3 jaar geleden

De Christen en de politiek (2)

Bijbels gedrag ten opzichte van de wereld

Het is dus duidelijk: Christenen moeten met betrekking tot de principes die aan hun opvattingen, handelingen en streven ten grondslag liggen, niets meer met de wereld gemeenschappelijk hebben. Maar dat betekent in geen geval dat zij tegenover de mensen van de wereld – die God liefheeft (Johannes 3:16) – geen opdrachten meer zouden hebben. Het Woord van God wijst hen twee plichten aan:

  • Onder een verkeerd en verdorven geslacht als hemellichten te schijnen (Filippi 2:15), het boze te mijden en de positie daartegen in te nemen: “Hebt niets te doen met de onvruchtbare werken van de duisternis, maar stelt ze veeleer aan de kaak” (Efeze 5:11);
  • De dienst van de verzoening, dat betekent de medemensen als gezanten van Christus te vragen (eigenlijk: bidden of vermanen): “Laat u met God verzoenen!” (2 Korinthe 5:18,20).

Beide kunnen wij alleen inzoverre wij de ongoddelijke kenmerken en gedragswijzen van de wereld hebben afgelegd.

Wat betekent “overheid”?

Het onder andere in Romeinen 13 met “overheid” vertaald woord (Grieks: exousia) wordt dikwijls ook met “macht” (niet in de zin van gebruik van dwang) weergegeven. “Overheid” moet meer de bezitter van regeringsmacht of ambtsbevoegdheden [autoriteiten (bevoegde macht) of individuele personen] betekenen maar “macht” daarentegen de bekwaamheid, respectievelijk autoriteit, iets te doen of te bevelen, en verder ook machtsgebied. – De organisatie, de instandhouding, de bescherming en (in geval van nood) het afdwingen van de orde in de menselijke samenleving zou men als normale opgave van de overheid kunnen aanduiden.

Zij is een Goddelijke instelling

Sinds de zonde in de wereld gekomen is, verstoren egoïsme, geweld en onderdrukking meer en meer het samenleven van de mensen: “Maar de aarde was verdorven voor Gods aangezicht; en de aarde was vervuld met wrevel (misdadigheid)” (Genesis 6:11). Omdat God tot dan toe de doodstraf voor Zichzelf voorbehouden had (het bloed van Abel riep tot Hem), antwoordde Hij met de zondvloed. Maar de menselijke natuur bleef onveranderd. Daarom trof God voorzorgsmaatregelen om de uitwassen van de menselijke boosheid te begrenzen, in het bijzonder het leven van de mens voor de naaste te beschermen (de lawine van geweld is met de moord van Abel begonnen). God verleende allereerst Noach en zijn zonen (maar niet tot hen alleen) het recht en de plicht bij moord de doodstraf te voltrekken: “Wie des mensen bloed vergiet, zijn bloed zal door de mens vergoten worden; want God heeft de mens naar Zijn beeld gemaakt” (Genesis 9:6). Met deze verordening wordt de overheid als Goddelijke instelling ingevoerd en haar uiterste grenzen afgebakend. God heeft deze opdracht nooit herroepen. Paulus schreef daarom aan de Romeinen: “Elke ziel zij aan de overheden, over haar gesteld, onderdanig; want er is geen overheid dan van God, en die er zijn, zijn door God ingesteld. Wie zich dus tegen de overheid verzet, weerstaat de instelling van God; en zij die weerstaan, zullen over zichzelf een oordeel brengen” (Romeinen 13:1-2).

De Christen en de overheid

Voor een Christen is het bij het in acht nemen van soortgelijke Schriftplaatsen – zoals Titus 3:1,2 en 1 Petrus 2:13-17 – tamelijk eenvoudig zijn verhouding tot de overheid de juiste gestalte te geven: er is geen overheid die niet van God is; hij heeft geen andere plicht dan haar, respectievelijk haar vertegenwoordigers, te gehoorzamen. Hij doet het niet uit vrees voor straf maar om de Heer (1 Petrus 2:13) en ook terwille van het geweten (Romeinen 13:5). Want in de overheid respecteert hij God Die haar autoriteit heeft verleend.

Daarmee komen we tot de enige uitzondering: een Christen moet de overheid gehoorzaamheid weigeren wanneer zij van hem de overtreding van een Goddelijk gebod zou verlangen. In dit geval moet hij God meer gehoorzamen dan de mensen (Handelingen 5:29), zoals Daniël en zijn drie vrienden deden, wat vaak nadelen, lijden en in het extreemste geval de dood betekent.

Zijn alleen goede overheden van God

Een bijzondere verzoeking voor ons om de verschuldigde gehoorzaamheid te weigeren, ligt in het machtsmisbruik van een overheid. Omdat alle aardse machtshebbers zondige mensen zijn, bestaat altijd het gevaar dat regeringsmacht of andere rechtmatige autoriteit misbruikt wordt, respectievelijk foutief wordt gehandhaafd. Bijbel en geschiedenis weten ontelbare gevallen te berichten. Toch veroorlooft de Schrift ons niet de onrechtvaardige overheid (voor zover niet de bovengenoemde enige uitzondering van toepassing is) gehoorzaamheid te weigeren (vergelijk 1 Petrus 2:18,19). Zij is niet aan ons maar aan God Die haar de macht verleend had, verantwoording schuldig. Wij herinnerden ons al hoe onrechtvaardig de Heer aan het einde van Zijn leven werd behandeld; van Hem staat er: “Die, als Hij gescholden werd, niet terugschold, als Hij leed niet dreigde, maar [Zich] overgaf aan Hem, Die rechtvaardig oordeelt” (1 Petrus 2:23). Zo moeten wij het ook aan God overlaten wie Hij tot vervulling van Zijn plannen over ons stelt en hoe lang. – Dat brengt ons ertoe over te gaan tot het beschouwen van de regeringswegen van God.

Wie bepaalt de loop van de geschiedenis

Op de voorgrond tredend handelen van mensen – zij veroveren, maken revoluties of kiezen; van hen berichten de geschiedenisboeken. Voor de Bijbellezer is er echter geen twijfel: God houdt alle touwtjes in Zijn hand. “De HEERE heeft Zijn troon in de hemelen bevestigd, en Zijn koninkrijk heerst over alles” (Psalm 103:19). “Onze God is toch in de hemel, Hij doet al wat Hem behaagt” (Psalm 115:3). Hij alleen bestuurt de geschiedenis, en wel naar een vaststaand plan (Efeze 1:9,10). Hij zegt in Jesaja 46:10,11 van Zichzelf: “Die van den beginne aan verkondigt het einde, en vanouds af die dingen, die nog niet geschiedt zijn; Die zegt: Mijn raad zal bestaan, en Ik zal al Mijn welbehagen doen. Die een roofvogel roept van het oosten, een man van Mijn raad uit een ver land; ja, Ik heb het gesproken, Ik zal het ook doen komen; Ik heb het geformeerd, Ik zal het ook doen”.

Anders zou elk soort van Bijbelse profetie totaal ondenkbaar zijn. Denken we slechts aan de precieze voorzeggingen over het leven en sterven van onze Heer die eeuwen voor Zijn geboorte werden geschreven! Men kan bijna een evangelie daaruit samenstellen. Overigens zou ook de uitspraak dat iedere overheid van God is, niet goed mogelijk zijn wanneer God in Zijn geschiedkundig handelen niet absoluut onbeperkt zou zijn. Hij had het dus niet nodig in de slag bij Kesselsdorf “toe te zien hoe het komt”; Hij heeft het niet nodig de verkiezingsgevolgen van het super-kiesjaar af te wachten – Hij heeft het vastgelegd. Zonder Zijn wil valt er geen mus van het dak, geen haar van ons hoofd.

Betreffende de machtigen van alle schakeringen zei Job al van God: “Bij Hem is kracht en wijsheid; van Hem is de dwalende, en die doet dwalen. Hij voert de raadsheren beroofd weg, en de rechters maakt Hij uitzinnig. De band der koningen maakt Hij los, en Hij bindt de gordel aan hun lenden. Hij voert de oversten beroofd weg, en de machtigen keert Hij om. Hij beneemt de getrouwen de spraak, en het oordeel der ouden neemt Hij weg1. Hij giet verachting over de prinsen uit, en Hij verslapt de riem der geweldigen. Hij openbaart de diepten uit de duisternis, en de schaduw des doods brengt Hij voort in het licht. Hij vermenigvuldigt de volken, en verderft ze; Hij breidt de volken uit, en leidt ze. Hij neemt het hart van de hoofden van het volk der aarde weg, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is” (Job 12:16-24). Hebben wij niet precies dat in de jongste tijd beleven mogen?

Die andere macht in de geschiedenis

Ondanks het zojuist gezegde laat de wereldgeschiedenis beslist niet alleen het handschrift van God kennen. We kunnen moeiteloos vaststellen dat sinds de vroegste tijd twee geestelijke machten in de geschiedenis werkzaam waren en zijn: de macht van God en de “wereldbeheersers van deze duisternis”, de “geestelijke machten van de boosheid” (Efeze 6:10-12). We vonden al dat de mens God al zeer snel de gehoorzaamheid opzegde en aan de influisteringen van satan gehoor gaf, aan “de overste van de macht der lucht, van de geest die nu werkt in de zonen der ongehoorzaamheid” (Efeze 2:2). De beslissende vraag is of deze machten de plannen van God met deze aarde verstoren of zelfs doorkruisen kunnen. Dat kunnen we ontkennen want zowel de verleider als die verleid zijn, zijn schepsels; God gebruikt hen als werktuigen tot Hij hen oordeelt. Het duidelijkst wordt dat bij het doden van onze Heer waar zich boze mensen en de macht van de duisternis verenigden: “… maar dit is uw uur en de macht der duisternis” (Lukas 22:53). De schijnbare grote overwinning van de vijand was zijn uiteindelijke nederlaag: “… opdat Hij door de dood teniet zou doen hem die de macht over de dood had, dat is de duivel …” (Hebreeën 2:14). Tegen zijn broers zegt Jozef: “Gij wel, gij hebt kwaad tegen mij gedacht; [doch] God heeft dat ten goede gedacht; … om een groot volk in het leven te behouden” (Genesis 50:20). Bij de geweldige eindgebeurtenissen van Openbaringen zal dat een laatste keer bewaarheid worden: “Want de grimmigheid des mensen zal U loffelijk maken; het overblijfsel der grimmigheden zult Gij opbinden” (Psalm 76:11), dat betekent ook God-vijandige activiteiten dragen ongewild bij tot vervulling van Zijn plannen en daarmee tot eer van God.

Hoe maakt God geschiedenis

God staat dus alle dingen en alle wezens onbeperkt ter beschikking. Hij werkt door Zijn engelen (Psalm 103:20-21; Hebreeën 1:14), door oorlogen, epidemiën, hongersnoden of natuur-gebeurtenissen zoals vloeden, aardbevingen enzovoorts. “… Ik maak de vrede, en schep het kwaad; Ik, de HEERE, doe al deze dingen” (Jesaja 45:7). Evenzo bestuurt Hij de geschiedenis door het instellen en wegdoen van heersers of regeringen: “Want Hij verandert de tijden en stonden; Hij zet de koningen af, en Hij bevestigt de koningen …” (Daniël 2:21). “Ik gaf u een koning in Mijn toorn en nam hem weg in Mijn verbolgenheid” (Hoséa 13:11). Bovendien beïnvloed God politieke stromingen en meningen: “Het hart des konings is in de hand des HEEREN als waterbeken. Hij neigt het tot al wat Hij wil” (Spreuken 21:1).

Dat maken de volgende twee verzen bijzonder duidelijk: “Hij keerde hun hart om, dat zij Zijn volk haatten, dat zij met Zijn knechten listig handelden” (Psalm 105:25) en “Daarom gaf Hij hun barmhartigheid voor het aangezicht van allen, die hen gevangen hadden” (Psalm 106:46).

Gods handelen en de verantwoording van hen die regeren

Wanneer God heersers als werktuigen van Zijn plannen gebruikt, zijn dezen dan überhaupt verantwoordelijk te stellen voor hun optreden? Daarover bestaat geen twijfel. Gods onbeperkt handelen ontheft niemand van de verantwoording voor zijn persoonlijk gedrag (Prediker 12:13,14; Openbaring 20:12). Dat wordt in verband met de kruisiging van de Heer zeer duidelijk: “En nu, broeders, ik weet dat gij het door onwetendheid gedaan hebt, evenals uw oversten; maar God heeft zo vervuld, wat Hij door de mond van alle profeten tevoren verkondigd had, dat Zijn Christus lijden zou. Hebt dan berouw en bekeert [in de zin van ‘zich omkeren’] u, opdat uw zonden mogen uitgewist worden …” (Handelingen 3:17-19; vergelijk voor ‘zonden’ Handelingen 5:30; 7:52). – Er blijft bestaan: “… wat een mens zaait, dat zal hij ook oogsten” (Galaten 6:7).

Hoe kan men Gods handelen beïnvloeden

Wanneer we daarover de Schrift onderzoeken, stellen we vast dat er in tegenstelling tot allerlei voorstellingen slechts twee reële mogelijkheden zijn: gebed respectievelijk voorbede en omkeer (bekering). Eigenlijk is dat na alles wat wij hiervoor overdacht hebben volkomen logisch. Salomo vraagt God naar aanleiding van de tempelinwijding uitdrukkelijk toch steeds op omkeer en gebed te reageren, en Hij belooft het hem. “Het krachtig gebed [of: vurige smeking] van een rechtvaardige vermag veel” (Jakobus 5:16). Als bewijs wordt Elia ten tijde van de dictatuur van Achab aangevoerd. Het zou buiten het kader van dit artikel gaan verdere voorbeelden aan te voeren, maar iedere Bijbellezer zou zeker tientallen voorbeelden daarvan kunnen noemen, hoe God op gebed en bekering in verbazingwekkende omvang in de geschiedenis ingegrepen heeft. Bekering en gebed staat ook voor ongelovigen open, zoals bijvoorbeeld het bericht over de koning en het volk van Ninevé in Jona 3 of koning Manasse in 2 Kronieken 33:12,13 bewijzen.

Maar wanneer Gods geduld na vele oproepen tot omkeer uitgeput is en het oordeel onveranderlijk vaststaat, dan zegt Hij: “Gij dan, bid niet voor dit volk, en hef geen geschrei noch gebed voor hen op, en loop Mij niet aan; want Ik zal u niet horen” (Jeremía 7:16). Voor Jeremía was dit moeilijk te begrijpen. Daarom wordt het hem nog eens heel duidelijk gezegd: “Al stond Mozes en Samuël voor Mijn aangezicht, zo zou toch Mijn ziel tot dit volk niet wezen …” (Jeremía 15:1).

Hoe konden en kunnen gelovigen met het oog op Gods plannen het juiste afsmeken? Hij zegt toch: “Want gelijk de hemelen hoger zijn dan de aarde, alzo zijn Mijn wegen hoger dan uw wegen, en Mijn gedachten dan uw gedachten” (Jesaja 55:9). Het antwoord geeft Amos 3:7, waar we lezen dat Hij niets doet, “tenzij Hij Zijn verborgenheid aan Zijn knechten, de profeten, geopenbaard heeft”. – Ook heeft God aan de Christen in het Nieuwe Testament betrouwbare informatie overgedragen, wat de wereld en de individuele verlorenen te wachten staat. Zij kennen de verschrikkingen van de Heer maar ook Zijn reddingsbedoelingen; dus kunnen zij heel doelgericht bidden respectievelijk hun krachten inzetten.

Slotgedachten

Hoe kunnen wij ons in een door het oordeel bedreigde wereld (in Bijbelse zin) ‘overeenkomstig de tijd’ gedragen en werkzaam zijn? Ten eerste moeten wij zeker aan onze opdracht om ‘zout van de aarde’ en ‘licht van de wereld’ te zijn, voldoen. Dan verwacht onze Heer dat wij een hart voor de nood van onze medebrusters en onze naasten hebben (Galaten 6:10; Efeze 2:10; Kolosse 1:10; Titus 2:14; 1 Petrus 2:12, en andere Schriftplaatsen). Maar boven alles zijn wij ambassadeurs (gezanten) voor Christus (2 Korinthe 5:20). Het scheppen en handhaven van voorwaarden voor ongestoorde uitoefening van ambassadeurswerkzaamheden is een aangelegenheid van zijn regering, niet van de ambassadeurs. Dat geldt ook voor ons als Christenen (Handelingen 4:23-31). Wij moeten ons niet zelf actief gaan mengen in de aangelegenheden van de wereld.

Aan de weggevoerden in Babylon liet God zeggen: “Zoekt de vrede van de stad waarheen Ik u gevankelijk heb doen wegvoeren” – Door welke vorm van kiezen? “… en bidt voor haar tot de HEERE; want in haar vrede zult gij vrede hebben” (Jeremía 29:7). Zo worden wij Christenen “voor alle dingen” – het gaat hier om onze belangrijkste aardse opdracht – vermaand, “dat smekingen, gebeden, voorbiddingen en dankzeggingen gedaan worden voor alle mensen, voor koningen en alle hooggeplaatsten, opdat wij een rustig en stil leven mogen leiden in alle godsvrucht en eerbaarheid”. Want dit is goed en aangenaam voor God, onze Heiland, die wil dat alle mensen behouden worden en tot de kennis van de waarheid komen” (1 Timotheüs 2:1-4). Wij hebben door de genade vrije toegang tot onze hemelse Vader. Laten wij niet deze unieke mogelijkheid ‘politiek te bedrijven’, geringschatten of verzuimen. Onze tijd heeft niets meer nodig dan juist bidders.

Is dat te weinig? Laat je dan door de geschiedenis van Lot waarschuwen. – Sodom was rijp voor het oordeel. Evenwel meende Lot daar in de poort (waar de openbare aangelegenheden beslist werden) te moeten zitten opdat er tenminste een rechtvaardige positieve invloed op de stad werd uitgeoefend. De wereld voelde het ongepaste van dit gedrag (Genesis 19:9), hijzelf helaas niet. ‘Vijf minuten voor twaalf’ dreven hem de beide engelen tot zijn eigenlijke opdracht – zijn naasten het evangelie te brengen. Dezen konden het uit zijn mond alleen voor scherts houden en kwamen om. – Arme Lot! Hij zelf werd weliswaar gered maar alleen omdat God aan het gebed van Abraham gedacht (Genesis 19:29).

 

NOOT:
1. Voor dit artikel is SV gehanteerd. Vergelijk echter ook de HSV, daar staat: “Hij snoert betrouwbare mensen de mond*, en het inzicht van oude mensen neemt Hij weg.”
* snoert …. de mond – Letterlijk: neemt … de taal weg.
De Elberfelder Bibel heeft: “Zuverlässigen** entzieht er die Sprache, und Alten benimmt er das Urteil.”
** d.h. solchen, auf deren Rat man sich verlassen kann.
De NKJV heeft: “He deprives the trusted ones of speech, And takes away the discernment of the elders.”

Geplaatst in het NL op 22 april 2005. Geactualiseerd: 07-12-2020.

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW