Voordat we de apostelen op hun reis vergezellen, laten we dan eerst opmerken hoe alles een keerpunt heeft gevonden. Zij gaan uit, niet van het vroegere joodse middelpunt, Jeruzalem, maar van een stad der volken, Antiochië. Dit is vol van betekenis. Jeruzalem en de twaalven hebben terrein verloren, wat uitwendig gezag en macht aangaat. De Heilige Geest roept Barnabas en Saulus tot het werk, bekwaamt hen daarvoor, en zendt hen uit buiten het rechtsgebied van de twaalven.
Deel 1: 32-814 n. Christus
Hoofdstuk 5 (vervolg I)
Saulus’ eerste zendingsreis omstreeks het jaar 48
Voordat we de apostelen op hun reis vergezellen, laten we dan eerst opmerken hoe alles een keerpunt heeft gevonden. Zij gaan uit, niet van het vroegere joodse middelpunt, Jeruzalem, maar van een stad der volken, Antiochië. Dit is vol van betekenis. Jeruzalem en de twaalven hebben terrein verloren, wat uitwendig gezag en macht aangaat. De Heilige Geest roept Barnabas en Saulus tot het werk, bekwaamt hen daarvoor, en zendt hen uit buiten het rechtsgebied van de twaalven.
De ruimte ontbreekt ons om elke bijzonderheid van de reizen mee te delen, die wij nu na zullen gaan. De Handelingen en de brieven vermelden ze. Wij geven niet meer dan een schets, en doen alleen sommige punten bijzonder uitkomen, ten einde de lezer in staat te stellen met vrucht de onderscheidene tochten te volgen van de grootste apostel en arbeider, die ooit geleefd heeft, de Heer natuurlijk uitgezonderd. Allereerst een woord over de reisgenoten van Paulus, en over hun punt van uitgang, Antiochië.
Barnabas was een tijdlang de trouwe reisgezel van Saulus. Hij was een Leviet van het eiland Cyprus. Reeds vroeg werd hij geroepen Christus te volgen, en “die een akker bezat, verkocht die en bracht het geld en legde het aan de voeten van de apostelen” (Handelingen 4:37). Zijn milddadigheid vergelijkende met het getuigenis dat de Heilige Geest van hem geeft, (“want hij was een goed man, en vol van de Heilige Geest en van geloof” (Handelingen 11:24) staat hij voor ons, als iemand van een liefelijk en uitstekend karakter. Zowel uit zijn vroege gehechtheid aan Saulus, als uit zijn hartelijke bereidheid om hem aan de andere apostelen aan te bevelen (Handelingen 9:27), maken wij de conclusie dat hij vrijer en ruimer van hart was dan zij, die in de bekrompenheid van het jodendom waren opgevoed; doch hij miste in het werk de beslistheid en degelijkheid van Saulus.
Johannes Markus was de zoon van een zuster van Barnabas (Kolosse 4:10). Zijn moeder was een zekere Maria, die in Jeruzalem woonde. Haar huis schijnt een vergaderplaats te zijn geweest voor de apostelen en de eerste Christenen. Toen Petrus uit de gevangenis was bevrijd, ging hij dadelijk naar “het huis van Maria, de moeder van Johannes, die ook Markus genoemd werd” (Handelingen 12:12). Men vooronderstelt, dat hij bij die gelegenheid door middel van Petrus bekeerd werd, omdat deze later van hem spreekt, als “Markus, mijn zoon” (1 Petrus 5:13). Markus was dus noch een apostel, noch een van de zeventig, en had ook niet de Heer vergezeld gedurende de tijd van van Zijn omwandeling. Maar wij mogen uit de mededelingen van de Schrift opmaken, dat hij verlangen had voor Christus te arbeiden, en zich daarom bij Barnabas en Saulus voegde. Later bleek het dat zijn geloof niet op de hoogte was van de moeilijkheden in het leven van een zendeling. “Paulus nu en zij die met hem waren, voeren af van Pafos en kwamen te Perge in Pamfylië; maar Johannes scheidde zich van hen en keerde terug naar Jeruzalem” (Handelingen 13:13). Men denkt dat Markus zijn evangelie geschreven heeft omstreeks het jaar 63.
Antiochië, de oude hoofdstad van het rijk van der Seleuciden, was gesticht door Seleucus I Nicator [Nicator, “de Overwinnaar” – Wikipedia], drie eeuwen vóór Christus [rond 358-281 vóór Chr. – Wikipedia]. Antiochië is de tweede stad na Jeruzalem in de vroegste geschiedenis van de kerk. Wat Jeruzalem tot nu toe geweest was voor de joden, dat werd nu Antiochië voor de volken. Het was een middelpunt, en besloeg voortaan een voorname plaats in de geschiedenis van de uitbreiding van het Christendom. Hier werd de eerste gemeente uit de volken gegrondvest, en hier ontvingen de discipelen ook het eerst de naam van “Christenen” (Handelingen 11:19-26). Hier ook ving onze apostel zijn openbaar dienstwerk aan.
Barnabas en Saulus, met Johannes Markus als hun dienaar, worden dan door de Heilige Geest uitgezonden. De joden, krachtens hun verbinding met de beloften van God, moesten het eerst het evangelie horen; maar wat op bijzondere wijze het begin van de arbeid onder de volken kenmerkt, is de bekering van Sergius Paulus. Tegelijk was hier een keerpunt in de geschiedenis van de apostel zelf. Zijn naam wordt van nu af van Saulus veranderd in Paulus; en het is niet meer “Barnabas en Saulus” maar omgekeerd “Paulus en die met hem waren”. Hij staat voorop; de anderen zijn alleen “met hem”. Maar de gebeurtenis heeft ook een typisch karakter. De stadhouder was blijkbaar een nadenkend, voorzichtig man, die de nood van zijn ziel gevoelde. Hij ontbiedt Barnabas en Saulus en verlangde het woord van God te horen. Doch Elymas, de tovenaar, weerstaat hen. Hij begreep zeer goed, dat als de stadhouder de waarheid aannam die Paulus verkondigde, het met zijn invloed aan het hof gedaan zou zijn. Hij probeert dus de stadhouder van het geloof af te keren. Paulus echter in het bewustzijn van de waardigheid en kracht van de Geest, staart hem aan, en in woorden van verpletterende verontwaardiging spreekt hij tot hem: “O gij, vol van alle bedrog en alle arglistigheid, zoon van de duivel, vijand van alle gerechtigheid, zult gij niet ophouden de rechte wegen van [de] Heer te verdraaien? En nu, zie, de hand van [de] Heer is op u, en gij zult een tijdlang blind zijn en de zon niet zien … En toen de stadhouder zag wat er gebeurd was, geloofde hij, verslagen over de leer van de Heer” (Handelingen 13:10-12). De grote kracht van God vergezelt het woord van Zijn dienstknecht, en het uitgesproken vonnis gaat ogenblikkelijk in vervulling. De stadhouder wordt overweldigd door de zedelijke heerlijkheid van wat er plaats vindt, en onderwerpt zich aan het evangelie. “Ik twijfel niet”, zegt iemand, “of wij zien in deze Bar-Jezus een beeld van de joden in deze tijd, voor een poos met blindheid geslagen omdat zij naijverig zijn op de werking van het evangelie. Ten einde de maat van hun ongerechtigheden te vervullen, verzetten zij zich tegen de prediking aan de volken. Hun toestand is geoordeeld. Als tegenstanders van de genade, en haar invloed op de volken zoekende te verhinderen, zijn zij met blindheid getroffen; maar slechts voor een tijd”.
Gedurende deze eerste zendingsreis onder de volken had een groot en gezegend werk plaats. Vergelijk Handelingen 13 en 14. Vele plaatsen werden bezocht, gemeenten gesticht, oudsten aangesteld, de vijandschap van de joden openbaar gemaakt, en de kracht van de Heilige Geest in het licht gesteld door de invloed en de voortgang van de waarheid. Te Lystre kwam het Christendom voor het eerst te staan tegenover het heidendom; maar overal triomfeerde het evangelie, en de onderscheidene gaven van Paulus als arbeider komen op het heerlijkst aan het licht. Hetzij hij spreekt tot de joden die de Schrift kennen, of tot onwetende barbaren; hetzij hij staat voor beschaafde Grieken of voor het woedende gepeupel, hij bewijst overal en altijd dat hij “een uitverkoren vat” is, door God Zelf toebereid voor het grote werk.
Antiochië in Pisidië verdient afzonderlijke vermelding om hetgeen daar in de synagoge voorviel. Hoewel er veel overeenkomst is tussen Paulus’ toespraak en die van Petrus en Stefanus, welke ons in vroegere hoofdstukken van de Handelingen zijn meegedeeld, zo ontdekken wij toch in die van Paulus enige trekken, die hem bijzonder eigen zijn. De verzoenende strekking die hij in zijn woorden legt; de wijze waarop hij Christus invoert; en zijn onomwonden verklaring dat men gerechtvaardigd wordt door het geloof alleen, vormen het type van zijn latere toespraken en brieven. Niemand van de heilige schrijvers spreekt over de rechtvaardiging door het geloof zoals Paulus dit doet. Zijn slotwoord in de synagoge van Antiochië is een geliefkoosde tekst geworden voor alle evangeliepredikers in alle eeuwen. In weinige woorden stelt hij voor het heil van allen, die Christus aannemen, en de rampzaligheid van die Hem verwerpen, tevens bewijzende, dat, waar het Christus geldt, geen middenweg of onzijdigheid bestaat. “Zo zij u dan bekend, mannen broeders, dat door Hem u vergeving van zonden verkondigd wordt; en dat van alles waarvan gij niet gerechtvaardigd kondt worden in de wet van Mozes, in Hem een ieder die gelooft, gerechtvaardigd is. Ziet dan toe, dat u niet overkomt wat gezegd is in de profeten: ‘Ziet, gij verachters, en verwondert u en verdwijnt; want Ik werk een werk in uw dagen, een werk, dat gij geenszins zult geloven, als iemand het u verhaalt’” (Handelingen 13:38-41).
Hun zending vervuld hebbende, keren zij naar Antiochië in Syrië terug. Toen de discipelen hoorden wat de Heer gedaan had, en dat de deur van het geloof voor de volken geopend was, konden zij alleen Zijn heilige Naam prijzen.
De uitwerking van Paulus’ eerste reis op de discipelen te Jeruzalem leidde tot een grote crisis in de geschiedenis van de kerk. De naijver van de farizeese geest werd zó gaande gemaakt, dat, reeds in dit vroege tijdperk van de kerkgeschiedenis, een scheuring dreigde te ontstaan tussen Jeruzalem en Antiochië. God echter had in genade de overhand, en de zaak werd gelukkig vereffend. Maar de dweepzucht van de bekeerde joden was bovenmatig. In de gemeente te Jeruzalem verbonden zij nog de eisen van de wet met het Christendom; en te Antiochië zochten zij diezelfde eisen te doen gelden ten opzichte van de gelovigen uit de volken.
Enige joodsgezinde Christenen waren afgekomen van Judéa naar Antiochië, en leerden aan hen die uit de heidenen bekeerd waren, dat, zo zij niet besneden werden naar de wijze van Mozes, zij niet konden worden behouden. Paulus en Barnabas hadden niet weinig redetwist en strijd met hen; doch daar de zaak van te groot gewicht was om beslist te worden door het apostolisch gezag van Paulus of door een besluit van de gemeente te Antiochie, kwam men overeen, dat Paulus en Barnabas met enige anderen zouden opgaan naar Jeruzalem, om de kwestie voor te leggen aan de apostelen en oudsten aldaar. Het spreekt vanzelf dat Paulus en Barnabas, die het meest werkzaam geweest waren om het Christendom onder de volken te verbreiden, in de eerste plaats verkoren werden om het oordeel van de Jeruzalemse vergadering in te winnen. Zo komen wij tot Paulus’ derde bezoek aan Jeruzalem omtrent het jaar 50.
Wordt D.V. vervolgd.
Geplaatst in: Christendom, Gemeente
© Frisse Wateren, FW