Auschwitz …
Een persoonlijke indruk
In april 2010 had ik gelegenheid het voormalige concentratiekamp in Auschwitz* te bezoeken. Als Duitser voelt men schaamte en schuld, als men op een plaats komt, waar met medewerking van de Duitse SS (veiligheidsdienst van de SDAP onder Adolf Hitler) onder verantwoordelijkheid van NS-oversten meer dan een miljoen mensen op gruwelijke wijze zijn omgebracht. Enkele indrukken vat ik in dit verslag samen.
Oud en toch jong
De eerste indruk na het binnenkomen van het museumgebied krijgt men door een film, die enkele van de gebeurtenissen tussen mei 1941 en januari 1945 in beelden samenvat. Er wordt een oude man getoond, die voor zijn leven getekend is, getekend door vervolgingen en mishandelingen. Deze man schijnt een leeftijd van over de 70 jaren te hebben – en is toch nog maar begin 40 jaar.
De apostel Paulus wordt niet vergast, zoals het met meer dan een miljoen mensen in Auschwitz (Silezië, Polen) ging. Maar hij werd wel voor de leeuwen gegooid om opgegeten te worden. In Filemon vers 9 noemt hij zich een “oud man”, hoewel hij nog niet erg oud was, misschien goed 50 jaar oud. Zo zeer heeft hem de arbeid voor zijn God en voor de gemeente en voor de verloren mensen hem verteerd (verg. 2 Kor. 4:16), en daarboven uit zeker ook de vervolgingen, die hij te verduren had.
Arbeit macht frei (arbeid maakt vrij) – tot slavernij
Voordat men het terrein van het concentratiekamp binnenkomt, ziet men op het bord aan de ingang met de cynische, bedrieglijke inhoud: “Arbeit macht frei”. De waarheid is, dat Adolf Hitler en zijn onderdanen door deze kamparbeid vele duizenden mensen ten dode toe gemarteld hebben. De meeste gevangenen overleefden in het kamp slechts enkele weken en maanden, voordat zij aan zwakheid, ziekten en vanwege verschrikkelijke hygiënische toestanden stierven. Wanneer bij het avond-appèl enkele gevangenen ontbraken, moesten de overigen voor een deel meerdere uren lang zonder eten en drinken staan blijven – eenmaal meer dan 19 uren.
Ook vandaag zijn er zulke verleiders, die het op alle mensen voorzien heeft: de satan. Hij was tenslotte de aanstichter van Hitler, de kampleiders als Rudolf Höß en alle anderen, die toen op deze verschrikkelijke wijze mensen onderdrukten en ombrachten. Vandaag nog sterven in vele delen van de wereld mensen op beestachtige wijze. Maar in onze westelijke wereld, waar men humaan sterven mag, wordt men evengoed door de tegenstander van God bedrogen. “Je bent vrij en kunt doen, wat je wilt”, is datgene, wat hij aan de mensen voor spiegelt. In werkelijkheid rennen de mensen, die zich niet tot God bekeren, het eeuwig verderf in.
Zeven ton haren – van vermoorden
De meeste indruk op mij maakte de zeven ton haren, waarvan men rond twee ton nog dagelijks bezichtigen kan. Dat waren in wezen de lange haren van meisjes en vrouwen, die vaak slechts enkele uren na het binnenkomen in het concentratiekamp Auschwitz-Birkenau in een van de gaskamers omkwamen. Na hun dood werden deze vrouwen en meisjes alles afgenomen, wat zij aan hun lichaam droegen – inclusief de haren. Deze werden afgeschoren, om het voor truien, stoffen enzovoorts te gebruiken. Zelfs het vet werd uit de haren gewonnen, om nog zeep daaruit te produceren. Zo pervers kunnen mensen zijn. Duizenden kinderschoenen, -kleding en -speelgoed vertellen als overblijfsels van de toenmalige tijd de geschiedenis van mensen, die onschuldig terechtgesteld werden.
Toen ik de lange haren zag – voor een deel waren er uit de laatste dagen van het kamp nog lange, gevlochten vlechten te zien -, moet ik aan 1 Korinthe 11 denken. Als dan voor de Nationaal Socialisten een leven in het algemeen niet telde, zo spreken deze lange haren toch van een speciale eer en heerlijkheid van deze vrouwen voor God. God heeft hen deze eer gegeven (1 Kor. 11:15) – Hij weet hen daarmee overeenstemmend te waarderen.
Waartoe mensen in staat zijn
Als men de gevangenis- en arbeidsmethoden van Auschwitz ziet, kan men niet begrijpen, waartoe de mens in staat is. Men vraagt zich af hoe mensen zo’n door haat vervulde mens als Adolf Hitler “achterna lopen” konden – en waarom er maar zo weinig gewaagd hebben, “neen” te zeggen.
Wij moeten onszelf niet beter voordoen. Als morgen een sterke man opstaan zal – en in de bijbelse profetie lezen we van een heerser in het weer herstelde Romeinse Rijk (Openb. 17:8; 13:1 en volgende) – dan zullen de mensen weer achter hem “aan rennen”. En in het zogenaamde Derde Rijk volgden helaas ook vele christenen de ideeën van Hitler, hoewel zij van het kwaad (tenminste in zekere mate) wisten. Zijn wij beter? Neen, in ons vlees steken dezelfde begeerten, zoals die in het Derde Rijk naar voren kwamen. Daartoe behoren twist, tweedracht (Gal. 5:20-21), moord (1 Petr. 4:15), list en kwaadaardigheid (Rom. 1:29) en ook het zoeken naar eer en erkenning. Als vandaag een “tweede Hitler” zou komen – hebben wij christenen uit de geschiedenis dan geleerd?
Op een plaats temidden van de KZ-gevangenis treedt de brutaliteit van het Hitler-regime heel bijzonder aan de dag. Daar was een tent van misschien een vierkante meter omvang. Om deze te “betreden”, moest men naar binnenkruipen. Hier “bewaarden” de Nazi’s arbeiders, die ze nog bijzonder straffen wilden. Na de dagelijkse arbeid moesten vier mannen deze tent delen – staand, de hele nacht, tot zij de volgende dag weer verder arbeiden “moesten”. De tent werd pas weer de volgende morgen geopend – om het even, of er ‘s nachts iemand gestorven was of niet. In een andere tent moesten 40 mannen in misschien 10-15 vierkante meter het uithouden. De luchttoevoer voor de hele tent was ongeveer 30 vierkante centimeter groot, waarbij deze kleine opening door een buitenliggend slot nog tot een heel klein gaatje gereduceerd werd. – Mensen zeggen: “Dat was de hel”.
Toch komt dat, wat in Auschwitz gebeurde, niet tot dat, wat de mensen op deze aarde nog te wachten staat. Nadat de verlosten volgens 1 Thessalonika 4 vers 15-18 door de Heer Jezus in de hemel opgenomen zullen zijn, zullen op deze aarde tijden komen, die werkelijk voorbeeldloos zijn: “Want dan zal er een grote verdrukking zijn, zoals er niet geweest is vanaf het begin van de wereld, tot nu toe, en zoals er ook nooit meer zijn zal” (Matth. 24:21**). De profeet Daniël deelt ons mee, dat de verdrukkingstijd in totaal zeven jaren duren zal (Dan. 9:27). Een dan weer regerende Romeinse keizer zal een verschrikkelijke despoot zijn, zoals er tevoren niet geweest is (Openb. 13:1-8; Dan. 7:7-8; 23-25). Ook de antichrist zal vele mensen op een wijze plagen, die onbeschrijfelijk zijn moet (verg. Openb. 13:11-17). Hoewel het ongelofelijk klinken mag: Dat, wat Auschwitz was en al onze voorstellingen aan gruwelijkheid te boven gaat, zal daardoor nog verder overtroffen worden.
De kwestie van een belijdenis
Als men als Duitser naar Auschwitz gaat, vraagt men zich af – ook als men nog jong is: Is er eigenlijk een morele medeschuld, die men alleen daarom draagt, omdat men Duitser en daarmee volksgenoot van hen is, die toen deze gruweldaden begaan hebben? Deze vraag bijbels te beantwoorden is niet gemakkelijk en valt buiten het kader van dit artikel. Alleen dit: Enerzijds is er een nationaal verschil “in Christus” niet meer (verg. Gal. 3:28). Toch blijven we, zolang wij op deze aarde zijn aan de scheppingsordening onderworpen en behoren in onze natuurlijke betrekkingen tot een volk. Het is mij ook opgevallen, dat Aristarchus eenmaal “een Macedoniër uit Thessalonika” genoemd wordt. Ook op een andere plaats worden personen met hun plaats van afkomst of land verbonden. Daarbij komt, dat Daniël (Dan. 9), Ezra (Ezra 9) en ook enkele Levieten (Neh. 9) zich de schuld van hun volk eigen maakten.
Een andere vraag is zeker nog belangrijker voor ons: Hoe gaan we met persoonlijke schuld en betrokkenheid om? We hebben als een generatie, die zulke politieke omstandigheden niet beleefd heeft, geen recht, over onze broeders en zusters van toen te oordelen. “Wie bent u, dat u de huisslaaf van een ander oordeelt? Of hij staat of valt, gaat alleen zijn eigen heer aan” (Rom. 14:4).
We weten van vele mensen, die met het oog op de toenmalige tijd gezegd hebben: “Wij hebben dat allemaal niet geweten”. Maar is dat mogelijk? Want in deze tijd verbood het Hitler-regime christelijke samenkomsten, die niet op de grondslag van een door de staat erkende bondsvergadering plaatsvonden. In deze tijd werden borden opgesteld: “Koopt niet bij Joden!” In deze tijd verdwenen vele joden, synagogen verbrandden, en de brandweer lette ten dele alleen daarop, dat geen naastliggende gebouwen door deze branden aangestoken werden. Het is zelfs voorgekomen, dat broeders in SS-uniformen samenkomsten bezochten en over wereldse dingen predikten. Een blik in de toenmalige christelijke maandtijdschriften toont, hoe zich ook christenen door de verschijning van Adolf Hitler verblinden lieten.
Interessant vind ik in dit verband een geschrift, dat mij jaren geleden in handen viel, die de titel draagt: “Was wird aus Europa werden?” (“Wat zal er van Europa worden?”). Dit werd geschreven door Arno C. Gaebelein, een in Duitsland (Greiz, Thüringen, tussen Plauen en Zwickau) geboren gelovige bijbelleraar, die in de VS woonde. Hij hoorde van de euforie (= is een extreem gevoel van vreugde) van vele Duitse christenen over Adolf Hitler en wilde in 1937 daarom de toestand van zijn geboorteland bezien. Aan het einde van dat jaar publiceerde hij zijn “Beobachtungen und Erfahrungen” (“waarnemingen en ervaringen”) daarover. In het jaar 1940 vatte hij dit in een boek als volgt samen:
Adolf Hitler en zijn ambities
“Uit de politieke chaos in Duitsland, toen daar een ernstige bedreiging van een interne, Bolsjewistische revolutie bestond, kwam een nieuwe leider naar voren. Adolf Hitler begon met een kleine vlam. Maar het duurde maar een korte tijd, tot hij grote macht bezat. Hij had een visie, en wel een van grote veroveringen. En hij was van een arische superioriteit overtuigd. Een andere keer toonde satan aan een mens de koninkrijken van de wereld en haar heerlijkheid. Hij drong er bij deze mens op aan veroveringen uit te voeren en een groot wereldrijk op te bouwen.
Hitler ontwikkelde zich tot een leider en openbaarde de wezenskenmerken van de meester die hij volgde. Op hem mag men verschillende Schriftplaatsen toepassen: “Hij slaat zijn handen aan wie vrede met hem had, hij ontheiligt zijn verbond. Zijn mond is gladder dan boter, maar zijn hart wil strijd; zijn woorden zijn zachter dan olie, maar het zijn getrokken zwaarden” (Ps. 55:21-22).
Bedwelmd door zijn succes strekt hij zijn arm uit, om nog meer veroveringen door te voeren (naar de CSSR, Polen, Denemarken, Noorwegen, Nederland, Frankrijk). Maar Hitler’s droom van een grote wereldheerschappij zal nooit waar worden! Hij zal geen succes hebben. Zijn nederlagen en zijn smadelijk falen zowel zijn ondergang zullen vroeg of laat komen!
Waarom ben ik hier zo zeker van? Omdat de Bijbel niets van een zoiets als een altijd durend groot Duits Rijk kent, dat aan het einde van onze tijd ontstaan zou. Ook openbaart de lamp van de profetie geen ander wereldrijk, dat de heerschappij verkrijgen zal, behalve één. Dat zal geen Franse of Britse zijn, maar het vroegere Romeinse wereldrijk, dat voor een korte tijd floreren zal. Het zal een rijk zijn, dat satan weer tot leven wekken zal door een van zijn uitverkoren instrumenten”.
Natuurlijk bewaren buitenstaanders een heldere blik op hen, die zich in zulke omstandigheden bevinden. Maar er waren immers ook in Duitsland christenen, die helder zagen. Dominee Wilhelm Busch behoorde tot deze groep van oprechten. Hij heeft later eens met het oog op deze tijd gezegd: “Als ik zo geroepen zou hebben, zoals ik zou hebben moeten roepen, zou ik vandaag hier niet staan”. Dat zei een man die in de tijd van Hitler niet gezwegen heeft en daardoor meermalen in de gevangenis geworpen werd. Hij beleed een schuld, die wel het allerminst op hem van toepassing was.
Wij willen daaruit voor ons vandaag leren. Wij worden niet opgeroepen, in deze wereld tegen sociale, culturele, religieuze of politieke misstanden te strijden en de straat op te gaan. Dat hebben de apostelen noch gedaan noch geleerd. Zij hebben ons opgedragen ons te onderwerpen aan de over ons gestelde overheden (Rom. 13:1). Maar zij hebben ook gezegd, dat wij God meer gehoorzamen moeten dan mensen, als wij tot daden opgeroepen worden, die uitdrukkelijk tegen Gods Woord gericht zijn (Hand. 5:29). Dat betekent dat men de waarheid van God niet opgeven mag, als druk van boven komt (verg. Openb. 3:11), en dat men zich ook dan over de armen ontfermen moet, als men daarvoor verachting of zelfs haat oogst (verg. Jak. 2:15-16; 1 Joh. 3:16-17). Dat is in vredestijd natuurlijk gemakkelijk geschreven; wij willen er toch aan denken.
Ook in onze tijd zijn er sommige algemene ontwikkelingen en bewegingen, die ons ertoe verleiden om in strijd met Gods Woord te handelen. In zulke gevallen willen we dat aan God en aan elkaar belijden, indien nodig ook in het openbaar. Het is altijd gemakkelijk zich achter anderen te verschuilen, die als leiders een bijzondere verantwoording voor hun doen dragen. Maar ieder van ons is zelf voor zijn doen verantwoordelijk en moet daarvoor rekenschap afleggen. Voor God kunnen we ons achter niemand verschuilen.
Maximilian Kolbe
Tot slot kan men aan de uiterst edele daad van pater Maximilian Kolbe niet voorbij gaan. Op 29 juli 1941 werd een gevangene in Auschwitz vermist – pas duidelijk later werd zijn lijk gevonden. Direct, nadat de gevangene vermist werd, kiezen de bewakers willekeurig enkele mannen uit, die in zijn plaats sterven moesten, daaronder een man met de naam Franciszek Gajowniczek. Toen hij van zijn verschrikkelijk lot (dood door geweer of strop) vernam, brak hij in luid weeklagen voor zichzelf en zijn gezin uit. Pater Kolbe vroeg daarop de dienstdoende commandant Karl Fritzsch, de plaats van Gajowniczek in te mogen nemen. Hij kwam eerst in de hongerbunker – een deel van de binnenste gevangenis – en werd toen op 14 augustus door een gifinjectiespuit vermoord, omdat hij en drie anderen in de hongerbunker nog niet gestorven waren.
Deze martelaars-daad van Kolbe is zeer groot – maar toch slechts een zwakke illustratie van dat, wat Jezus Christus gedaan heeft. De Zoon van God kwam vrijwillig op deze aarde, om aan het kruis van Golgotha te sterven. Alleen al de vernedering, dat God mens werd, is voor ons onnavolgbaar. Maar toen was Hij, die door Zijn volkomen gehoorzaamheid het recht had eeuwig te mogen leven, ook nog bereid te sterven. Hij nam niet alleen de lichamelijke dood op Zich, maar Hij heeft ook onze zondenschuld op Zich genomen. Wie nu tot Hem komt en Hem als Redder van de zonden aanneemt, wordt niet alleen voor een tijd van de fysieke dood gered, zoals Gajowniczek – hij stierf in 1995 -, maar ontvangt eeuwig leven en komt voor de eeuwigheid in de hemel. Zo geweldig groot is het werk, dat onze Heer volbracht heeft.
Uit: Folge mir nach, Manuel Seibel
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW