20 jaar geleden

Christen of niet …

Een statistiek over religie-aangelegenheden toonde enkele jaren geleden nog aan dat meer dan 90 procent in Europa nog Christen waren. Maar toch zijn we er van overtuigd dat vele van onze medeburgers in geen geval “echte, ware” Christenen zijn, omdat we hun gedrag kennen en ook uit gesprekken weten dat zij onverschillig staan tegenover Christus. Christen, ja of neen? Er zijn inderdaad eigenlijk twee soorten Christenen: zulken die het innerlijk zijn, en zulken die het alleen uiterlijk zijn.

We richten ons juist tot jonge Christenen, tot “ware” Christenen. Het zou ook kunnen dat iemand die dit leest, zichzelf niet als Christen bestempelt of het niet waagt zich als Christen te bestempelen. Bovendien kan het ook zo zijn dat iemand die meent een Christen te zijn, dat in werkelijkheid toch niet is. En ten derde zou het ook kunnen zijn dat iemand Christen is, dat ook weet, maar toch geen duidelijkheid heeft wat dat eigenlijk voor hem betekent.

“… en dat de discipelen het eerst in Antiochie Christenen werden genoemd” (Handelingen 11:26)

Een ding is in ieder geval duidelijk dat de naam “jonge Christen” op Christus wijst, dat betekent dus op de Heer Jezus Christus, zoals de Bijbel Hem voorstelt. Zoals ons de bekende plaats, waar het begrip voor de eerste keer voorkomt (Handelingen 11:26), toont worden de “discipelen” door anderen zo genoemd: “En het gebeurde, dat zij [dat betekent in het bijzonder Barnabas en Paulus] een heel jaar in de gemeente bijeenkwamen en een aanzienlijke menigte leerden en dat de discipelen het eerst in Antiochie Christenen werden genoemd” (in het jaar 43 na Christus). Openbaar was de naam “Christen” kenmerkend voor deze mensen. Zij spraken van Christus, zij geloofden in Christus, zij “behoorden” bij Christus, zij leerden Christus: Zijn leven op aarde, Zijn offerdood, Zijn opstanding, Zijn hemelvaart, Zijn wederkomst. Openbaar werd van hen geloofd dat zij volgelingen van Christus waren, omdat ook hun leven hen als zulken aanwees. De “discipelen” werden ook om zo te zeggen met Christus geïdentificeerd. Deze Jezus Christus bepaalde in de ogen van de toeziende medemensen hun leven en hun gedrag.

Kort historisch overzicht

Nu zijn de tijden van Handelingen 11 intussen ruim 2000 jaar voorbij, en de aanduiding “Christen” heeft vandaag in het algemene taalgebruik een duidelijkevervlakking en betekenisverlies ondergaan. Waren in het begin de Christenen nog een minderheid, waarover door een deel de overigen werd geglimlacht, door een deel bestreden werden, veranderde zich dit in de loop der eeuwen. Toen na harde en gruwelijke Christenvervolgingen van de eerste eeuwen (onder de romeinse keizers Nero, Domitianus, Trajanus, Aurelius, Diocletianus …) met Constantijn het Christendom een erkende “religie” geworden was, gold het als een voordeel een Christen genoemd te worden. Dat opende zelfs mogelijkheden voor goed betaalde openbare ambten. Maar dat daarmee de “ziel” van het Christen-zijn verloren moest gaan, is niet moeilijk te herkennen. Deze mensen zijn zulken “dieogenschijnlijk Godsvrucht bezitten, maar de kracht daarvan verloochenen [= niet kennen]” (2 Timotheüs 3:5), en “zij belijden God te kennen, maar zij verloochenen Hem met de werken” (Titus 1:16).

In de tijd van de vroege middeleeuwen was het zelfs vaak gevaarlijk, geen Christen te zijn of te willen worden. Door dwangmatig zogenaamde bekeringen tot het Christendom werden hele volksstammen tot “Christen” gemaakt. Heersers bepaalden, zoals bij de antieke volkeren, de religie van hun onderdanen en lieten hen vaak een meer of minder oppervlakkig onderwijs in de Christelijke leer geven. Toch had God zeker ook in deze tijd zijn dienaars, die het ware evangelie verkondigden; maar zij, die zo een waar Christen werden, hebben niet zelden ook in deze tijd de vervolging van de grote massa en van de “kerk” ervaren.

In de zogenaamde Christelijke landen was het eenvoudigweg normaal dat men Christen was en tot de grote katholieke (= algemene) kerk behoorde. Enerzijds is het immers ook te begrijpen dat ouders, die Christen waren, wensten dat ook hun kinderen zich bij hun “geloof” aansloten. Dit werd ook gedocumenteerd door de doop. Wie eenmaal gedoopt was, werd daarmee in de kring van de Christenen, dat betekent in de middeleeuwen in de kerk, opgenomen. Maar anderzijds is het zeker vaak te betwijfelen, of deze gedoopte mensen in waarheid volgelingen van Christus geworden waren of zouden worden. Voor dit uiterlijk-behoren tot de Christenheid, was het voldoende om zich aan bepaalde religieuze gedragscodes te houden en algemeen rechtschapen te zijn, om als Christen te gelden en geaccepteerd te zijn.

Des te ingrijpender werd daarom door de meesten de reformatie ondervonden, die zich tegen de uiterlijke vorm zonder inhoud, tegen kerkelijke autoritaire praktijken en onbijbelse leringen richtte. De prediking van de grote waarheden van het Nieuwe Testament zoals de rechtvaardiging door het geloof en geloofszekerheid, daarbij de mogelijkheid het Woord van God in de eigen moedertaal te kunnen lezen, brachten velen tot nadenken en tot bekering tot de plaatsbekledende verzoeningsdood van de Heiland en tot navolging van Christus. Maar helaas heeft zich dezelfde vervlakking en het puur vasthouden aan vormenzonder inhoud opnieuw en zeer spoedig ingezet, zodat de meesten zich weliswaar nog tot het Christendom “rekenden” en ook vandaag nog – in afnemende mate – “rekenen”, maar ver verwijderd zijn de Heer Jezus Christus, naar wie zij zich noemen en die zij naar het heet “volgen”, als hun Heer te erkennen. Overigens: zij kunnen dat ook niet omdat zij geen echt geloof bezitten en daarmee ook geen “nieuw leven”, dat de Heilige Geest bewerkt. Want “als iemand de Geest van Christus niet heeft, die behoort Hem niet toe” (Romeinen 8:9), dat betekent, hij is geen waar Christen in de zin van navolger van Christus.

Maar daar ieder precies daarnaar verantwoordelijk gehouden en beoordeeld wordt, wat hij van zichzelf zegt, wat hij belijdt – en mogelijk alleen door een misschien in zijn vroege jeugd voltrokken doop -, daar hij verantwoordelijk is voor dat, wat hij eens door het Evangelie gehoord heeft, moet ook ieder Christen zich daarnaar laten meten.

Terug naar het begin

De eerste volgelingen van Christus werden Christenen genoemd, omdat zij werkelijk met erkenning van hun schuld door het geloof in de Heer Jezus Christus en de waarheid van Hem en over Hem gered waren, de Heilige Geest en het nieuwe leven, “leven uit God” bezaten (vergelijk onder andere Johannes 1:13; Romeinen 6:23; 1 Johannes 5:11). Dit gaf hen de kracht tot een leven in gemeenschap met hun Heer, die zij van ganser harte gehoorzaamden en die zij uit liefde en met overgave dienden. En dit werd in hun spreken en handelen, in hun gezindheid en gedrag duidelijk zichtbaar. Zij bezaten niet alleen “ogenschijnlijk Godsvrucht” zonder kracht, maar voor hen gold: “Al wat uit God geboren is, overwint de wereld” (1 Johannes 5:4). Dat geldt vandaag nog.

Zulk een Christen leeft eenvoudig anders dan de anderen, hij richt zijn gedrag en zijn gezindheid op de heilige Schrift, hij wil graag zijn Heer behagen en voor Hem een duidelijke getuige zijn, ook tegenover de andere 90 procent “Christenen” in zijn land.

Zijn wij allen zulke “ware” Christenen? De Naam van onze Heer te dragen is een eer en een opdracht.

 

Rainer Brockhaus, © Folge mir nach

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW