De Christenvervolgingen uit de eerste eeuwen (3)
“En u zult een verdrukking hebben van tien dagen”
De in de zendbrief aan Smyrna (Openbaring 2:8-11) aangekondigde tijd van de Christenvervolging liet niet lang op zich wachten. Maar welke betekenis hebben de “tien dagen”?
Het getal tien spreekt in de getalssymboliek van de Bijbel van de beproeving van de onder verantwoording gestelde mens (zie onder andere de tien geboden). Zo kondigde God aan dat de tijd van vervolging “opdat u op de proef gesteld wordt” (Openbaring 2:10) tot doel zou hebben. Maar bovendien is het zeker niet toevallig dat er tien grotere fasen van Christenvervolging in de geschiedenis van de eerste eeuwen van het Christendom aanwijsbaar zijn.
5. De vervolging onder Septimus Severus (193-211)
Onder de opvolgers van Markus Aurelius genoten de Christenen een tijd de lang verwachte rust. Wat niet in de laatste plaats op de veel voorkomende troonswisseling terug te voeren was (in een tijd van weinig meer dan 100 jaar zaten meer dan twintig keizers in het Romeinse paleis. Veel van deze gelukszoekers waren meer in oorlogszuchtige avonturen geïnteresseerd dan in de toestand van hun volk. Daarvan profiteerden de Christenen een tijdlang).
Keizer Severus was in het begin van zijn regering de Christenen zeer genegen. Hij was door een Christelijke slaaf [Proculus genaamd*] van zijn ziekte genezen. Maar in het jaar 202 veranderde Severus zijn houding en vaardigde een wet uit, dat de overgang tot het Christendom met de dood bestrafbaar stelde. Uit de Afrikaanse stad Karthago is een van de meest ontroerende voorbeelden van standvastige trouw bekend geworden. Ook hierbij ging het om twee jonge vrouwen die bereid waren, voor hun geloof te sterven: Perpetua en Felicitas1. Perpetua was een 22-jarige getrouwde patriciër,2 moeder van een klein kind. Zij werd samen met haar zwangere slavin Felicitas, ook een Christin, gevangen gezet. Een poging om Perpetua tot het herroepen van haar geloof te bewegen, bestond daaruit op haar natuurlijk gevoel te appelleren. Haar heidense vader smeekte haar “aan zijn grijze haar” te denken en te herroepen, dat zij vooral toch ook aan haar zuigeling moest denken. Perpetua wees op een vat en vroeg haar vader: “Kan ik dit vat anders noemen dan wat het is?” Toen haar vader de vraag ontkennend beantwoordde, vervolgde zij: “Net zo min kan ik mij iets anders uitgeven dan wat ik ben: een Christin”. Deze weigering van de beide jonge vrouwen om tte herroepen, betekende hun doodsoordeel. Met de voltrekking van het oordeel moest echter nog gewacht worden. Felicitas was in acht maanden zwanger en mocht pas gedood worden, nadat zij haar kind ter wereld gebracht had. Toen zij in de kerker een meisje het leven schonk, spotte een gevangenisbewaarder: “Als je nu al jammert, wat zul je dan doen wanneer je voor de wilde dieren geworpen word!” De slavin gaf hem ten antwoord: “Nu lijd ik zelf, wat ik lijd; daar echter zal een ander in mij zijn, die voor mij lijd, omdat ik voor Hem lijd”. De beide Christinnen stierven in de arena. Daar echter zelfs het publiek de aanblik niet verdragen kon, werd hun lijden door het zwaard van een soldaat beëindigd.
6. De vervolging onder Maximinus (235-238)
De jaren van rust die op de ambtsperiode van Severus volgde, werden door de slechts korte regeringstijd van Maximus onderbroken die zijn aanvallen hoofdzakelijk tegen de leiders van de kerk richtte.
7. De vervolging onder Decius (249-251)
Keizer Decius is een vurig aanhanger van de heidense religie en begint met een omvangrijke Christenvervolging met het doel, het Christendom met wortel en tak uit te roeien. Deze vervolging overtrof alle voorgaande aan heftigheid en gruwelijkheid.Maar de voorafgegane tijd van vrede had de Christenen niet alleen goed gedaan. Een algemene wereldgelijkvormigheid had zich wijd verbreid. Het Christendom is begonnen “voornaam” te worden. Openbare kerkgebouwen werden opgericht en bisschoppen waren aan de hoven graag geziene gasten.Dat had tot gevolg dat ten tijde van de vervolging onder Decius de getuigenissen van moedige belijders van het Christelijk geloof afnamen. Enkel bisschoppen vluchtten en lieten hun gemeenten zonder leiding achter. In het vervolg was de afval van het Christelijk geloof, om de vervolging te ontgaan, getalsmatig groter dan in de eerste jaren.
Michael Vogelsang, © Folge mir nach
2. Nabestaande van de invloedrijke, grondbezittende geslachten in de Romeinse keizertijd.* Bron: Algemene geschiedenis van de Christelijke Kerk, A. Miller
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW