Bijbelgedeelte: Ezra 4-6
Er brak een tijd aan, dat het werk aan het huis van God in Jeruzalem stopte. Een trieste episode in de geschiedenis van het teruggekeerde overblijfsel van Israël, dat zo hoopvol begon. Maar waarom was de bouw van het huis van God gestopt? Was het de tegenstand van de vijanden van Israël? Zeker, de tegenstand was er echt. De brief aan Arthahsasta, de koning van Perzië, werd ondertekend door alle etnische groepen die op dat moment in het land waren (Ezra 4:9-10). Allen waren het eens in de tegenstand tegen het werk van God. Dit is ten allen tijde zo. Zelfs Herodes en Pilatus werden vrienden door hun wederzijdse vijandigheid jegens de Heer Jezus. En de kruisiging van Christus was een collectief werk van de politieke, religieuze en culturele wereld, zoals het opschrift aan het kruis duidelijk maakt. De denkwijze van het vlees is vijandschap tegen God.
Maar was het werkelijk deze tegenstand die het werk aan het huis van God tot stilstand bracht? Voor het geloof is de tegenstand van de wereld helemaal geen probleem. Paulus kon zeggen: “… want een grote en krachtige deur is mij geopend en er zijn veel tegenstanders” (1 Kor. 16:9). De profeet Haggaï maakt duidelijk, dat de tegenstand hoogstens de oorzaak was, maar niet de reden. De reden was, dat in de harten van de Israëlieten gemakzucht en zelfzucht gegroeid waren. Ze gingen voor hun eigen betimmerde huizen, terwijl Gods huis braak lag. We vinden een vergelijkbare situatie bij de Galaten. Paulus moest klagen: “U liep goed; wie heeft u tegengehouden …?” (Gal. 5:7). Ze wilden terugkeren naar de wet, wat niets anders was dan zelfzucht. Het vlees wilde zich beroemen over het verkrijgen van gerechtigheid door de wet te houden. Voor ons ligt het probleem misschien ergens anders. Maar ligt niet ook vandaag zoveel in het werk van de Heer braak, niet omdat de tegenstand zo groot is, maar omdat wij zo zelfzuchtig en gemakzuchtig zijn en al onze energie aan onze eigen dingen besteden?
God kende in Zijn wijsheid de echte reden voor de ‘bouwstop’. Daarom grijpt Hij ook niet met geweld in, verandert Hij de omstandigheden niet, bestrijdt Hij niet de vijanden, maar zendt Hij Zijn profeten om de harten en gewetens van de mensen te bereiken. “… onder de profetie van Haggaï, de profeet en Zacharia”, bouwden en voltooiden ze uiteindelijk de bouw van het huis van God (Ezra 6:14). Zerubbabel en Jesua gaven het goede voorbeeld (Ezra 5:2) – de enige effectieve weg om anderen te inspireren om te dienen (zie de aanwijzingen van de apostel Paulus aan Timotheüs).
Beste vrienden, hoe moeten we deze dienst van de profeten waarderen en respecteren, die spreken vanuit de tegenwoordigheid van God en Zijn Woord op ons hart en geweten leggen! Als we deze dienst niet hadden, zou het werk aan het huis van God ook in onze tijd volledig tot stilstand komen.
Nadat de harten weer waren aangewakkerd en het werk aan het huis van God was hervat, kon God ook de omstandigheden ten gunste van het volk veranderen. De vijandschap veranderde aanvankelijk niet, “maar het oog van God rustte op de oudsten van de Joden, zodat men hen niet liet ophouden …” (Ezra 5:5). En toen bestuurde God het hart van Darius, zodat hij bevel gaf om de bouw van het huis van God te voltooien.
God stond omstandigheden toe die het werk van God belemmerden, omdat Hij traagheid in harten vond. Maar Hij laat het volk niet in deze toestand, maar zendt Zijn profeten. Hij herstelt ze zo grondig, dat ze niet eens op een nieuw decreet van de koning wachten, voordat ze weer beginnen met de bouw. Ze luisteren naar de profeten, geloven en gehoorzamen. En God zorgt voor de rest en wanneer Hij de dingen in de hand neemt, kan niemand Hem tegenhouden. Dan moeten zelfs vijandschap en tegenstand tot de “bevordering van het evangelie” dienen (verg. Fil. 1:12; Hand. 8:4; 9:29-31).
Marco Leßmann; © www.bibelstudium.de
Online in het Duits sinds 14.03.2017.
Geplaatst in: Christendom, Evangelie
© Frisse Wateren, FW