1 jaar geleden

Conflicten en oplossingen

Realiteit van het conflict

Conflicten werden een serieuze realiteit in de wereld zodra de mens zondigde. Het eerste conflict was met zijn Maker en met hemzelf. Hij verborg zich achter schorten en verborg zich voor zijn Maker (Gen. 3). Conflicten tussen mensen begonnen zodra er kinderen in de wereld waren, hoewel het hoogtepunt van het conflict tussen Kaïn en zijn broer Abel aan het licht bracht dat de realiteit van menselijke conflicten in wezen haat jegens God is (1 Joh. 3). Het conflict begint dus binnen families – zoals het deed met twee broers (Kaïn en Abel) en ging dan vooral door met Abram en Lot. Het is de moeite waard om de bron van dit conflict en de oplossing ervan in Genesis 13 te onderzoeken.

Het begon als wrijving tussen de herders van deze verwanten. Wat de oorzaak van de twist was, wordt niet uitdrukkelijk vermeld, maar de Heilige Geest maakt ook opmerkingen over de aanwezigheid van de Kanaäniet en de Ferezieten in het land. Het lijkt erop dat het land deze twee stammen kon houden, maar niet de twee families. Abram, de oudere man, toonde een aantal kwaliteiten die zeer noodzakelijk schijnen te zijn voor hen die conflicten op eervolle wijze willen oplossen of hanteren. Ten eerste toonde hij vertrouwen in de Persoon die hem uit zijn vaderland had geroepen. Abram was degene die God had geroepen, maar hij noemde zijn neef geen parasiet en trok diens recht om in het land te zijn niet in twijfel. Integendeel, hij gaf hem de keuze van het beste deel van het land. Hij toonde opmerkelijke nederigheid in deze handeling, want als de oudste man had hij de eerste keus kunnen maken. Hij gaf blijk van een visie die zeker de benadering had moeten zijn om een toekomstig conflict te voorkomen. Toen Lot zijn besluit nam, stierf elk mogelijk gênant resultaat van het beginnende conflict.

De relatie tussen Salomo en Jeroboam was een kruitvat dat ontbrandde in een conflict van ernstige proporties. Salomo wierf deze pientere jongeman aan voor zijn gevolg, maar Salomo’s gedrag als koning bracht de hand van God als oordeel over zijn koninkrijk. Jeroboam werd door de profeet van God een tiental stammen van Salomo’s koninkrijk beloofd. Wat deze belofte met Jeroboams trots deed, is niet opgetekend, maar we zien dat er een conflict ontstond en dat Jeroboam in ballingschap naar Egypte vluchtte.

Toen hij bij de dood van Salomo terugkeerde, profiteerde hij van de dwaasheid van Rehabiam en nam de tien stammen over die God hem had beloofd. Natuurlijk lijkt het opzetten van gouden kalveren in Dan en Berseba deel uit te maken van de erfenis die hij in Egypte had gekregen. Dit conflict had ernstige gevolgen voor het hele volk Israël. Wilde God dat Jerobeam afgoderij zou bedrijven toen Hij hem de tien stammen aanbood? God verbood het! Het was Jerobeam’s trots die hem er in de eerste plaats toe bracht om met Salomo te twisten, naar Egypte te gaan, het koninkrijk van Rehabeam af te nemen en de kalveren op te richten. God die het beloofd had, was in staat om dit uit te voeren. Hij had geen hulp nodig van Jerobeams trotse hart.

Het Nieuwe Testament laat zien dat conflicten worden overstegen door Gods omgang met de mensheid. In Handelingen van de apostelen hoofdstuk 13 laat God ons zien hoe de Heilige Geest mensen met totaal verschillende en tegengestelde achtergronden zo kan veranderen dat, wanneer zij aan de Heer onderworpen zijn, hun natuurlijke neigingen kunnen worden beheerst tot eer en heerlijkheid van God. Barnabas was een Cyprioot van geboorte, een Leviet en een landeigenaar. Hij vertegenwoordigde wat tegenstrijdig was. Levieten waren te vinden in Jeruzalem en de toevluchtsoorden, maar hij was buiten het land. Levieten waren geen landeigenaren, maar hij wel. Een andere man, Simeon, werd Niger (zwart) genoemd. Hij was een man die trots was op zijn afkomst – misschien wel de grondlegger van de slogan: “Zeg het hardop! Ik ben zwart en ik ben er trots op.” Lucius van Cyréne liet zien, dat zijn nationaliteit voor hem van groot belang was. Manahen was een aristocraat die verbonden was met de heersende klasse en Saulus was een trotse Farizeeër. God, die hen samenbracht in de gemeente te Antiochië, gebruikte hen om de Heer te dienen, in onderwerping aan Hem. Zij waren zo onderworpen dat de Heilige Geest twee van hen kon uitroepen voor een specifiek werk, zonder dat er sprake was van enige onenigheid of twijfel.

Maar ondanks het succes van hun samenwerking, kwam er een tijd dat de vijand door familiebanden het door God ingestelde samenwerkingsverband kon verbreken (Hand. 15:36-39).

Dan was er de wrijving tussen Euódia en Syntyché in de gemeente te Filippi (Fil. 4:2).

—————————————————————————————————————————————

Hoewel iemand waarlijk een christen kan zijn, toch blijft het vlees altijd in hem en is evenzeer bereid zich in de gemeente te vertonen als in de wereld. (JND)

 

—————————————————————————————————————————————

Oorzaak van het conflict

Het is verbazingwekkend te vernemen dat Salomo de volgende wijze opmerking maakte: “Overmoed geeft alleen maar ruzie …” (Spr. 13:10). Dit is een nauwkeurige samenvatting van de onderliggende oorzaak van conflicten. Trots, een teken van een zondig hart, zorgde ervoor dat Lucifer [1] God uitdaagde; het zorgde ervoor dat Kaïn zijn broer doodde; het zorgde ervoor dat Jerobeam de rechten van God uitdaagde; het zorgde ervoor dat familiebanden het partnerschap dat God had gesloten tussen Barnabas en Saulus, verbraken. Trots toonde zich in de vleselijkheid van de gemeente van Korinthe. De verdeeldheid die in de hoofdstukken één en drie wordt genoemd, was het gevolg van vleselijkheid, want de meerderheid van de heiligen werd beheerst door hun zondige natuur en wandelde als mensen.

Genezing van conflicten

De enige oplossing voor conflicten vind ik in de Heer Jezus Christus. Geen enkele hoeveelheid van redeneren, vergaderen, discussiëren of onderhandelen zal de trots op de knieën krijgen. Dit betekent niet dat er geen discussie mag zijn. Het betekent dat discussie op zichzelf de zaken niet zal veranderen. Alleen als wij het aangezicht van onze Heer Jezus Christus aanschouwen, zullen wij door de Geest van heerlijkheid tot heerlijkheid worden veranderd naar het beeld van onze Heer.

De Heilige Geest daagt onze bereidwilligheid uit om dit werk van God in ons toe te laten. “Als er dan enige vertroosting in Christus, als er enige troost van [de] liefde, als er enige gemeenschap van [de] Geest, als er enige genegenheid en ontferming is, maakt dan mijn blijdschap volkomen door hetzelfde te bedenken, terwijl u dezelfde liefde hebt, eenstemmig bent, het ene bedenkt. [Doet] niets uit partijzucht of uit ijdele roem, maar laat elk in nederigheid de ander uitnemender achten dan zichzelf; laat ieder niet [alleen] op zijn eigen [belangen] [2], maar ieder <ook> op die van anderen zien. <Want> laat die gezindheid in u [3] zijn die ook in Christus Jezus was” (Fil. 2:1-5). In deze passage zijn er verschillende dingen die onze onverdeelde aandacht opeisen: ten eerste wordt in het eerste vers de goedheid van de Godheid gezien. Op grond van de reikwijdte van de Godheid zegt de apostel ons, dat zijn vreugde vervuld is wanneer de heiligen soortgelijke gevoelens koesteren, dezelfde geest en dezelfde genegenheid hebben. Ten tweede geeft het gebruik van “laat” aan, dat het een kwestie van de wil is. Ten derde strekt deze liefde zich uit naar anderen op een uniek goddelijke wijze: niets wordt gedaan om zichzelf te bevorderen en anderen te vernederen. Kortom, de oproep is om de gezindheid van Christus te laten zien in elk van Zijn heiligen.

In de hoofdstukken 12-16 van Romeinen laat de Heilige Geest zien hoe de God van de vrede ons van Zijn aanwezigheid zal verzekeren wanneer onze relaties met onze medegelovigen de kenmerken van Christus weerspiegelen. Tien keer spreekt Hij over onze omgang met elkaar: zorg voor de zwakken, de armen en de onwetenden.

Tenslotte gebruikt de Heilige Geest Paulus om ons een beeld te geven van de dienaar van de Heer. “Een slaaf (dienaar) van [de] Heer moet echter niet twisten, maar vriendelijk zijn (als een kindermeisje) voor allen, geschikt om te leren (vaardig in het onderwijzen), verdraagzaam (het kwade geduldig verdragend), de tegenstanders met zachtmoedigheid (de uitdrukking van een nederig hart) terechtwijzend” (2 Tim. 2:24). Kortom, hij moet zijn als Christus, zijn Meester, “die als Hij uitgescholden werd, niet terugschold, als Hij leed, niet dreigde, maar Zich [4] overgaf aan Hem die rechtvaardig oordeelt” (1 Petr. 2:23).

 

NOOT:
1. Letterlijk ‘morgenster.’
2. Of ‘Uitnemendheden.’
3. Of ‘onder u.’
4. Of ‘maar [het] overgaf.’

 

Hadley Hall; © The Christian Explorer

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW