden door het Woord van God bereid zijn, zodat wat men ziet, niet ontstaan is uit wat zichtbaar is” (Hebreeën 11:3). Hoe of waarom de aarde woest en leeg werd, bericht ons de Bijbel niet; en waar de Bijbel niet over spreekt, moeten wij, denk ik, geen speculaties maken.
Nu heeft onze vriend, de geoloog, ontelbare miljoenen jaren voor de afzettingen in de aardkorst gevorderd en op de volgorde gewezen waarop de verschillende lagen afgezet werden.
Voor alles waar hij aanspraak op maakt, laat de Schrift hem juist ruimte in de tussentijd die er tussen de beide eerste verzen van de Bijbel ligt. Maar hij gaat verder en zegt: “als ik mij goed herinner dat de oppervlakte van de aarde negenentwintig opvallende en openbare omwentelingen gehad heeft”. Inderdaad is de hele aardkorst herhaaldelijk opgebroken en is het mogelijk dat er negenentwintig veranderingen plaatsgevonden hebben. Wat hebben nu deze omwentelingen teweeggebracht? Op de bodem werd graniet gevormd. We vinden dit echter nu aan de oppervlakte en men bouwt er huizen mee. De steenkool die men vandaag wint, ontstond duidelijk dieper dan waar ze tegenwoordig gevonden worden; wanneer dit niet door de omwentelingen die de aardkorst verscheurde, gebeurd was, zou de steenkool nooit binnen het bereik van pikhaak en houweel van de mijnwerker zijn gekomen. God heeft in Zijn oneindige wijsheid daarvoor gezorgd en dit tot verwerkelijking van Zijn plannen bewerkt. Zo was de aarde voor God in een werkelijk passende toestand om geschapen of, zoals Jesaja zegt, gevormd te worden toen het ogenblik kwam dat Hij de mens op de aarde schiep.
Eerst dan spreekt de Bijbel van dagen – “Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de eerste dag”. Ik geloof dat dit dagen van vierentwintig uren waren. Hoe volkomen en eenvoudig is toch Gods scheppingsbericht! Ten eerste, vóór alles, in het begin schiep God de hemel en de aarde; ten tweede herstelde Hij de aarde, gaf er vorm aan en schiep op haar de mensen. Hij schiep de wereld niet in zes dagen, zo zegt de Schrift dat niet. Oppervlakkige lezers zeggen dat wel. Een timmerman kan wel een tafel herstellen maar het materiaal hiervoor laat hij niet ontstaan. Het voortbrengen van hout en het herstel van de tafel zijn twee volkomen verschillende dingen.
Wordt D.V. vervolgd.
Geplaatst in: Commentaren & personen
© Frisse Wateren, FW